Atheïst Richard Dawkins evangelist tegen wil en dank
De notoire atheïst Richard Dawkins als wegwijzer naar het christendom. Tegen wil en dank. Wie had dat ooit kunnen denken?
Het begint met een opmerkelijke ontdekking van de Britse theologen Denis Alexander en Alister McGrath. Ze spreken in hun omgeving verschillende hoogopgeleiden die christen zijn geworden door de invloed van zogeheten ”nieuwe atheïsten”, onder wie Richard Dawkins, Sam Harris, Daniel Dennett en Christopher Hitchens.
Deze hoogst merkwaardige constatering is het begin van een zoektocht van beide theologen. Er blijken talloze gevallen te bestaan van mensen die zo vanuit het atheïsme de weg naar het christendom hebben gevonden. Beide Britse theologen hebben twaalf van deze levensgeschiedenissen uit vijf landen gebundeld in hun boek ”Coming to faith through Dawkins” (2023).
Het boek is allerminst bedoeld als persoonlijke aanval op Dawkins. Integendeel, verschillende auteurs van de gebundelde essays voelen „de behoefte om Dawkins te bedanken voor zijn rol in hun zoektocht naar waarheid”. Het sarcasme druipt ervan af.
Omgekeerde beweging
De nieuwe atheïsten zullen deze bekeringen tot het christendom het liefst onder de tafel vegen. Zij laten bij voorkeur de omgekeerde beweging zien, zoals Dennett in het boek ”Caught in the Pulpit” (2015). Van predikanten die niet meer geloven wat ze „behoren te geloven”, maar die voor hun broodwinning toch de kansel blijven beklimmen.
„Dat zijn er opmerkelijk veel”, schrijft Dawkins in het voorwoord. De Oxfordse evolutiebioloog heeft de namen van 500 van dergelijke predikanten verzameld. En het is nog maar „het topje van de ijsberg”. Hij kan hen goed begrijpen; ze krijgen immers voorgeschreven wat ze verplicht moeten geloven. „Ze mogen niet eens zelf nadenken, of ze moeten dat geheimhouden”, fulmineert de hoogleraar.
De theologische opleidingen van vandaag de dag spelen de nieuwe atheïsten meestal in de kaart. De oorzaak van de geloofsafval van een predikant begint in de meeste gevallen door het vrijzinnige klimaat op seminaries en andere predikantenopleidingen, constateert Dennett.
Hypocriet
Een docent, ”Beatrice”, laat weten dat de meeste studenten ‘rechts’ binnenkomen met orthodoxe opvattingen over de inspiratie en de historiciteit van de Bijbel. „Maar de historisch-kritische methode vertelt hun algauw dat dit niet het geval is. Deze geschriften zijn opgetekend in die tijd door verschillende auteurs, en de geschiedenis van Adam en Eva is een mythe en heeft zo niet plaatsgehad.”
Aanvankelijk proberen de studenten hun oorspronkelijke opvattingen te combineren met het universitaire onderwijs. Een student, Bill, laat weten dat de literair-kritische theorieën van Paul Tillich en Rudolf Bultmann, die hij moest leren op het seminarie, hem in de richting van het atheïsme duwden. Hij kreeg daardoor „een bredere blik op de theologie”. „En zo doen ze hun eerste stapjes in een wereld van systematische hypocrisie die hen bijblijft in de rest van de tijd die ze slijten in hun carrière als geestelijke”, constateert Dennett.
Ze verlaten de theologische opleiding meestal door de ‘linkerdeur’, schrijft Dennett. Het geloof in Bijbelse waarheden, zoals een schepping in zes dagen, de maagdelijke ontvangenis en geboorte van de Heere Jezus, Zijn opstanding en hemelvaart, een laatste oordeel, hemel of hel, zijn ze in de loop van de studieperiode kwijtgeraakt. Bill: „Elk overblijfsel van het bestaan van God dat ik nog had, verdween. Vanaf die tijd kon ik, wanneer ik alleen was, letterlijk zeggen: Ik ben een ongelovige. Ik ben een atheïst.” Ten slotte bereiken deze geestelijken het stadium dat ze God beschouwen als misvatting. En ze keren de kerk de rug toe.
Sluisdeuren
Dawkins juicht dit van harte toe. „Ik hoop dat de sluisdeuren spoedig helemaal open zullen gaan.” Hij hoopt dat velen de moed zullen krijgen om het voorbeeld van hun collega’s „die het licht hebben gezien”, zullen volgen en „uit de donkere schaduw van de preekstoel zullen stappen”.
Mensen die ondanks alles toch in God geloven, zijn „gestoord, misleid, bedrogen en zelfbedriegers”, en hun intellectuele vermogens zijn aangetast door een „besmettelijk en kwaadaardig Godvirus”, beweert Dawkins in zijn boek ”The God Delusion” (2006). God is een „drogbeeld”, het christelijk geloof „infantiel”, een „blind vertrouwen, zonder bewijs”, christenen hebben „alle contact met de werkelijkheid verloren” en hun kinderen worden door hun ouders „geïndoctrineerd”.
