Ds. Roosendaal en ds. Van Vulpen: Organiseren van convent is spannend en kwetsbaar
Met het organiseren van een convent betreden de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) „onontgonnen terrein”. Twee predikanten lichten dit „spannende initiatief” en „kwetsbare proces” toe.
De CGK doen iets wat ze nooit eerder deden. Vrijdag schreven deputaten vertegenwoordiging een brief aan alle kerkenraden om die uit te nodigen voor een grote kerkelijke vergadering in april, een zogeheten convent. Bedoeld om elkaar diep in de ogen te kijken over de crisis waarin het kerkverband zich bevindt. Ds. S.P. Roosendaal (Lelystad), een van de deputaten, en ds. J. van Vulpen (Urk-Maranatha), lid van de denktank die het convent voorbereidt, geven een toelichting op de uitnodigingsbrief.
Uit wiens koker komt het idee van een convent?
Ds. Roosendaal: „Zoiets wordt geboren in de kraamkamer van de kerken. Er is geen specifieke naam aan te verbinden. Het idee circuleerde al langer, maar pas vrij recent hebben betrokkenen, onder wie deputaten vertegenwoordiging, de knoop doorgehakt en gezegd: Nu moet het er maar van gaan komen.”
Ds. Van Vulpen: „Zo’n convent is natuurlijk totaal onontgonnen terrein. Het is, ook voor ons als initiatiefnemers, spannend hoe dit idee in de kerken gaat landen.”
Ds. Roosendaal: „Al hebben we als deputaten al wel onze voelsprieten uitgestoken. Daarbij ontmoetten wij, in de volle breedte van de CGK, sympathie voor dit initiatief. En een verlangen om elkaar, ook inzake de allermoeilijkste kwesties, in de ogen te kijken.”
De uitnodiging lijkt bewust zo geformuleerd dat gemeenten ook niet-kerkenraadsleden kunnen afvaardigen.
Ds. Roosendaal: „Dat kunnen ze doen. Een convent is een vergadering van kerken waar niet alleen ambtsdragers welkom zijn.”
Ds. Van Vulpen: „Als je een kleine gemeente hebt met een kleine kerkenraad, kan ik me voorstellen dat je op 20 april niet zomaar twee mensen kunt sturen. Als je dan in de gemeente een wijze broeder hebt die het gevoelen van de kerkenraad goed kan vertolken, kan dat een optie zijn.”
Ds. Roosendaal: „Al zouden we in Veenendaal straks wel het liefst voornamelijk kerkenraadsleden ontmoeten, omdat zij bij het gesprek van de kerkenraad zijn geweest. Het belangrijkste is dat er vanuit elke gemeente een afvaardiging op het convent aanwezig is.”
Wat is de aanleiding tot dit initiatief?
Ds. Roosendaal: „We zien dat het gesprek over de vrouw in het ambt in twee classes is vastgelopen. Zij hebben hun activiteiten afgeschaald tot het hoogstnoodzakelijke. Verstandig, lijkt mij. Want als je met kerkrechtelijke instrumenten elkaar tot het uiterste wilt bevechten, gaat de boel ongecontroleerd stuk.”
Ds. Van Vulpen: „Dat is wat wij graag willen voorkomen. Als we dit conflict ongecontroleerd laten uitrazen, lopen we onszelf te pletter. Dat wil toch niemand?”
Ds. Roosendaal: „De taakgroep die door de synode is ingericht om het gesprek over vrouw en ambt te leiden, gaf ons een dringend signaal. Zij zei: Het is relationeel gezien in ons kerkverband vijf voor twaalf. Er moet een bijzondere interventie komen.
Daarom hopen en bidden we dat álle gemeenten vertegenwoordigers naar het convent zullen sturen. Want let wel, als we praten over ons kerkelijk samenleven hebben we het over zending, over evangelisatie, over de emeritikas, over het dienstenbureau, over de Theologische Universiteit Apeldoorn, en over nog veel meer wat de Heere ons in de afgelopen eeuw heeft geschonken. Al dat moois hebben wij samen vast, ook al doet het door de verdeeldheid soms pijn in onze handen. Dat gaan we nu toch niet stuk laten vallen?”
