Ds. K. Visser tijdens regiobijeenkomst GBS: Gewijde taal Statenvertaling behouden
De apostelen citeren in het Nieuwe Testament teksten uit het Oude Testament letterlijk. „Als de apostelen geen enkele aanpassing wilden, dan past het ons ook geen grote aanpassingen in de tekst van de Bijbel door te voeren.”
Dat zei ds. D. Heemskerk vrijdagavond in Hendrik-Ido-Ambacht tijdens een regiobijeenkomst van de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS) over „de waarde van de Statenvertaling”. Thema van de avond in het kerkgebouw van de oud gereformeerde gemeente was ”De heerlijkheid van het Woord des Heeren”. De drie sprekers –ds. J.M.D. de Heer (Rotterdam-IJsselmonde), ds. D. Heemskerk (Uddel) en ds. K. Visser (Driebergen)– spraken alle drie over teksten uit Psalm 19.
Deze Psalm begint en eindigt met „de ere Gods”, zo opende ds. De Heer de avond in zijn overdenking over vers 8: „De wet des Heeren is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des Heeren is gewis, den slechte wijsheid gevende.” David is vol van de „heerlijkheid van het Woord des Heeren. Hij kan bijna niet eindigen erover te spreken. Zulke mensen hebben we nu ook nodig: waarvan anderen merken hij of zij spreekt uit het hart.”
In Gods Woord kan nooit enig gebrek zijn, zei ds. De Heer. „Zullen we dat vasthouden. Dat moeten we niet pas zeggen na onderzoek. Nee, de Bijbel zegt het hier zelf: dat het getuigenis des Heeren gewis is. O wee, als we vraagtekens gaan zetten bij het Woord. Laten we bij het lezen van Gods Woord in het gezin ook altijd overdragen: dat wat we nu gaan lezen is volmaakt.”
Bekerende in vers 8 betekent „doen terugkeren”, zei de predikant van de gereformeerde gemeente te Rotterdam-IJsselmonde. „We moeten steeds waarschuwen: Keer terug, want je loopt op een ravijn af, de ravijn van de eeuwige nacht. De leer des Heeren richt een gevallen zondaar weer op. Kent u dat, opgericht te worden uit de nacht van uw zonden door Gods genade?”
Het woord „slechten” noemde ds. De Heer als een voorbeeld van een woord dat misverstaan kan worden in de Statenvertaling. „We denken dan snel aan verdorven, zondige personen, maar dat is niet de betekenis. Slecht betekent hier onkundig of onwetend. Wat kunnen we doen zodat dit woord niet misverstaan wordt? Als we het misverstaan is dat ook erg. De GBS kijkt hier heel zorgvuldig naar.”
Pest
De „bijzondere omstandigheden” waaronder de Statenvertaling tot stand kwam, is voor de GBS ook reden om „ontzaglijk voorzichtig te zijn iets aan te passen” in de tekst ervan, zei ds. Heemskerk, emeritus predikant in de Hersteld Hervormde Kerk. De predikant wees erop hoe de vertalers ondanks de pestuitbraak in Leiden toch door zijn gegaan met hun vertaalwerk en „er niemand door de pest is omgekomen.”
Honderden jaren is de Statenvertaling gebruikt, „pas in 1951 kwam de eerste nieuwe vertaling. Sinds 1951 buitelt de ene vertaling over de ander”, zo zei ds. Heemskerk tegen de ruim 200 aanwezigen.
De predikant wees in zijn overdenking in het bijzonder op het bevel dat klinkt in Psalm 19:9: „De bevelen des Heeren zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des Heeren is zuiver, verlichtende de ogen.” „Wij maken van Gods bevelen wensen, vrome wensen, maar het zijn bevelen” als de Heere oproept tot bekering en geloof, aldus ds. Heemskerk.
Die bevelen „verblijden het hart. De dienst des Heeren is geen zware, harde, droevige dienst. Dat zeggen de wereld en de duivel wel. Maar als de Heere werkt, komt er liefde, ook tot het Woord. Gods Woord geeft licht, geeft blijdschap.”
Horen
Het is goed de gewijde taal van de Statenvertaling te behouden, „zodat als het Woord gelezen wordt, we horen dat dit het Woord des Heeren is”, stelde ds. K. Visser, predikant van de christelijke gereformeerde kerk te Driebergen. Hij mediteerde over Psalm 19:10 en 11: „De vreze des Heeren is rein, bestaande tot in eeuwigheid; de rechten des Heeren zijn waarheid, tezamen zijn zij rechtvaardig. Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honing en honingzeem.”
Het Woord is rein en bestaat in eeuwigheid. „Het is onverderfelijk”, aldus ds. Visser.
God heeft recht op de mens en dat de mens zich bekeert, benadrukte de predikant. „Beseffen we dat? En dat kan op de overwinning van die Ander.”
David zegt in vers 11 dat het Woord hem „meer waard is dan welk edelmetaal op aarde. Is dat nu bij ons ook zo?” vroeg de predikant. „Van nature is dat niet zo. Door algemene genade kunnen we Gods Woord lief hebben, maar dat is niet de rechte begeerte.”
De profeet Ezechiël en de apostel Johannes op Patmos moesten het Woord „opeten” en het smaakte ook hen als honing, zo liet de predikant zien aan de hand van Bijbelgedeelten uit Ezechiël en Openbaring. „In onze tijd zouden we zeggen: ”het is mijn eten en mijn drinken”. Zo kan de Heere jaloersmakende genade geven. Het woord zoet als honing, ook al is dat Woord –toegepast door de Geest– ontdekkend. Ook in zaligmakende overtuigingen ligt dan iets zoets, want de Heere geeft dat met liefde.”