Waarom scholier worstelt met wiskunde
Het is beroerd gesteld met het rekenniveau van middelbare scholieren. Een van de oorzaken? Het basis- en voortgezet onderwijs spreken niet dezelfde wiskundetaal.
Zo’n driekwart van de leerlingen in het vmbo-basis/kader haalt aan het einde van klas twee referentieniveau 1F niet – de standaard die minimaal 85 procent van de leerlingen aan het einde van de basisschool zou moeten hebben. Dat bleek dinsdag uit een rapport van de onderwijsinspectie, die onderzoek deed onder tweedeklassers in schooljaar 2021-2022. Van de havo- en vwo-leerlingen voldoet 20 procent aan het einde van het tweede leerjaar niet aan niveau 2F. Bij het beheersen daarvan hoort het aflezen van een meetinstrument zoals een liniaal en maten omrekenen, bijvoorbeeld van centimeters naar millimeters.
De inspectie vreest dat het deze leerlingen niet lukt op school de achterstand in te halen. Dat zorgt tijdens hun schoolloopbaan, en ook later voor problemen.
Tafels
Arie van Rosmalen, docent wiskunde op de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem, merkt dat het bij de instroom vanuit de basisschool niet altijd goed gaat. „Sommige leerlingen kennen het rijtje van kilometer naar millimeter niet eens. Dat vind ik eerlijk gezegd een blamage.”
Achterstanden ontstaan vaak al op de basisschool, is ook de ervaring van Mirjam Boersema, vmbo-kerndocent op de Pieter Zandt scholengemeenschap in Kampen. „Wij zien leerlingen met een te laag niveau binnenkomen. Het gaat dan om achterstanden in de basisvaardigheden van het rekenen, zoals de tafels, breuken en procenten.”
Boersema, die tien jaar in het basisonderwijs werkte, merkt dat er in het primair onderwijs soms weinig aandacht is voor de basis. „Met name het automatiseren –uit het hoofd leren van bijvoorbeeld tafels– is verminderd.” De docent wijst erop dat methodes voor een aanzienlijk deel gericht zijn op verhaaltjessommen. „Maar als er geen fundament is aan basisvaardigheden, wordt het lastig daarop te bouwen.”
Er is onvoldoende aansluiting tussen het basis- en voortgezet onderwijs als het gaat om rekenen en wiskunde, constateert de inspectie. „Scholen voor basis en voortgezet onderwijs spreken inderdaad vaak niet dezelfde wiskundetaal”, reageert Marc van Zanten. De curriculumexpert rekenen en wiskunde bij SLO, het landelijk expertisecentrum voor curriculumontwikkeling, is betrokken bij een voorstel voor de herziening van de landelijke kerndoelen rekenen-wiskunde.
Abstract
Dat beide onderwijsvormen niet optimaal op elkaar aansluiten komt onder meer door de verschillende wiskundetaal die onderwijsgevenden gebruiken. Van Zanten: „Op de middelbare school spreken leraren bijvoorbeeld over decimale getallen, op de basisschool over kommagetallen. Dergelijke zaken hebben we daarom aangepakt bij de herziening van de kerndoelen.”
Ook Wim Caspers, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren, pleit voor meer inhoudelijk contact tussen basis- en middelbare scholen. „De ene scholier leert op de basisschool al abstract wiskundig te denken. Op andere scholen gebeurt dat niet. Dergelijke verschillen zijn lastig gelijk te trekken. Hoe meer beide onderwijssoorten met elkaar in gesprek gaan over de inhoud van het vak, hoe beter. Gelukkig gebeurt dat ook steeds meer.”
Ook corona en het lerarentekort spelen een rol in de ondermaatse rekenresultaten. Van Zanten: „Sommige scholen bieden het onderdeel rekenen bijvoorbeeld apart aan. Omdat wiskundedocenten schaars zijn, staat dan een docent van een ander vak voor de klas. Dergelijke zaken helpen natuurlijk niet mee om het niveau op te krikken.”