Minister Weerwind van Rechtsbescherming ziet geen aanleiding om strafrechtelijk op te treden tegen religieuze groepen, zoals de Jehovah’s Getuigen, vanwege het feit dat zij ex-leden uitsluiten.
Dat schreef hij donderdag in een brief aan de Tweede Kamer. Hij baseert zijn reactie op een onderzoek in opdracht van het ministerie naar de gevolgen van uitsluiting voor ex-leden van gesloten (religieuze) groepen, zoals de Jehovah’s Getuigen. De resultaten daarvan werden donderdag gepubliceerd.
De minister schrijft dat sociale uitsluiting „een veel voorkomend maatschappelijk verschijnsel is en dat dit ook kan optreden bij religieuze gemeenschappen.”
Ex-leden van religieuze gemeenschappen kunnen op religieus vlak de gevolgen van uitsluiting ervaren, stelt minister Weerwind. „Zo kunnen uitgeslotenen zich zorgen maken over het leven na de dood en het niet meer mogen deelnemen aan belangrijke rituelen.”
Ook kunnen er bij hen gevolgen zijn voor het fysiek en mentaal welbevinden. „Er kan sociaal isolement optreden door het verlies van contacten, hetgeen financiële gevolgen kan hebben, bijvoorbeeld door het verlies van werk en/of het netwerk.”
Op grond van de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van vereniging mag de staat een religieuze gemeenschap niet verplichten om nieuwe leden toe te laten of leden niet uit te sluiten, schrijft minister Weerwind.
Tegelijkertijd is deze vrijheid volgens hem niet onbegrensd: „Individuen hebben het recht niet te behoren tot een godsdienst of levensovertuiging, wat betekent dat ze het recht hebben om uit een religieuze gemeenschap te treden.”
Op basis van het onderzoek ziet minister Weerwind geen aanleiding om strafrechtelijk op te treden tegen religieuze gemeenschappen. Strafbare gedragingen bij uitsluiting kunnen al strafrechtelijk of via het civiele recht worden aangepakt, schrijft hij in de brief. Ook is het volgens hem „niet reëel het begrip uitsluiting af te bakenen tot een juridisch bruikbare definitie.”
Wel wil hij hulp bieden aan ex-leden die problemen ervaren als gevolg van uitsluiting binnen een religieuze gemeenschap. De minister gaat in gesprek over de inrichting van een advies-, hulp- en kennisplatform bij Fier. Fier is een expertisecentrum bij geweld in afhankelijkheidsrelaties.
Henri Dahlem, voorzitter van de stichting Against Watchtower Shunning waarin tientallen ex-Jehova’s zich hebben verenigd, is teleurgesteld over het besluit van de minister. „Een kerkgenootschap mag kerkelijke tucht uitoefenen, maar het sociaal doodverklaren van een ex-lid gaat te ver. Wij vinden dat daar aparte wetgeving voor moet komen zodat dat strafbaar wordt gesteld en zullen daarvoor blijven strijden.”
Dat strafbare gedragingen bij uitsluiting al via het strafrecht of civiele recht kunnen worden aangepakt, vindt hij niet genoeg. „Wij bewandelen ook die weg, maar deze route gaat zeer moeizaam en daar zijn hoge kosten aan verbonden. Jehovah’s Getuigen zijn daarbij in het voordeel: zij beschikken over veel geld en hebben eigen juristen en advocaten in dienst. Wij niet.”
De minister gaf in mei 2022 opdracht tot dit onderzoek naar aanleiding van Kamervragen. Die gingen over een petitie van de stichting Against Watchtower Shunning van ex-leden die met sociale uitsluiting te maken kregen.
Het onderzoek werd uitgevoerd door de Open Universiteit in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), het kennisinstituut van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Aan het onderzoek werkten tien uitgeslotenen en elf vertegenwoordigers van religieuze groeperingen mee. Twee uitgeslotenen waren afkomstig uit de Protestantse Kerk in Nederland en een uit een pinkstergemeente.