De nood en verlorenheid van mensen raken hem. Als wijkpastor in Almere Poort wil Markus Zeldenrust (50) niet alleen voedsel en kleding uitdelen, maar ook wijzen op het levende Brood. „Evangeliseren en het tonen van barmhartigheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.”
Het Poorthuis, zo heten zeven aaneengesloten woningen aan het Merlijnplantsoen in Almere Poort. Er wonen drie gezinnen, naast enkele jongeren (soms met een kindje) die gebruikmaken van een plek voor tijdelijke opvang. De benedenverdiepingen van twee woningen zijn samengetrokken en vormen een ontmoetingsruimte voor de wijk.
In de ene hoek staan rode kratten opgestapeld, die wekelijks gevuld worden voor afnemers van de voedselbank. In een andere hoek springt tweedehandskleding in het oog. Een Bijbelbox bevat Nieuwe Testamenten in diverse talen. In de keuken zijn drie vrijwilligers, onder wie twee vrouwen met een vluchtelingenachtergrond, in de weer.
Via de achterdeur loopt wijkpastor Markus Zeldenrust binnen. Hij behoort samen met zijn vrouw, Marianne, en hun vier kinderen tot de hoofdbewoners van Het Poorthuis. Deze zaterdag spreekt hij tijdens de inspiratiedag Mission Refresh in Almere, georganiseerd door onder meer Evangeliestek, over ”De buurt en de kansen van missionair diaconaat”.
Zendingswerk
In 2000 verhuist Zeldenrust met zijn gezin van Hilversum naar Almere Stad, omdat de woningen daar goedkoper zijn. „Het beviel ons al snel goed: een mooie groene stad, met veel speelplekken voor de kinderen.” Hij werkt op dat moment in de gezondheidszorg, maar oriënteert zich samen met zijn vrouw ook op mogelijkheden voor zendingswerk.
„We dachten vooral aan het buitenland, maar ontdekten dat Almere, waar minder dan 3 procent van de bevolking een kerk of gemeente bezoekt, ook een enorm zendingsveld is. In 2003 ervoeren we een duidelijke roeping om onze banen op te zeggen en fulltime voor God te gaan werken in Almere.” Het is een „spannende stap” voor het gezin, dat in die tijd is aangesloten bij een evangelische gemeente. Voor hun inkomen worden ze afhankelijk van een vriendenkring.
Zeldenrust gaat de straat op om contact te leggen met jongeren. Binnen een jaar krijgt hij een functie bij een missionair jongerencentrum van Youth for Christ in Almere. „Daar kwamen al snel zo’n 400 jongeren, met allerlei problematieken. Het centrum was zeven dagen per week open.”
Als hij enkele jaren als jongerenwerker actief is, krijgt Zeldenrust een „zware burn-out”, terwijl zijn vrouw in dezelfde tijd ernstig ziek is. Na een periode van herstel gooien ze het roer om. „We kregen een verlangen om iets te gaan doen in Almere Poort, waar de eerste 2000 mensen woonden. Verder was het nog een grote zandvlakte. In dit nieuwe stadsdeel was ruimte voor nieuwe ideeën.”
Pionieren
Zeldenrust komt in contact met André Meulmeester en Bert Noteboom van christelijke gemeente De Wegwijzer. „Die gemeente had de visie om in elk stadsdeel in Almere missionair werk te starten. De ideeën die ik had, bleken voor 95 procent te passen in hun beleidsvisie. In juni 2013 ben ik voor De Wegwijzer gaan pionieren in Almere Poort.”
Zijn eerste activiteit is een Vakantie Bijbel Club (vbc), in de zomer van 2013. „Na gebed en overleg met Bert Noteboom liep ik een van de scholen in Poort binnen en vroeg de directeur, die geen christen was, of ik het gebouw in de vakantie mocht gebruiken. Hij zei: „Er gebeurt hier nog helemaal niets voor kinderen, ga je gang.” Na vijf minuten stond ik buiten met de sleutel en de alarmcode.”
Zo’n 25 kinderen uit de wijk bezoeken de vbc. „Aan het eind van de week belde een moeder me op met de vraag of ze zondag naar de kerk kon komen. We hebben haar met haar twee kinderen opgehaald en zijn samen naar de dienst van De Wegwijzer in Almere Buiten gegaan.”
Vanaf september 2013 komt het missionaire werk in het stadsdeel Poort in „een stroomversnelling”. Het jaar daarop verhuist Zeldenrust naar Het Poorthuis. De Wegwijzer huurt intussen de ontmoetingsruimte van deze locatie voor haar wijkactiviteiten.
Sinds 2017 is Zeldenrust voor 50 procent wijkpastor in Almere Poort. De overige 50 procent werkt hij als stadscoördinator voor Wegwijzer Care. „De naar buiten gerichte diaconale activiteiten van De Wegwijzer zijn in heel Almere zo gegroeid dat dit voor de kerkenraad niet meer behapbaar was. Daarom is deze stichting opgericht, waarbij ook andere kerkelijke gemeenten zijn aangehaakt.”
Wat typeert het stadsdeel Almere Poort?
