Mineurstemming: de muziekschool van vroeger is bijna verdwenen
De muziekschool van vroeger is bijna verdwenen. Daardoor heeft niet iedereen gelijke kansen om een instrument te leren bespelen. En: hoe moet talent nu boven komen drijven?
Altviool, banjo of contrabas? Inwoners van Zeeland die een muziekinstrument willen bespelen, hebben keuze genoeg. Via de Muziekschool Zeeland kunnen ze in Middelburg, Hulst, Goes, Tholen en Zierikzee terecht voor een scala aan muziekinstrumenten.
Toch heeft de Zeeuwse muziekschool een probleem. Alleen al in 2022 kwam de instelling 415.000 euro tekort op haar begroting. De cijfers voor 2023 zijn nog niet bekend, maar verwacht wordt dat het tekort vorig jaar nog iets verder opliep. Sommige Zeeuwse politici vinden dat te gortig. Dan liever de stekker eruit, leek de gemeenteraad van Reimerswaal vorige zomer te denken.
De Zeeuwse gemeente, een van de tien gemeenten die de regionale muziekschool financieel ondersteunen, draagt al jarenlang bijna een ton bij aan de exploitatie. Grotere gemeenten leggen nog hogere bedragen in om te zorgen dat hun inwoners naar muziek- les kunnen. Alleen al in 2021 staken de tien ‘donorgemeenten’ bijna 1,3 miljoen euro in de muziekschool. Daar kwam nog eens ruim 3 ton aan andere subsidies bovenop.
Het lijkt niet genoeg te zijn om de muziekschool uit de rode cijfers te helpen. Kort voor de laatste zomervakantie moest de directeur docenten ontslaan om het hoofd boven water te kunnen houden. Om muziekonderwijs voor inwoners van Zeeland te blijven garanderen, is meer geld nodig.
Failliet
De situatie in Zeeland is tekenend voor de positie van veel muziekscholen. Ze bestaan vaak bij de gratie van subsidies en fondsen en hebben moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. In de afgelopen jaren stopte de ene na de andere muziekschool. Nog afgelopen voorjaar ging het Drentse kunstencentrum Scala failliet: de vijf gemeenten die het centrum subsidieerden bouwden hun steun af, waardoor een belangrijke inkomstenbron verdween.
In juni viel ook het doek voor de muziekschool in Dordrecht. De particuliere instelling kon zichzelf jarenlang bedruipen, maar had juist last van haar zelfstandigheid toen het huurcontract afliep: als private instelling kon de Dordtse Muziekschool niet op veel steun van de gemeente rekenen. Nu de instelling is opgeheven, moeten leerlingen die hun instrument willen blijven bespelen zelf op zoek naar een docent.
Zzp’ers
Het gaat, kortom, niet goed met muziekscholen. Sinds het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in 2022 stopte met het bijhouden van cijfers over kunst- en cultuureducatie, weet niemand precies hoeveel Nederland er nog telt. Maar dat het er minder zijn dan ooit staat als een paal boven water. In 2007 waren het er ruim honderd, maar in 2021, net voordat het CBS de telling stopte, waren daar nog amper twintig van over.
Branchevereniging Cultuurconnectie vermeldt op haar website 118 centra voor kunst- en cultuureducatie. Maar, zeggen onderzoekers Luud Goossens en Arno Neele van het Landelijk Kennisinstituut Cultuur- educatie en Amateurkunst, die cijfers zeggen niet alles. Particuliere lespraktijken zijn bijvoorbeeld niet bij de cijfers inbegrepen, terwijl zzp’ers een belangrijk aandeel hebben in muzieklessen.
De vorig jaar verschenen Monitor Amateurkunst 2023 bevestigt dat, zegt Neele: van alle particulieren die een instrument bespelen, heeft meer dan de helft les van een zelfstandige docent. Slechts zo’n 27 procent van alle leerlingen volgt muzieklessen via een muziekschool.
Zwaar weer
Vraag muziekcoördinator Wibrand van Norel van het Harderwijkse cultuureducatiecentrum CultuurKust naar een verklaring voor die cijfers, en je krijgt eerst een stoomcursus cultuurpolitiek. Veel gesubsidieerde muziekscholen gingen in het afgelopen decennium failliet doordat hun subsidies werden ingetrokken, vertelt hij.
