Net als de oude dorpskerk: hoe het klassieke kerkontwerp populair werd
Spitsboogramen, kerktorens lijkend op die van de eeuwenoude dorpskerk, ramen met roeden. Veel nieuwe kerkgebouwen hebben klassieke vormen. Een hang naar het verleden? „Ja, maar het is jammer dat er in bouwcommissies weinig theologische bezinning is op de kerkbouw.”
Sinds de eeuwwisseling zijn er in de Biblebelt veel nieuwe kerken gebouwd. Soms ging het om moderne ontwerpen met een groot dak in een waaiervorm, hoogoplopend naar de toren van de kerk. Steeds vaker hebben de kerkontwerpen echter kenmerken die herinneren aan de eeuwenoude bedehuizen in Nederland.
Neem de Bethelkerk in Lunteren. Aan De Haverkamp staat deze kruisvormige kerk van de hersteld hervormde gemeente. Een groot gebouw met statige deuren, een stevige toren, hoge boogramen, haantje op de spits en drie luidklokken. Een klassiek kerkgebouw.
De kerk van de gereformeerde gemeente in Nederland te Leerdam is duidelijk een kleinere variant op deze Lunterse kerk. Vergelijkbare kenmerken hebben de in aanbouw zijnde kerk van de oud gereformeerde gemeente te Ochten en de geplande nieuwe kerk voor de gereformeerde gemeente in Kesteren. Wie in de hersteld hervormde kerk van Ouderkerk aan den IJssel rondkijkt ziet een preekstoel die eeuwenoud is, liturgieborden met fraaie krulletters, en trappen met sierlijk houtdraaiwerk. Zo is er een flinke rij voorbeelden van kerken in traditionele stijl te vinden.
Twee architecten die de meeste van de nieuwe kerken in deze stijl tekenden, zijn ir. Marco Born van Architectenbureau Born in Sommelsdijk en Jenko Huls van Huls Architecten uit Staphorst. De kerken in Lunteren en Leerdam zijn van de hand van Born en zijn team, net als onder meer de kerkgebouwen van de hersteld hervormde gemeenten in Zwartebroek-Terschuur, Ouderkerk aan den IJssel en Nieuwe-Tonge. Huls ontwierp onder andere de kerken voor de oud gereformeerde gemeente in Nederland te Achterberg en de hersteld hervormde gemeenten Waarder-Driebruggen en Harskamp.
Terug
Born spreekt van „hedendaags traditionalisme”, Huls heeft het liever over „klassieke ontwerpen, en daarbinnen heb je dan weer varianten.” Beide architecten grepen in hun ontwerpen terug op elementen uit het verleden: sommige zijn geïnspireerd door middeleeuwse kerken, maar ook de kerkbouw uit de jaren dertig van de vorige eeuw leverde hun ideeën op.
Toch zijn er ook duidelijk verschillen, zegt Born. „De oude kerken hadden een kerkzaal, nauwelijks een hal, een zeer kleine consistorie, en soms nog enkele andere kleine ruimten. Nu maken we kerkgebouwen waarin de kerkzaal minder dan de helft van de totale oppervlakte omvat. Je gebruikt dus elementen uit het verleden, en bouwt daarop verder. Het gaat om eigentijdse kerken waarvoor het programma van eisen van een bouwcommissie veel wensen bevat. Het ontwerp begint dan ook niet met de buitenkant. Tegelijk wil je de kerk wel een eenheid laten zijn vanbuiten.”
