Steeds meer senioren zijn in bezit van een rijbewijs, blijkt uit woensdag gepubliceerde CBS-cijfers. Komt daardoor de veiligheid op de weg in het gedrang?
„Waarom zou je achter de geraniums wegkruipen?” vraagt verkeerspsycholoog Gerard Tertoolen zich af. Hij vindt het een „goede zaak” dat mensen „heel lang mobiel blijven.” En Tertoolen wil oudere automobilisten „beslist niet als structurele brokkenmakers” in een hoek zetten. „Ik zie jonge chauffeurs geregeld gevaarlijke inhaalacties uitvoeren en denk dan: het zou geen kwaad kunnen als jij nog een paar extra rijlessen volgt.”
Toch laat dit alles onverlet dat er wel degelijk risico’s kleven aan het feit dat in Nederland steeds meer senioren de auto pakken, signaleert Tertoolen. Het aantal rijbewijsbezitters van 65 jaar en ouder steeg afgelopen tien jaar met bijna 45 procent. Inmiddels is bijna een kwart (2,8 miljoen mensen) van de autorijbewijsbezitters de 65 gepasseerd.
Sommige automobilisten op leeftijd kunnen „minder goed meekomen”, constateert Tertoolen. „Van bijvoorbeeld 75-plussers kan het gezichts- en gehoorvermogen achteruit gaan. Ze reageren minder snel en hebben in complexe verkeerssituaties minder overzicht. Denk aan het veel moeten invoegen op drukke snelwegknooppunten.”
Dode hoek
Spookrijders blijken nogal eens hoogbejaarde automobilisten, weet de verkeerspsycholoog. „In bijvoorbeeld slechte weersomstandigheden nemen ze dan per ongeluk de verkeerde oprit. Dat soort fouten brengt uiteraard heel grote veiligheidsrisico’s met zich mee.”
Problematisch is dat oudere chauffeurs hun rijvaardigheden nogal eens overschatten, signaleert hij. „Als mensen al heel lang hun rijbewijs hebben, vinden ze dat ze het op de weg best goed doen. Maar een auto besturen is best een gecompliceerde taak. Je hele lichaam doet mee. Je moet bijvoorbeeld over je schouder kijken om de dode hoek in de gaten te houden. Zo’n handeling kan senioren minder makkelijk af gaan.”
De verkeerspsycholoog merkt dat automobilisten op leeftijd zichzelf al beperkingen opleggen. „Ik hoor van nogal wat ouderen dat ze alleen nog de weg op gaan in eigen omgeving in Zeeland of Gelderland en dat ze niet meer met de auto naar drukke plaatsen zoals Rotterdam rijden. Dat vind ik een goede zaak.”
Het is „absoluut” waar dat senioren vaak voorzichtig rijden, beaamt Tertoolen. Maar al te grote behoedzaamheid kan verkeerd uitpakken, waarschuwt hij. „Als mensen te langzaam rijden, zitten automobilisten achter hen zich op te vreten en gaan zij onverantwoorde inhaalacties uitvoeren. Mijn advies zou zijn: heb wat meer begrip voor de grijze krullenbol voor je, voor je het weet ben je er zelf één. Maar ik vrees dat mijn raad aan dovemansoren gericht is. Veel mensen willen graag het gaspedaal indrukken.”
Lastig en gevoelig zijn situaties waarbij een bejaarde chauffeur hoe dan ook wil blijven rijden, terwijl omstanders zich zorgen maken over diens vaardigheden. „Het gebeurt heel weinig dat huisartsen hun zorgen over oudere automobilisten melden bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Intussen is het gevaarlijk dat een oudere met bijvoorbeeld een ernstige kwaal toch de weg op gaat.”
Minder alert
In zijn algemeenheid geldt dat automobilisten minder alert worden naarmate ze ouder worden, zegt oud-politieman Jan Labruyère (67). Hij werkte tientallen jaren bij de verkeerspolitie in Zeeland en analyseerde tal van ernstige verkeersongevallen. „Ik merk dat oudere mensen in landelijk gebied best veel moeite kunnen hebben met meer prikkels in het verkeer in stedelijke omgeving. Denk aan de veelheid aan verkeersborden daar.” Ook Labruyère wil ervoor waken elke oudere over één kam te scheren. „Bij sommige 80-plussers stap ik vol vertrouwen in.”
Veel bejaarden zetten tijdig een punt achter hun autorijdend bestaan, is de indruk van Labruyère. „Dan hoor ik iemand op hoge leeftijd zeggen: „Ik heb laatst een aanrijding gehad, ik ga mijn auto verkopen.” Maar het kan ook anders. „Een oudere automobilist uit mijn omgeving reed eens op een smalle weg een bus tegemoet. Hij schampte met zijn spiegel de bus. Later echter ontkende de man dat min of meer. Zo’n man vertoont dan als het ware vluchtgedrag. Dat vind ik zorgelijk. Het kan leiden tot gevaarlijke toestanden in het verkeer.”
Slaperigheid
Labruyère wijst erop dat bijvoorbeeld senioren doorgaans vaker en meer medicijnen slikken. Die medicaties kunnen bijvoorbeeld hun alertheid aantasten en slaperigheid veroorzaken. „De ene oudere redeneert: ik voel me niet helder, dus ik ga niet rijden. De andere gaat toch de weg op, bijvoorbeeld naar zijn ziekenhuisafspraak, met alle gevaren van dien.”
Problematisch kan zijn dat auto’s steeds meer voorzien zijn van allerlei digitale snufjes. De veelheid aan functies kan senioren in verwarring brengen, vreest Labruyère. „Op mijn achttiende reed ik in een Kever. Ik had de beschikking over het stuur, de voetpedalen, de schakelpook, de ruitenwisser en de lichtschakelaar. Dat was het wel zo’n beetje. Nu kan ik in mijn auto via een touchscreen tal van moderne mogelijkheden inschakelen. Denk aan adaptive cruise control, die regelt dat de auto zelf afremt als die te dicht in de buurt komt van een weggebruiker. Sommige senioren pikken dat soort nieuwe toepassingen uitstekend op, maar anderen kunnen er tijdens het rijden flink door worden afgeleid.”
Labruyère benadrukt dat het CBR niet over één nacht ijs gaat in zaken rond twijfels over iemands rijvaardigheid. „Het CBR moet eerst een dossier hebben en doet onderzoek. Als een oudere niet in de politiesystemen staat vanwege bijvoorbeeld een verkeersongeval, zal het CBR iemands rijbewijs niet zomaar ongeldig verklaren. Kleinkinderen kunnen denken: opa kan beter niet meer achter het stuur stappen. Maar als opa wil blijven rijden, kan er ruzie ontstaan. Mogelijk kan een verstandige wijkagent met hem om tafel. Die agent kan hem plaatjes van verkeersborden voorhouden. Weet opa nog wat dat bord betekent?”