Mens & samenlevingHet Gesprek

Kees Jan van Linden: Stilgezet door long covid, om opnieuw te beginnen

Vertaler in Guinee, docent klassieke talen in Kampen, promovendus in Amsterdam. Vóór corona was Kees Jan van Linden een drukbezet man die gedisciplineerd naar zijn doelen toewerkte. Na corona kwam de stilte. Een bed in de kamer, een rollator op de gang. „Er ging een kruis door mijn eigen weg. Een Christuskruis.”

Christine Stam-van Gent
2 February 2024 14:45Gewijzigd op 7 February 2024 21:05
beeld Sjaak Verboom
beeld Sjaak Verboom

„Ik werk weer”, zegt hij als mensen vragen hoe het met hem gaat, en hij hóórt het zichzelf zeggen. Dat je leven pas betekenisvol is als je werkt, dacht hij zelf eerst ook. Compleet nutteloos lag hij op bed. Boos op God, Die anderen na twee weken corona weer beter maakte maar hem niet. Nu weet hij dat hij deze intens moeilijke periode niet had willen missen.

Het bed is praktisch onderdeel van de zithoek van de Apeldoornse hoekwoning, maar nu kiest hij de bank. Daarop kan hij zijn benen ook rust geven. In zachte weloverwogen zinnen vertelt Kees Jan van Linden over de cesuur die zijn leven doorsneed. „In de plaats waar de boom valt, zal hij wezen” (Prediker 11:3b) wordt vaak betrokken op de eeuwige bestemming van de mens. Maar in een preek werd dit uitgelegd als een beslissende gebeurtenis in je leven, waardoor er een voor en een na is. Vóór corona, na corona. Die radicale verandering van levensrichting werd positief geduid. De tijd ervoor was misschien goed, maar de tijd erna maakt God een nieuw begin met je. Dat herken ik. Mijn vroegere taken pak ik heel voorzichtig weer op, maar ik wil niet meer terug naar hoe het was.”

het gesprek 8.jpg
beeld Sjaak Verboom

Hoe begon deze beslissende gebeurtenis?

„In maart 2021 kreeg ik corona. Na twee weken flink ziek geweest te zijn, knapte ik best goed op. Maar ik had voortdurend een gevoel van stress in mijn lijf, alsof ik heel gespannen was. Mijn lichaam reageerde anders dan ik gewend was. Ik trilde. Ik had last van duizeligheid. Zes weken lang heb ik geprobeerd conditie op te bouwen. Nu weten we dat dit een heel slecht idee is, maar in het begin werd hier bij long covid op ingezet. Ik merkte dat het misging zodra ik me te veel inspande, fysiek of mentaal. Zelfs krantenkoppen lezen of was vouwen –dat is mijn specialisme geworden– was me soms te veel.”

Dat lijkt me beangstigend.

„In september 2021 ging ik naar De Herberg in Oosterbeek. Ik logeerde in het centrale huis, maar activiteiten waren in het koetshuis. Die afstand was tachtig tot honderd stappen, terwijl ik toen maximaal zestig stappen achter elkaar kon lopen. Hoe ga ik dat ooit redden? dacht ik. En dat niet één keer op een dag, maar zes keer? Je wordt zo bang. Omdat je weet wat je je op de hals haalt als je over een grens gaat. Tegenwoordig heb ik een ritme van anderhalf uur actief zijn, en daarna een halfuur rust. Ontspanning is cruciaal.”

het gesprek 3.jpg
beeld Sjaak Verboom

Hoe redt u dat op de Pieter Zandt: een gebouw met vier verdiepingen en 1600 leerlingen?

„Ik heb een jaar niet kunnen werken. Toen ben ik gestart met één les per week. Ik had de rest van de week nodig om bij te komen. Nu werk ik voor ongeveer 35 procent. Tegenover mijn lokaal heb ik een ruimte met een bed. Tijdens het lesgeven zit ik meestal op een zadelkruk. Sinds de kerstvakantie hoeft de rollator gelukkig niet meer mee naar school. Afgelopen voorjaar voelde ik me energiek. Ik was op de vierde verdieping en moest even koffie halen. Normaal gesproken ga ik met de lift, maar ik had haast. Dus vier trappen af, veertig treden, zonder enige ondersteuning. Op dat moment merkte ik helemaal niks. Maar drie uur later was ik thuis en had ik een raar gevoel in mijn bovenbenen, mijn zwakke plek. Daar heb ik wekenlang last van gehad.”