Een combinatie van eigen ideeën, omgevingskenmerken en de wensen van de opdrachtgevers leidt tot de traditionele kerkontwerpen, zeggen Born en Huls. Born: „In Lunteren werd ongeveer tegelijk met de kerk een nieuw woonwijkje gerealiseerd met huizen in de historische bouwstijl. Dan is het heel logisch dat je met het kerkontwerp daarbij aansluit. Een kerk moet geen eiland in de omgeving zijn. In Middelburg zijn we bezig met de hervormde Ontmoetingskerk, dat wordt een moderne kerk, aansluitend op de omgeving waar de kerk in staat, op de overgang tussen de polder en de stad. De Westerkerk van de gereformeerde gemeente in Utrecht heeft ook een heel ander, meer hedendaags karakter. We wilden graag een uitnodigend, open gebouw. En er zijn nauwelijks kerkgangers in Leidsche Rijn. Bovendien is de context van de gebouwen daar veel moderner. Dat vraagt om een heel ander ontwerp.”
Architect Huls hanteert ook verschillende stijlen. „We hebben onze eigen visie, maar je luistert ook naar wat de opdrachtgever mooi vindt.”
Meer vraag
Huls hoort steeds vaker de vraag naar een kerkgebouw in een „klassieke stijl”. „Er is een hang naar het klassieke, vooral in de rechterflank van de gereformeerde gezindte. Zelfs in de Gereformeerde Gemeenten, terwijl daar in het verleden toch vaker voor andere ontwerpen werd gekozen. Dat vind ik opvallend.”
Huls vindt het lastig dat kerkenraden en bouwcommissies vaak niet goed weten wáárom zij voor een klassiek kerkontwerp gaan. „Ik mis de doordenking. De leden van een bouwcommissie zitten daar meestal in vanwege een bepaalde deskundigheid. Maar een visie op het kerkgebouw vanuit de theologie ontbreekt meestal. Dat is jammer. Abraham Kuyper is denk ik de laatste die echt nagedacht heeft over de vorm van het kerkgebouw vanuit de theologie. Er is nu vaak een onbenoemde hang naar het oude, maar hoe en waarom is niet doordacht.
Als ik het moet verklaren, denk ik dat deze hang naar het verleden er is omdat veel moderne dingen niet passen bij de traditie, bij het geloof. Maar dat is maar de halve waarheid: juist rond heel veel andere dingen gaat de gereformeerde gezindte wel mee, denk aan de smartphones en het gebruik van video’s. Als ik naar de gemiddelde woning kijk van mensen uit de gezindte zie ik ook interesse voor het verleden, maar is er ook belangstelling voor moderne woningen, een modern interieur.”
Invulling
Huls vindt het waardevol als de doordenking er wel is. Zo deed hij mooie ervaringen op in zijn werk voor de protestantse gemeente in Meppel, vertelt hij. „In mijn presentatie zei ik: „Als architect ontwerp ik, maar ik ben geen kunstenaar. Ik ga de symboliek niet zelf bedenken, dat is aan u.” Iemand pakte dat op. Dat gemeentelid kwam met het idee om in de kerk een band op de wanden aan te brengen met de kleuren van het kerkelijk jaar. Dat was een mooi samenspel. Zo kwam er vanuit de theologie en liturgie een eigen symboliek die geïntegreerd is in het ontwerp van het gebouw.”
Huls denkt de laatste jaren meer na over de visie op kerkgebouwen. Dat kwam mede door de publicatie van het onderzoek ”Vensters op refodomes” over bevindelijk gereformeerden en moderne kerkbouw van het Dutch Biblebelt Network en het rond de publicatie gehouden symposium. „Hans Teerds prikkelde de zaal toen en riep op tot meer doordenking.”
Born vindt het ontwerp van de hersteld hervormde kerk in Lunteren een goed voorbeeld van hedendaags traditionalisme. „Het was vijftien jaar geleden mijn eerste ontwerp in deze stijl en lag ook nog eens vijf jaar op de plank door allerlei procedures.” Huls vindt de hersteld hervormde kerk in Driebruggen zijn beste kerkontwerp in de klassieke stijl.