Ds. Van Vulpen: „En hoe voorkom je dat alle energie gaat zitten in discussies en strijd over thema’s als vrouw en ambt? Hebben wij als kerken eigenlijk niet een andere roeping? Of, zoals jij het pas tegen mij zei, Peter: Wat zou de Zaligmaker tegen ons zeggen als Hij ons als CGK bezig zag zoals in het achterliggende jaar?”
Helder. Maar waarover moet dit convent dan gaan? En wat kan het oplossen?
Ds. Roosendaal: „Om te beginnen moet duidelijk zijn dat wij de komende generale synode op geen enkele wijze voor de voeten willen lopen.”
Ds. Van Vulpen: „De synode moet gewoon haar werk doen. Revisieverzoeken behandelen en nog veel meer kleine en grote zaken bespreken. Maar de meerwaarde van een convent is dat in die vergadering, als het goed is, alle plaatselijke kerken vanuit de kerkenraad hun inbrengen hebben. Daar kan dus gepeild worden hoe in ons kerkverband over fundamentele vragen gedacht wordt.”
Ds. Roosendaal: „Hopelijk kan het gesprek op zo’n convent ons terugbrengen bij onze kernroeping. Ik hoop dat we straks in Veenendaal met elkaar kunnen spreken in de sfeer van een familiegesprek.”
Ds. Van Vulpen: „Hmm, dat klinkt mij wel weer heel liefjes in de oren. Wat mij betreft moet op zo’n vergadering ook duidelijk worden wat onze kerken wel of niet kunnen dragen. We moeten helder uitspreken waar bij elk van ons de pijn zit.”
Ds. Roosendaal: „Eens. Het convent zal ook de moed moeten hebben om over concrete toekomstscenario’s te spreken. Als we weten hoe onze kerken daarover denken, kunnen we die kennis doorgeven aan de synode. Die kan deze informatie dan gebruiken om vervolgstappen te zetten. Een convent kan geen besluiten nemen; dat moet een synode doen.”
Critici zouden kunnen denken: dit wordt weer een typisch CGK-gebeuren. Iets van veel praten en luisteren, maar uiteindelijk toch ook van pappen en nathouden.
Ds. Roosendaal: „Dat mag het beslist niet worden. Op dit convent moeten we doordringen tot ”des Pudels Kern”. Hier moeten de echte vragen op tafel komen.”
Ds. Van Vulpen: „We moeten elkaar in het hart kijken, over de volle breedte van ons kerkverband. En aan de komende synode verheldering bieden over waar we als kerken nu eigenlijk staan. Wij noemen het een draagkrachtmeting. We willen de draagkracht peilen die er in de kerken is voor concrete scenario’s om uit de impasse te komen.”
U zei: de echte vragen moeten op tafel komen. Luidt een van die echte vragen niet: Kunnen en willen we als CGK nog wel als één kerkverband bij elkaar blijven?
Ds. Van Vulpen: „Nou, we gaan dit convent niet in met de vraag: Hoe gaan we onze kerken eens netjes ontmantelen? Dat is, wat mij betreft, van achter naar voren redeneren. Ons uitgangspunt is nog steeds dat wij aan elkaar gegeven zijn. En de grote vraag is hoe we de handen ineen kunnen slaan om te zorgen dat datgene waar we gezamenlijk verantwoordelijkheid voor dragen, niet stuk gaat.”
Is er al een agenda voor de dag in april?
Ds. Van Vulpen: „Nee. Alle kerkenraden krijgen de komende tijd voorbereidingsstukken toegestuurd. Want het gesprek over de problematiek moet in de kerkenraden starten en grondig worden voorbereid.”
Ds. Roosendaal: „Het moet ruim voor aanvang van het convent voor alle deelnemers glashelder zijn waar de vergadering over gaat.”
Wie gaat leiding geven aan deze dag?
Ds. Roosendaal: „Daarover hebben we wel ideeën, maar die gaan we nu nog niet delen. In elk geval wordt het convent geïnitieerd en gedragen door deputaten vertegenwoordiging, in nauwe samenwerking met de zogeheten taakgroep.”
Ds. Van Vulpen: „Goede leiding is natuurlijk belangrijk. Maar laten we vooral niet vergeten om, zoals ook in het slot van de uitnodigingsbrief staat, aan de Heere God onze schuld te belijden. En aan de troon van Zijn genade te bidden om een geopende deur. In het vertrouwen dat onze God uitkomst kan geven boven ons bidden en denken.”