„De wijk is de laatste tien jaar enorm gegroeid, telt inmiddels 23.000 inwoners en zal doorgroeien naar 30.000, met allerlei verschillende culturen. Het is een schitterende wijk, maar tegelijkertijd is er veel nood die je aan de buitenkant niet direct ziet. Er zijn veel eenoudergezinnen. Dit stadsdeel scoort ook hoog als het gaat om armoede en huiselijk geweld.”
Wat kunt u hier als wijkpastor betekenen?
„Ik werk samen met veel vrijwilligers. Wekelijks komen bij onze voedselbank 143 huishoudens producten halen. We hebben ook een kledingbank en helpen mensen bij hun administratie, met onder anderen budgetmaatjes en schuldhulpmaatjes. Daarnaast zijn er activiteiten zoals een seniorengroep, een koffie-inloop en een handwerkochtend. We bieden een luisterend oor en, wanneer mensen dat willen, bidden we met hen. In 2017 werden in deze ontmoetingsruimte de eerste diensten gehouden. Tegenwoordig komen we op zondagmiddag met zo’n veertig personen bijeen in een school.”
Hoe ziet u de verhouding tussen diaconaal en missionair werk?
„In de eerste regel van het beleidsplan van Stichting Care noemen we bewust de naam van de Heere Jezus. Ons doel is mensen van A naar Beter te helpen, door letterlijk brood uit te delen. Tegelijk dromen we ervan dat iedereen de weg van Beter naar de Heere Jezus vindt en willen we ook het levende Brood uitdelen.
Op het aanmeldingsformulier voor de voedselbank staat dat we een christelijke organisatie zijn. Mensen kunnen daarop ook aangeven of ze een Nieuwe Testament willen ontvangen. Als iemand dat niet wil, respecteren we dat. We steken onze identiteit niet onder stoelen of banken, maar dringen die ook niet op. Als de inloop om vier uur ’s middags opengaat, beginnen we met gebed. Wie daar niet bij wil zijn, kan tien minuten later komen. Maar het mooie is dat het om vier uur juist heel druk is, ook met bezoekers die geen christen zijn.”
Welk advies hebt u voor kerkelijke gemeenten die van betekenis willen zijn voor hun omgeving?
„Missie begint in je hart. Als ik op een basisschool kom, bijvoorbeeld om les te geven over armoede of over de christelijke feestdagen, hoor ik verhalen van de kinderen. Over een vader die zijn vrouw mishandelt, over een broer die is doodgestoken en een oom die is neergeschoten. De nood van deze kinderen raakt me diep, maar wat me het meest raakt, is dat ze allemaal opgroeien zonder de Heere Jezus.
De Heere Jezus was bewogen met de schare omdat Hij hen zag als schapen zonder herder. Als de nood en verlorenheid van mensen je hart niet raken, kun je van alles organiseren, maar is het vooral een soort actie. Dan kun je zeggen: We hebben één keer per week een inloop of organiseren vier keer per jaar een diner voor minima, en daarmee kunnen we afvinken dat we als gemeente missionair zijn. Maar als je bewogenheid hebt, proeven mensen dat. En dan wil je hen niet alleen van A naar Beter helpen, maar heb je ook het verlangen om het levende Brood uit te delen.”
Hoe kan een gemeente daar concreet handen en voeten aan geven?
„Je moet zoeken wat passend is op de plek waar je bent. Wat raakt je en wat kun je vervolgens bieden? De ene gemeente gaat eenzamen bezoeken, de andere voedselpakketten uitdelen.
In veel gemeenten gaan op zondag de bloemen uit de kerk naar een ziek gemeentelid. Ooit zei ik tegen een gemeente: „Zet voortaan twee bossen bloemen voorin de kerk en vraag wie de tweede namens de kerk wil brengen bij iemand buiten de gemeente, bijvoorbeeld een buurman of collega.” Voor gemeenteleden bleek dat een opening te bieden om bij hun buren de kerk ter sprake te brengen. Door zulke contacten zijn uiteindelijk drie mensen tot geloof gekomen en lid geworden van de kerk. Dat begon heel eenvoudig met het brengen van een bos bloemen.
Een ander advies is: als je met iets begint, denk dan meteen na over een vervolgstap. Ik ken een gemeente die op een school in de wijk elke ochtend een gratis ontbijt ging geven aan gezinnen die krap bij kas zitten. Dat is een prachtige kans om contacten te leggen, om mensen met de Heere Jezus in aanraking te brengen. Misschien kun je behalve het verstrekken van een ontbijt ook een kinderbijbelclub beginnen of de ouders vragen of ze belangstelling hebben voor een cursus Wegwijs in de Bijbel.
Ik zie aan de ene kant gemeenten die sterk de nadruk leggen op diaconaat, het betonen van barmhartigheid, terwijl bij andere het accent vooral op evangeliseren ligt. Maar die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wie evangeliseert, moet ook barmhartigheid tonen, en je kunt geen barmhartigheid tonen zonder het Evangelie te delen. Als die twee samen opgaan, liggen er grote kansen.”