Sober willen Born en Huls hun traditionalistische ontwerpen niet noemen. Born: „Maar vooral bij kerken voor kleinere gemeenten waar de bouw soms net wel of net niet haalbaar blijkt, is er extra creativiteit nodig.” Huls herkent dat: „Ik ga me niet verschuilen achter het budget, maar ik probeer mooie dingen te maken die betaalbaar zijn. Daarom kies ik voor degelijk afgewerkte ontwerpen met relatief weinig onderhoudskosten. Met metselwerk kun je nog veel moois doen. Ik geloof dat mijn kerkgebouwen de tand des tijds kunnen doorstaan en er over honderd jaar nog vrijwel hetzelfde uitzien.”
Concessies doen de architecten niet zomaar, zeggen ze. Born: „Als er gekozen is voor een bepaalde stijl, moet je wel in die stijl blijven. Ik kreeg bij een van de kerken het verzoek een grote luifel bij de ingang te realiseren, omdat dat zo handig was. Toen heb ik uitgelegd dat dat dat niet past bij deze stijl en dat ik dat anders zou oplossen. Als je daar niet streng in bent, wordt het resultaat voor ons onaanvaardbaar. Het ontwerp moet voor 100 procent kloppen en dient de juiste proporties te hebben, Daar waken we voor.”
Toren
In al hun ontwerpen is de toren weer nadrukkelijk aanwezig. Huls: „Kerken hebben altijd wel een hoogte-element, maar nu zijn het vaak weer echte torens.” De regelgeving is wel steeds vaker beperkend, merkt hij. „Voor het mooie had ik op de kerk in Driebruggen graag een hogere toren geplaatst, nu is die erg gedrongen. Het bestemmingsplan schreef echter een maximale hoogte voor van vijf meter boven het dak. Wil je dat aanpassen, dan moet het plan weer helemaal door de procedure, dat kost dan te veel tijd.” Ook Born ziet dat rond de realisatie van nieuwe kerkgebouwen „meer weerstand” is ontstaan vanuit de overheid. „Men is kritischer over de hoogte van kerkgebouwen, de verkeersdruk en het aantal parkeerplaatsen.”
In de volksmond wordt het neotraditionalisme ook wel heimweearchitectuur genoemd. Vinden de architecten dat terecht? Born snapt het wel. Hij wijst erop dat er al sinds de jaren negentig veel belangstelling is bij Nederlanders voor huizen in de stijl van de jaren dertig van de vorige eeuw, met ambachtelijk metselwerk en gedetailleerde kozijnen. „Dan is het begrijpelijk dat die trend ook in de kerkontwerpen zichtbaar wordt.” Een koppeling met het ontstaan van de Hersteld Hervormde Kerk na de totstandkoming van de Protestantse Kerk in Nederland in 2004 wil Born niet maken, omdat de afgelopen jaren vooral die kerken veel gebouwd zijn.
Deur op slot
Huls ziet twee kanten als hij het begrip „heimweearchitectuur” weegt. Het klinkt hem negatief in de oren als de klassieke vorm gekozen wordt „vanuit een verlangen naar het verleden”. Positief is het dat kerken weer nadrukkelijk de uitstraling hebben kerk te zijn: „Laten de kerken maar laten zien dat ze er zijn. De kerken hebben een plek in de maatschappij. Dat mag zich vertalen in openheid. Dat kom ik echter veel meer tegen in protestantse gemeenten en de Nederlandse Gereformeerde Kerken. Juist aan de rechterkant lijkt de deur van de kerk soms bijna letterlijk op slot te gaan als de eredienst begint. Laten de kerken daarmee niet zien het eens te zijn met die plek aan de rand van de samenleving? Ik vond het mooi zoals de gereformeerde gemeente in Kampen in coronatijd de deur opendeed voor de NOS. Laat maar zien wie je bent als kerk.”
Born vult aan: „Om die reden zie ik graag dat er geen hek om een kerk staat. Belemmeringen om naar binnen te gaan moeten zo veel mogelijk voorkomen worden. Ook daarin zijn de oude kerken ons tot voorbeeld.”