Daar ging een kleine politieke omwenteling aan vooraf. Want, zegt Van Norel, vanaf de jaren 60 werden besturen vaak gevormd door raadsleden en, later, door wethouders. Door die constructie kon het gebeuren dat cultuurwethouders subsidie gaven aan een instelling waarvan zij zelf bestuurder waren. Dat was niet wenselijk, en dus volgde een periode van „bestuurlijke ontvlechting”. Wethouders maakten plaats voor vrijwillige bestuurders, die de scepter zwaaiden over instanties met grote financiële verantwoordelijkheden.
Toen muziekscholen vervolgens in zwaar weer raakten, vonden gemeenten het welletjes en zetten ze hun bekostiging stop. Het leidde tot een kettingreactie van omvallende muziekscholen. Van Norel, naast teamleider cultuur bij CultuurKust ook zelf muziekdocent en dirigent, zag in zijn eigen omgeving de ene na de andere muziekschool verdwijnen.
Enorme druk
Daarbij speelt nog een belangrijke ontwikkeling, stelt directeur Jan Brands-Leever van branchevereniging Cultuurconnectie. „De begroting van gemeenten, provincies en het Rijk zijn sinds mensenheugenis aan elkaar gekoppeld. Als er landelijk wordt bezuinigd, zullen gemeenten ook bezuinigen. Toen het kabinet-Rutte I in 2010 sterk bezuinigde op cultuur, pasten gemeenten daar hun uitgaven op aan.”
Culturele instellingen, muziekscholen incluis, zagen een deel van hun inkomsten wegvallen. Brands-Leever: „Daardoor ontstond een enorme druk op muziekscholen.”
Maar, zegt de kenner van de cultuursector, de haarscheuren in het fundament van de muziekscholen ontstonden al eerder. „De muziekscholen maakten altijd al gebruik van zelfstandige muziekdocenten, die naast hun werk aan de muziekschool ook hun eigen lespraktijk hadden. Aan de ene kant gaven zij les via een door de gemeente gesubsidieerde instelling, aan de andere kant boden zij soms goedkoper zelf muzieklessen aan. Zij waren dus hun eigen concurrenten.”
Verval
Door het veranderde bestuurlijke klimaat, politieke keuzes en zakelijke besognes raakten veel muziekscholen in verval. Ze hadden weinig keus: óf hun deuren sluiten óf fuseren –soms met bredere kunst- en cultuurcentra– om overeind te blijven. Om op termijn levensvatbaar te blijven, moesten besturen en docenten bovendien hun lesaanbod kritisch tegen het licht houden.
Toch, zegt onderzoeker Goossens, is het te kort door de bocht om te stellen dat een muziekschool niet zonder subsidie kan. „Maar als de subsidie wegvalt, moeten muziekscholen wel keuzes maken. Vaak kunnen ze niet in de huidige vorm doorgaan.”
Als een muziekschool stopt, komt volgens zijn collega Neele de creatieve kruisbestuiving in gevaar. „Muziekscholen hebben als voordeel dat ze samenwerking tussen docenten en samenspel tussen leerlingen bieden. Voor eenpitters is dat moeilijker te organiseren.” En, zegt de onderzoeker, gesubsidieerde muziekscholen kunnen ook lessen aanbieden op instrumenten waar minder vraag naar is.
Vicieuze cirkel
Brands-Leever en Van Norel ervaren dat laatste als een pijnpunt. „Er is een bepaald aantal studenten nodig om vraag en aanbod op peil te houden”, zegt Brands-Leever. Volgens de directeur van Cultuurconnectie was de vraag naar piano, vleugel en gitaar altijd hoog genoeg om die instrumenten te kunnen aanbieden. Minder populaire instrumenten verdwenen echter van de lesagenda. Het leverde een vicieuze cirkel op: leerlingen melden zich niet meer aan omdat het instrument dat ze willen bespelen niet wordt aangeboden, en muziekscholen trekken geen nieuwe docenten aan omdat er geen vraag is naar een specifiek instrument.