Nonsens
Alister McGrath vraagt zich in zijn boek ”The Dawkins Delusion?” (2007) af of Dawkins mogelijk zelf in zijn verstand niet is aangetast door een anti-Godvirus. „Maar ik ben niet van plan om zulke ongeloofwaardige nonsens op te schrijven.”
De Oxfordse theoloog signaleert dat religie door de „dogmatische zelfverzekerdheid” van agressieve atheïsten „voortdurend en stelselmatig” in ongunstig daglicht wordt gezet. „De nieuwe atheïsten voeren een heilige oorlog tegen het heilige.” Maar hun argumenten snijden geen hout. „De wetenschap kan de grote vragen van het leven niet met enige zekerheid beantwoorden.” Hun atheïstisch wereldbeeld is „hopeloos en onvruchtbaar”. Hun retoriek is „leeg”, hun wetenschap „armelijk”, hun opvatting van wetenschap „mythologisch” en hun visie op de mens en zijn spiritualiteit „misplaatst”.
Verder is 50 procent van de wetenschappers religieus, constateert socioloog Elaine Ecklund in haar boek ”Science vs. Religion” (2012). Alexander en McGrath: „Atheïsten kunnen de wetenschap dus niet claimen als hun specifieke en exclusieve domein van kennis of wereldbeeld.”
Het lijkt raadselachtig hoe Dawkins en zijn kompanen met hun atheïstische uitingen mensen tot het door hen zo verafschuwde christendom hebben gebracht. Maar dat is het niet. Wetenschappers hebben in het algemeen de neiging om verder te kijken dan hun neus lang is; om te onderzoeken of beweringen hout snijden.
Dat doet Sarah Irving Stonebraker bijvoorbeeld. Zij groeit op in een atheïstisch milieu in Australië. Als historica bestudeert ze opvattingen en ideeën zoals die zich gedurende vele eeuwen hebben ontwikkeld. Ze leest de werken van Dawkins en die van de atheïstische filosoof Peter Singer. Hun argumenten stellen haar bitter teleur. „De helft van de tijd beargumenteert Dawkins dat er geen objectieve moraal bestaat, de andere helft van de tijd stelt hij dat sommige morele principes onopgeefbaar zijn.”
Al studerend stuit ze op drie kwesties die haar atheïsme aan het wankelen brengen: de grote rol van de christelijke religie in de opkomst van de wetenschap; de menselijke waardigheid; en de vraag naar de ultieme betekenis van het leven. Ten slotte leidt Dawkins’ argumentatie haar tot de overtuiging dat God bestaat, de Bijbel waar is, dat de Heere Jezus stierf om zondaren weer „in een relatie met God te brengen” en dat alle mensen, geboren of ongeboren, jong of oud, voor God evenveel waard zijn. „God is mijn Leven geworden.”
Nagel aan de doodskist
De Zuid-Afrikaan Johan Erasmus heeft een totaal andere levensloop gehad. Hij groeit op in een gereformeerd gezin, maar neemt tijdens zijn studie afscheid van het christendom. Een familielid wijst hem op de boeken van Dawkins, Hitchens en Harris. „Die zullen de ultieme nagel zijn aan de doodskist van jouw christendom.”
Het pakt echter anders uit. De karikatuur die Dawkins en zijn kompanen neerzetten van het christendom en de Bijbel wekt Erasmus’ aversie op. „Het christendom is niet simpel een verzameling vooronderstellingen. Het is een leven dat wordt vormgegeven en doorleefd vanuit de Bijbel.” Hij raadt iedereen aan zich te verdiepen in het atheïsme en in het christelijk geloof. En dan blijkt het atheïsme een lege huls. „Je zult zien: het atheïsme is geen bedreiging voor het christendom. Onverschilligheid wel.”
Teleurgesteld
De twaalf levensverhalen die Alexander en McGrath hebben verzameld, bevatten één gemene deler: al deze wetenschappers raakten teleurgesteld in Dawkins’ argumenten en conclusies. Het heeft hen aangezet tot nauwkeurig en objectief onderzoek van het christelijk geloof. Wat blijkt? „De misvattingen van het christendom waarvoor Dawkins waarschuwt, bestaan niet eens. Het authentieke christelijke geloof overtuigt hen in feite veel meer en is veel redelijker dan het atheïsme.”
Gematigde atheïsten, zoals de Amerikaanse filosoof Michael Ruse, vinden dat een bijzondere uitkomst van alle inspanningen van de Britse atheïst uit Oxford. „Het geraas van Dawkins was de aanzet tot hun overgang naar het christelijk geloof. Ik vergeef het de lezer als hij een sterk gevoel van leedvermaak voelt opkomen.” De Amerikaanse christelijke filosoof William Lane Craig vermoedt dat het Dawkins’ „ergste nachtmerrie is” dat hij voor velen een wegwijzer naar het christendom is.
Coming to faith through Dawkins. 12 essays on the pathways from new atheism to Christianity, Denis Alexander en Alister McGrath; uitg. Kregel Publications; 272 blz.; € 17,99; Caught in the Pulpit. Leaving belief behind, Daniel Dennett en Linda LaScola, uitg. in eigen beheer; 270 blz.; € 12,65; Science vs. Religion. What Scientists Really Think, Elaine Howart Ecklund, uitg. Oxford University Press; 240 blz.; € 35,-