Hoe zag uw leven er vóór corona uit?

„Heel druk. Ik werkte drie dagen op school en deed twee dagen promotieonderzoek. Verder was ik vrijwilliger en fietste en wandelde ik veel. Mijn eigen projecten waren belangrijk. Al het andere was daaraan ondergeschikt. Ik dacht dat ik een goede vader was. Maar in de coronaperiode heb ik gezien dat ik mijn gezin, mijn kinderen vooral, tekort heb gedaan. Dat heb ik gelukkig in mogen halen, want ineens was ik heel veel thuis. Ik heb nog nooit zo veel gesprekken gehad met de kinderen als de afgelopen jaren.”

Kon u dat direct al zo positief zien?

„Nee, dat heeft best lang geduurd. Acht weken na mijn coronabesmetting stortte ik in. Ik was heel boos op God. Die zomer zou ik mijn promotieonderzoek afronden. De tekst was zo goed als klaar. Er ging een groot kruis door die plannen. Ook door mijn werk op school, waar ik zo ontzettend veel plezier in had. Toen preekte onze predikant over Johannes 21. Over Petrus die zo veel wil en alles denkt te kunnen. Jezus zegt: „Je zult een tijd meemaken dat je niks meer kunt. Dat je je moet laten helpen.” Dat is precies wat er gebeurde. Ik moest mijn armen uitstrekken. Annemarie, mijn vrouw, heeft mij moeten helpen met douchen, want dat kon ik zelf niet meer.

het gesprek 7.jpg
beeld Sjaak Verboom

Jezus zei tegen Petrus: „Kijk niet naar anderen. Ik heb een weg met jou, volg jíj Mij.” Dat heeft me zo’n diepe vrede gegeven. Dat ik wist: ik volg God. Waarom of waarheen wist ik niet. Later las ik Jesaja 12:1: „Ik dank u, Heere, dat U toornig op mij geweest bent. Maar Uw toorn is afgekeerd en U troost mij.” Precies die zondag daarna hoorde ik hier een preek over. Ik dacht: waarom zou God boos op mij zijn? En ik ontdekte: ik heb mijn gezin verwaarloosd. Ik heb mezelf verwaarloosd. En ik heb God verwaarloosd.”

Was dat een antwoord op het ”waarom ik”?

„De woorden „Uw toorn is afgekeerd en U troost mij” gaven de bevestiging dat God in dit alles was. Eerst dankte ik God als ik een goede dag had. Maar als het een dag slecht ging was alles donker en somber. Ik voelde me eenzaam, hulpeloos, verdrietig. Toen zei Annemarie: „Waarom denk je dat God er alleen is als het goed gaat? Hij is er juist ook als het slecht gaat.” Dat weet je wel, maar om je dan ook daadwerkelijk in alle rust toe te vertrouwen aan Hem…

In De Herberg heb ik een mozaïek met daarin een kruis gemaakt. Uit gebroken stukjes een nieuw beeld maken werkt helend. Ik zag dat God mij dit kruis geeft en dat het goed voor me is. Ik zat op de troon en God had een plek aan mijn voeten. Maar het moest worden: God op de troon en ik aan Zijn voeten. Ik worstel daar nog steeds mee. Maar toch is dit wel een…”

…een geschenk? Dat juist u dit mocht leren?

„Ja. Tegen een vrijwilliger in De Herberg zei ik: „Ik had dit niet willen missen.” Hij kreeg tranen in zijn ogen. Hij zei: „Ik heb neefjes die mopperen dat ze vanwege corona niet naar disco’s kunnen. En jij die met een rollator loopt, zegt: Ik had het niet willen missen.””

het gesprek 4.jpg
beeld Sjaak Verboom

Hoe is het, zo afhankelijk te zijn van anderen?

