God redt Oekraïne
We verliezen maar al te gauw onze belangstelling voor Oekraïne zodra ander nieuws de aandacht vraagt.
De zevenjarige Artem maakte ter gelegenheid van zijn eerste kerstfeest in oorlogstijd een tekening waar hij boven schreef: „God redt Oekraïne.” Wellicht hebt u die tekening gezien. De stichting Kom over en Help verspreidde haar in Nederland. Rechtsboven zien we zijn vaderland met een vliegtuig, een tank, een soldaat met een mitrailleur in de ene en de Oekraïense vlag in de andere hand. Daaronder tekende Artem de stal van Bethlehem: het Kind in de kribbe, een os, een ezel, een schaap en een ster. Zo bracht hij de kerstgeschiedenis en de noodsituatie in zijn vaderland bij elkaar op één plaatje.
Artem heeft het goed gezien, want het hoort bij elkaar: de dreiging van oorlogsgeweld, de slachtoffers van bombardementen, de gesneuvelde soldaten in de loopgraven, de gezinnen die hun vader moeten missen omdat die maar niet met verlof komt of nooit meer terugkomt. De martelende onzekerheid over hoe het verder moet en… het Kind Jezus in de kribbe, God met ons.
Wij kunnen alleen maar uit de verte vermoeden hoe aangrijpend de oorlog is voor al die kinderen zoals Artem. We kunnen niet genoeg bidden voor hen en voor hun ouders. Wat doet het inmiddels met ons? Twee jaar geleden werd heel Europa opgeschrikt door een oorlog waarvan al dan niet vermeende deskundigen bij hoog en bij laag hadden beweerd dat die er niet zou komen. Conventionele oorlogsvoering op het Europese continent was toch achterhaald? We weten nu wel beter. Defensiebudgetten schieten omhoog, de droom van ”nooit meer oorlog” is wreed verstoord.
Kerken reageerden op hun eigen wijze: met voorbede en concrete hulpverlening. Vrijwilligers zamelden hulpgoederen in. Vluchtelingen werden opgevangen in gastgezinnen. Er is gezocht naar plekken waar de ontheemden samen konden bidden en in veel kerkdiensten werden preken en gebeden vertaald. Her en der is iets beleefd van voluit christelijke verbondenheid.
Maar hoe is het nu? Er treedt zo gemakkelijk gewenning op, waarbij we als vanzelfsprekend accepteren dat Oekraïne nog steeds voor ons als stootblok fungeert. Bij recente verkiezingen kreeg een politicus die Oekraïne keihard wil laten vallen ongekend brede steun. We zijn in Nederland kennelijk niet beter dan de Amerikaanse kiezers die zich achter Trumps ”America first” scharen. We verliezen maar al te gauw onze belangstelling zodra ander nieuws de aandacht vraagt. Kunnen we dan de hele wereld op onze nek nemen? Nee, maar kijken we nog weleens om naar de opvanggezinnen en vragen we hoe het daar nu gaat? En verliezen onze gebeden niet aan spankracht en intensiteit? Blijven we geloven dat bidden helpt? Proberen we ons nog steeds in te leven wat dat dappere volk moet doorstaan (waarbij we de Russische gezinnen niet vergeten waar zoveel mannen en zonen zijn geronseld om als kanonnenvoer te dienen in de modder van de Donbas)?
Hoe zou het met Artem zijn? Heeft hij nog een vader? Staat zijn ouderlijk huis nog overeind? Vooral: mag hij leven uit het geloof dat de Heere bij hem is en dat niet de tiran Poetin het laatste woord heeft? God vergeet Oekraïne niet; laten wij dat ook niet doen.
De auteur is emeritus hoogleraar gereformeerde spiritualiteit.