Erger is, zegt muziekcoördinator Van Norel, dat muziek niet langer voor iedereen toegankelijk is nu het aantal gesubsidieerde muziekscholen zo is uitgedund. Hij noemt dat „kwalijk” en „in strijd met het gelijkheidsbeginsel”. „Iedereen zou gelijke toegang moeten hebben tot muziekonderwijs.”
Hij krijgt bijval van Brands-Leever. Al jaren pleit deze ervoor dat kunst- en cultuuronderwijs in de wet wordt verankerd. Vroeger, zegt Brands-Leever, waren muziekscholen een publieke taak. „Als je de noodzaak daarvan niet meer voelt, moet je ervoor zorgen dat de publieke taak wettelijk verankerd is. Want als je wilt dat alle Nederlanders gelijk zijn, moet je ook zorgen dat mensen in alle gemeenten evenveel kansen hebben. Door de witte vlekken die nu zijn ontstaan door het verdwijnen van muziekscholen, onthoud je sommige mensen de toegang tot muziekonderwijs.”
Kweekvijver
Daar komt nog bij, zegt de bestuurder, dat met het verdwijnen van muziekscholen ook de kweekvijver voor muzikaal talent flink kleiner is geworden. „Er zijn veel minder jonge mensen die lid worden van een jeugd- orkest, jeugdorkestleden zijn niet meer zo goed opgeleid als voorheen en er is minder aanbod van specifieke instrumenten. Om toptalent te ontwikkelen, moet je een brede groep hebben waarin je talent kunt scouten en ontwikkelen. Heb je die niet, dan wordt de spoeling dun.”
Muziekcoördinator Van Norel bevestigt dat. „Door het wegvallen van muziekscholen is er een minder grote pool met talent beschikbaar. Het ziet ernaar uit dat beroepsorkesten over vijf jaar voor zo’n 80 tot 85 procent uit buitenlandse musici bestaan.” Er gaat volgens hem wel 60 tot 70 procent van het muziektalent verloren doordat kinderen geen muzieklessen meer volgen, en dus onopgemerkt blijven.
Voetbalclub
Om jongeren toch muzikale vorming te geven, ontstonden er in de afgelopen jaren veel nieuwe initiatieven om muziek op school te introduceren. Een ervan is ”Méér Muziek in de Klas”. Dat initiatief organiseert wedstrijden voor de kinderen, workshops voor docenten en regionale samenwerking om muziek toegankelijk te maken voor alle basisschoolkinderen in Nederland.
Daarnaast zijn er lokale initiatieven. De gemeenten Nunspeet, Harderwijk en Ermelo investeerden in muziekonderwijs, vertelt Van Norel. Hij noemt als voorbeeld het ”leerorkest”. Via dat programma kunnen basisschoolleerlingen tien weken lang op school een muziekinstrument uitproberen. Het muziekonderwijs wordt afgesloten met een concert. Muziekdocenten en orkesten hopen zo nieuw talent aan zich te binden, maar het blijft volgens Van Norel een uitdaging: „Het effect is niet vanzelfsprekend.”
Terugkeer naar de oude muziekschool is echter ook geen optie, zegt de muziekcoördinator. Hij noemt privélessen „volgens het boekje”, met elke week nieuwe oefeningen in een lesschriftje, „niet meer van deze tijd”. „Een-op-eenbegeleiding is goed voor ouders en docenten”, zegt Van Norel, „maar voor leerlingen zijn groepslessen minstens zo belangrijk.” Samenwerken is daarom volgens hem het devies – en kijken naar een positief verdienmodel.
Hij laat zich graag inspireren door de voetbalclub van zijn dochter. „Voor 44 euro per kwartaal traint ze twee keer per week en krijgt ze een tenue, sporttas en nog veel meer. Dat kan doordat de sportclub de benodigdheden groot kan inkopen en doordat bedrijven sponsoren in ruil voor naamsvermelding. Naar zo’n systeem zouden we ook toe moeten met het muziekonderwijs.” Een slogan heeft hij al: „Muziekonderwijs voor de prijs van een voetbalclub.”