„Dat vind ik nog steeds ontzettend moeilijk, maar ik heb het een beetje geleerd. We hebben in de afgelopen jaren hulp gekregen van heel veel mensen uit onze kerkelijke gemeente. Een gepensioneerde weduwnaar brengt mij drie dagen per week naar Kampen. Als hij me weer thuisbrengt, zegt hij: „Alsjeblieft en dankjewel.” Alsjeblieft, ik heb je gebracht. En dankjewel dat je mij dit gunt. Geweldig. Een vloek in onze samenleving is dat we allemaal eigen baasjes zijn die zichzelf willen redden.

In Afrika, waar we als gezin twaalf jaar woonden en werkten onder de Mogofin in Guinee, heb ik gezien wat leven in een gemeenschap is. Natuurlijk, er was veel ellende en armoede. Maar westerlingen zijn arm geworden op een ander vlak. Wij zijn gastvrijheid kwijtgeraakt, het elkaar helpen en afhankelijk van elkaar zijn.

Anderzijds zijn wij juist veel afhankelijker dan de mensen in Afrika. Wij kunnen niet eens ons eigen huis bouwen of ons dak bedekken. In Afrika doet iedereen zelf alle dingen die we hier door specialisten laten doen. Het dorp graaft een graf. Het dorp draagt iemand uit. Bij ons is een begrafenis een afstandelijk gebeuren geworden, wat ook de verwerking hindert. Zelf een lichaam in een graf leggen helpt juist met de verwerking.”

Hoe bent u in Guinee terechtgekomen?

„Net als mijn opa en vader zou ik de scheepsbouw ingaan, maar daar was geen toekomst meer in. Mijn vader zei, en daar ben ik hem nog steeds dankbaar voor: „Zou je geen klassieke talen gaan studeren?” Hij zag de waarde van talen en culturen hoewel hij er zelf weinig van wist. Zelf wilde ik ook graag de Bijbel in de grondtaal leren lezen.”

het gesprek 5.jpg
beeld Sjaak Verboom

Was er toen al een verlangen om de zending in te gaan?

„Ik was serieus bezig met de dingen van Gods Koninkrijk, maar ik miste een persoonlijk geloof. Dat belemmerde me ook om te solliciteren als Bijbelvertaler. We zijn wel op gesprek geweest op het bureau van de Zending Gereformeerde Gemeenten. Op een zaterdagochtend bad ik heel nadrukkelijk: „God, wat wilt U nu eigenlijk?” De volgende dag was het Pinksteren. Ds. J.S. van der Net preekte over Handelingen 2:11, speciaal over de woorden: „Wij horen hen in onze talen de grote werken Gods spreken.” Een derde van de preek ging over Bijbelvertalen. Hoe duidelijk wil je het hebben? Maar we durfden allebei nog niet.

Hoewel ik leefde als een serieuze christen, wist ik dat het niet goed zat tussen God en mij. Maar als Gods liefde komt, kun je niet anders meer dan jezelf aan Hem overgeven. In 1999 legde ik mijzelf in Gods handen, zowel voor mijn eeuwig heil als voor de roeping naar Guinee. Het was de vrolijke ruil van Luther: alles van mij is van U, en alles van U is van mij.

We solliciteerden en werden aangenomen. We werden uitgezonden met woorden uit Jesaja 55, over de regen en de sneeuw die de aarde bevochtigen, en over het Woord van God dat evenmin leeg zal weerkeren.

Dat heeft ons vaak bemoedigd in de tijd daarna. De Mogofin zijn moslim. Je moet heel voorzichtig zijn. Er is geen gemeente, er zijn geen christenen. Je ziet geen vrucht. Soms zie je een sprietje boven de grond komen. Ik geloof dat daar mensen behouden zijn.”

Hoe was het om als klein zendingsteam op elkaar aangewezen te zijn?

„Een van mijn collega’s op het zendingsveld, Bert de Wit, zei: „God heeft bepaald dat we op dit moment bij elkaar moeten zijn. Hij heeft ons aan elkaar gegeven. Ik kan niet zonder jou, jij kunt niet zonder mij. Dus we aanvaarden elkaar met al onze stekeligheden en hoekigheden. Zo vormen we samen de gemeenschap van werkers in Guinee. Zo mogen we Gods wezen uitstralen.” Van Martin Goldsmith, een Messiasbelijdende Jood, leerde ik: „God is volmaakt Eén, maar tegelijk een volmaakte gemeenschap van drie Personen: de Vader verheerlijkt de Zoon, de Zoon de Vader, de Geest de Zoon en de Vader. Ze doen niets liever dan elkaar verhogen. Christenen zijn geroepen die gemeenschap te weerspiegelen, één in verscheidenheid.”

het gesprek 6.jpg
beeld Sjaak Verboom

Je moet weten dat onderlinge conflicten in zendingsteams vaak een groot probleem zijn. Niet zozeer met de lokale mensen. Dat gaat vaak nog wel, maar onderling kan er zo makkelijk wrijving ontstaan. Als teamgenoten botsten we weleens, maar we leerden elkaar dan weer op te zoeken en elkaar te vergeven.”

Ook daar zijn de Mogofin beter in dan wij.

„Ze konden heel direct zijn: „Ik ben boos op je, ik heb oorlog met je.” Dan werd er een onafhankelijk iemand bij geroepen, die even voor rechter moest spelen. Die liet ons allebei neutraal aan het woord. Na afloop zei de rechter tegen de een: „Vergeef hem maar.” Met andere woorden: „De ander had ongelijk. Als jij hem nu vergeeft, is het weer goed.” Ik heb regelmatig sorry moeten zeggen. We maakten culturele blunders. Dan werd dat vergeven en konden we weer verder.

In Nederland blijven conflicten lang sudderen. We mijden het gesprek over verschillen van inzicht. De neuzen moeten dezelfde kant op staan, zeggen we hier. Maar zo is het niet. De neuzen moeten naar elkaar toe gericht zijn. We moeten naar elkaar luisteren en juist ook over verschillen met elkaar in gesprek blijven.”

Uw promotieonderzoek over de Statenvertaling heeft lang stilgelegen. Hoe is het daar nu mee?

„Ik heb het in april weer opgepakt. Hoe snel het zal gaan, hangt van mijn energie af. Ik krijg gelukkig hulp van een studievriend bij het redactiewerk. Ik hoop dat ik het binnen een jaar kan afronden.”

Wat onderzoekt u precies?

„Het idee voor dit onderzoek is geboren tijdens een overleg met het ZGG-bestuur in 2008. Ds. L. Terlouw vroeg toen: „Wat voor principes hanteer je eigenlijk bij je vertaalwerk?” Ik werkte al acht jaar voor de zending, en nog nooit had iemand die vraag gesteld! Ik had zo gauw geen antwoord klaar. Ds. Terlouw vroeg: „Komen ze overeen met de principes van de Statenvertaling?” Ik dacht: oei, waar staan die? Toen ontdekte ik dat er nooit systematisch studie naar gedaan is. Nu onderzoek ik welke keuzes de vertalers van het Oude Testament hebben gemaakt. En dan niet alleen op tekstniveau, ook op projectniveau. Wie waren de vertalers? En de revisoren? Welke Bijbelboeken vertaalden zij, en in welke volgorde? Ten slotte kijk ik ook naar keuzes op paratekstueel niveau. Dus de titelpagina, de kanttekeningen, de lay-out van de bladzijde, alle dingen die een drukker vormgeeft. Daarin zie je het meest de identiteit van de Bijbel, nog meer dan in de tekstuele keuzes. Op die drie niveaus wil ik kijken welke keuzes er gemaakt zijn, en proberen het waarom daarvan te achterhalen.

De originelen zijn gelukkig grotendeels bewaard. Ik bekijk de handgeschreven vertalingen, inclusief alle doorhalingen van de drie vertalers. Dan zie je: eerst heeft iemand hiervoor gekozen en later heeft iemand anders dit daarboven geschreven. Waarom?”

Hebt u bijzondere ontdekkingen gedaan?

„Ik heb me moeten oefenen in het soms slechte handschrift van de vertalers, maar het is ongelooflijk boeiend om die oude documenten te lezen. Je kijkt mee over de schouders van iemand. Mijn beeld van Gomarus is bijvoorbeeld wel een beetje bijgesteld. Ik heb een Latijnse brief vertaald die hij aan Johannes Bogerman heeft geschreven. Die is niet fijn om te lezen. Maar het is wel relevant materiaal voor mijn onderzoek. Misschien krijg ik straks wel op mijn kop: Door die brief te vertalen haal je zo’n man door het slijk. Maar het is mijn doel om recht te doen aan de historische werkelijkheid van de Statenvertaling. En dat ook als een spiegel te zien: hoe gaan wij om met Bijbelvertalingen?

Wat vindt u van de gedachte dat de Statenvertaling altijd en overal gehandhaafd moet blijven?

„Veel mensen verliezen hun houvast als de Statenvertaling zou verdwijnen. Daarom verzetten ze zich tegen het opgeven daarvan. Dat is een emotionele reden, die ik niet minder legitiem vind dan een theologische. Voor mezelf lees ik uit de Statenvertaling. Dat is de taal van mijn hart. Het is echt een heel goede vertaling, daarvan ben ik overtuigd geraakt. Ik ben onder de indruk van de wetenschappelijkheid van de Statenvertalers. De katholiciteit van hun bronnen heeft mij heel erg getroffen. Ze waren niet benauwd om welke bronnen dan ook te gebruiken. Rabbijns, rooms-katholiek, vroegchristelijk, maar ook van mensen uit hun eigen tijd die van arminianisme werden verdacht.

Maar een heel belangrijk punt is de vervreemding die jongeren nu ervaren ten opzichte van de oude Statenvertaling. Daar moeten we het met elkaar over hebben.”

Jongeren moeten die oude taal gewoon blijven leren, wordt wel gezegd, net zoals ze bijvoorbeeld een moeilijke computertaal leren.

„Het probleem is dat de Statenvertaling taal bevat uit ruim drie eeuwen terug. Je kunt best een vreemde taal leren, maar het blijft een taal op afstand. Mensen in Guinee die voor het eerst de Bijbel hoorden in hun eigen taal, vielen van de ene verrassing in de andere. O, zit dat zo? Is God zo? Die verrassing zijn wij kwijt. Omdat we een taal horen die ver van ons bed staat. Daardoor ontstaat een dualisme, het leven in gescheiden werelden. Als je bidt of over het geestelijk leven spreekt, praat je in de taal van de Statenvertaling, maar als je onderhandelt met een klant praat je hedendaags Nederlands. Jongeren kunnen die kloof niet meer meemaken.”

Hoe kunnen we die vervreemding van de Bijbelse inhoud door dat taalkleed doorbreken?

„Ik zou graag willen dat de Statenvertaling dat op een of andere manier kon. We moeten elkaar in elk geval de ruimte geven wat betreft Bijbelvertalingen. Verschillen mogen bestaan. Het moeten geen loopgraven zijn vanwaaruit we elkaar beschieten. Het belangrijkste is dat het Woord ons kan bereiken. Dat God tot ons spreekt, ongehinderd.”

het gesprek.jpg 2.jpg
beeld Sjaak Verboom

Zoals u in uw ziek-zijn hebt ervaren.

„Misschien is het ontbreken van stilte tegenwoordig wel een van de grootste verhinderingen om Gods stem te horen. In De Herberg maakte ik een Bijbelstudie mee over de rol van stilte in het boek Job. Job doet de hand op zijn mond; hij zwijgt. God zwijgt. De vrienden zwijgen zeven dagen. Ik ben toen heel erg in huilen uitgebarsten. God had mij letterlijk stilgezet. In de stilte gezet. Aan het eind zegt Job: „Ik heb uw stem gehoord, maar nu zie ik U…””

Herkent u dat?

„Een moeilijke periode verandert je beeld van God. Hij is dichterbij gekomen. Op een avond was ik bijna fysiek met Jezus aan boord van het schip, in de storm die over mijn leven ging. Dat ik als het ware mijn handen uitstrekte en Hem bijna voelde. Ik ervoer een diepe rust dat ik niet alleen was in dat schip.”

Hij loopt naar de eethoek, waar een reproductie van een schilderij van Jip Wijngaarden hangt: ”In al hun benauwdheid was Hij benauwd”. Samen kijken we naar de lichtende gestalte te midden van donkere gebogen mensfiguurtjes. In stilte.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer