Kerk & religiePromotie

Ds. G.W.S. Mulder over promotieonderzoek: Oudvaders laten onderwijs en bevinding opkomen uit de tekst

Hoe kwamen predikanten in het verleden tot de toepassing in hun preek? Die vraag onderzocht ds. G.W.S. Mulder, predikant in de Gereformeerde Gemeenten, de achterliggende jaren. Dinsdag promoveert hij aan de Vrije Universiteit Amsterdam. „Het onderzoek heeft me bewuster gemaakt als het gaat om de ernst en de kracht van het Woord.”

27 November 2023 17:02Gewijzigd op 4 December 2023 14:35
Ds. G.W.S. Mulder onderzocht hoe theologen tussen 1600 en 1800 dachten over de predikkunde. Dinsdag promoveert hij op dat onderzoek aan de Vrije Universiteit Amsterdam. beeld RD, Anton Dommerholt
Ds. G.W.S. Mulder onderzocht hoe theologen tussen 1600 en 1800 dachten over de predikkunde. Dinsdag promoveert hij op dat onderzoek aan de Vrije Universiteit Amsterdam. beeld RD, Anton Dommerholt

De Oude Kerk in Amsterdam in 1665: zonlicht valt door een raam op deftige kerkgangers in de banken, een moeder met kind loopt voorbij, een paar honden snuffelen rond, een baby krijgt borstvoeding. De centrale persoon is de predikant op de kansel. Zo schilderde Emanuel de Witte (1617-1692) ”Het interieur van de Oude Kerk te Amsterdam tijdens het houden van een preek”. Het is dat schilderij dat de omslag siert van het proefschrift van ds. Mulder: ”Tussen tekst en toepassing. Onderzoek naar het tijdbetrokken element in de homiletiek van gereformeerde piëtisten in de Nederlanden 1600-1800” (uitg. Den Hertog).

Liefde voor de bronnen uit de tijd van de Reformatie, het puritanisme en de Nadere Reformatie heeft ds. Mulder al lang. Predikant is hij sinds 2010: eerst in Zoetermeer en sinds 2019 in Ridderkerk. Wekelijks beklimt hij de preekstoel, wekelijks moet hij preken maken. Kernvraag is elke keer weer: „Hoe maak je de toepassing in een preek? Dat is voor mij een actuele vraag, omdat ik elke zondag mag voorgaan.”

Op het kruispunt van kerkgeschiedenis en predikkunde ontstond zo het proefschrift dat ds. Mulder dinsdag in Amsterdam verdedigt, met zijn zoon Peter en zijn zwager ds. H.J. Agteresch als paranimfen aan zijn zijde.

Als een gemeentelid u vraagt: „Dominee, wat onderzocht u nu precies?” wat is dan uw antwoord?

„In elke preek heeft de dominee de opdracht om een Bijbeltekst te verkondigen aan deze gemeente in deze plaats en in deze tijd. Om van de Bijbeltekst naar een preek voor de gemeente te komen, is de predikant afhankelijk van de leiding van de Heilige Geest. Praktisch gezien volgt hij ook een methode: hij kiest een tekst, bouwt een betoog op, en maakt een toepassing. De preek is samengesteld uit ingrediënten, uit onderdelen. Zo kwam ik bij de vraag: hoe vonden de oude schrijvers dat je als predikant van preektekst naar preek moest komen?

Ik heb twaalf handboeken voor predikkunde bestudeerd. In die handboeken staat hoe de schrijvers daarvan vonden dat het moest en hoe ze dat onderbouwden. Ik zocht naar theologische, liefst Bijbelse argumenten voor de preekopbouw en toepassing.”

Ds. Mulder onderzocht wat mannen als William Perkins, Guilielmus Amesius, Gisbert Voetius, Johannes Hoornbeeck, Guiljelmus Saldenus, David Knibbbe, Everhardus van der Hooght, Friedrich Adolph Lampe en anderen over de preek schreven. „Ik heb gekozen voor theologen uit de periode 1600 tot 1800, een afgebakende periode. Het gaat niet om precies die jaren, maar tegen 1600 was de Nederlandse kerk reformatorisch ingericht. En na de Franse tijd is begin negentiende eeuw de Hervormde Kerk ontstaan. Daar komt bij dat het een spannende periode was, want met name de strijd tussen de volgelingen van de gereformeerde, Utrechtse hoogleraar Voetius en de meer liberale Johannes Coccejus uit Leiden heeft zich in die periode ontplooid.

19879747.JPG
Ds. G.W.S. Mulder onderzocht hoe theologen tussen 1600 en 1800 dachten over de predikkunde. Dinsdag promoveert hij op dat onderzoek aan de Vrije Universiteit Amsterdam. beeld RD, Anton Dommerholt

Tegelijkertijd valt in deze periode de Gouden Eeuw met zijn grote welvaart in de Nederlanden. De vraag is wat dat deed met een bevolking en met de waardering van het gewone leven. Was daar aandacht voor in de predikkunde?

En het derde wat speelt is de opkomst van het rationalisme. Zeker de achttiende eeuw wordt gezien als een eeuw van verlichting. Die is de kerk niet voorbijgegaan. Zo heb je drie ingrediënten die zo’n periode spannend maken om te onderzoeken.”

Welke lijnen ziet u in de predikkunde als u het werk van deze twaalf theologen overziet?

„Voor al deze twaalf theologen was de opdracht om Gods Woord te prediken, Gods genade voor verloren zondaren. De grootste actualiteit voor deze twaalf predikers was dat God er is, dat de mens een ziel heeft, dat de mens met God in rekening staat, en dat hij verzoening nodig heeft. Zij preekten allemaal tijdbetrokken, hun tijdbetrokkenheid was ondergeschikt aan de kernboodschap. Ze dachten niet vanuit hun tijd of vanuit hun tijdsbeleving, maar ze dachten vanuit de Schrift. De toepassing kwam op uit de Schrift.

Een centrale tekst over het toepassingsgericht preken die ze allemaal noemen, is 2 Timotheüs 3:16: „Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is.” In die tekst zie je die twee dingen samenkomen: „Al de Schrift is van God ingegeven.” Dus het Schriftgezag stond voor die mannen buiten kijf. Ál de Schrift, dus elke tekst, elk woord in de Bijbel.

Maar vervolgens staat er ook waartoe het Woord „nuttig” is. Deze mannen zagen dat het Woord een nuttigheid voor ons heeft. Dan moet je dus toepassingsgericht preken, Bijbels gelegitimeerd. De toepassing moet opkomen uit de tekst, dat is de boodschap.

Praktische relevantie van een preek vonden zij heel erg belangrijk. Men waarschuwde tegen de zonde, de zonde van de tijd, de zonde van de plaats waar zij waren. Het maakt ook nu wat uit of je de preek houdt in een dorp of in een stad, dat je de eigen predikant bent van de gemeente of gastpredikant.

Preken waren in die tijd veelal opgebouwd aan de hand van de trits verklaren, leren, toepassen. Leren beschouwen wij vandaag de dag als iets dogmatisch, maar zo zagen zij dat niet. Zij zagen de lering in de preek als een bredere fundering van de toepassing in het geheel van de Schrift, als een schakel tussen de verklaring en de toepassing.”

Er was verschil tussen de prediking van de voetianen en de volgelingen van Coccejus. Welk verschil?

„Coccejus en zijn volgers vonden die bredere verankering in de Schrift niet nodig. Zij vonden dat te dogmatisch aandoen. Zij legden veel nadruk op de exegese, de uitleg. Daarin hebben zij onmiskenbaar onze prediking beïnvloed. Op zichzelf genomen is dat te waarderen. Maar de coccejanen hadden theologisch wel een heel eigen denkwereld; die is niet los te zien van de opkomst van het rationalisme.”

Wat ontdekte u als het gaat om het bevindelijk preken?

„Wat ik het meest geleerd heb van deze mannen is dat ze –wat wij noemen– bevindelijk preken niet zagen als een toevoeging aan de preek of zo. Juist niet! Zij wilden heel de Schrift preken en hun preek verankeren in heel de Schrift. Langs die weg leidt de Heilige Geest in alle waarheid, opent Hij de schatten van Christus en getuigt die in de harten. Bevindelijke prediking is daarop gericht en maakt dit expliciet. Denk weer aan 2 Timotheüs 3:16. Als vanzelf valt dan het licht op de noodzaak van persoonlijk geloof en oprechte bekering. Dat is de toepassing.

Deze mannen wijzen er ook op dat er verschillende soorten hoorders moeten worden onderscheiden: wedergeboren of niet wedergeboren; maar ook onder de ware gelovigen zijn onderscheidingen, zoals twijfelmoedigen, bevestigden. Het gaat erom dat zó God wordt verkondigd en gekend.”

19879748.JPG
Omslag van het proefschrift van ds. G.W.S. Mulder. beeld RD

Wat heeft een predikant van nu aan dit onderzoek?

„Ik zou twee punten willen noemen. In de eerste plaats werken deze theologen vanuit het principe om de preek altijd Schriftuurlijk te onderbouwen, ook met het oog op de toepassing. Wie zo Schrift met Schrift vergelijkt, zegt Hoornbeeck, die „perst het sap en bloed van de Schrift uit”. Zo blijkt de geestelijke betekenis van Gods Woord. Dan wordt de preek bevindelijk, omdat de Bijbel dat is.

Het is ook een Bijbelse zaak om te constateren dat niet alle gemeenteleden het ware geloof hebben. En er zijn zoekende zielen, mensen met een sterker geloof, mensen met een bevestigd geloof.

Het tweede leerpunt heeft betrekking op de trits verklaren, leren, toepassen. Er zijn in aanloop naar een preek zo veel momenten waarop je keuzes moet maken: eerst je tekstkeuze, daarna de uitleg, daarna de vraag hoe je de toepassing maakt. Dat betekent dat je in die drie stappen eigenlijk ook drie momenten hebt waarin je de aansluiting met de gemeente kunt zoeken. Deze mannen stimuleren ons om dat te benutten. We moeten niet over de hoofden heen preken, maar met de Schrift in de hand en op basis van de Schrift en met oog voor hun leefwereld de harten van de hoorders opzoeken. De afhankelijkheid van de Heilige Geest geldt heel dit proces en zal ook in de preek moeten doorklinken.”

En wat betekent dit voor de predikant in zijn studeerkamer?

„Mannen als Perkins en Teellinck benadrukken de persoonlijke levensheiliging van de dominee. Een predikant moet dicht bij de Heere leven. Concreet: aan de ontdekkende zaken die hij zijn gemeenteleden gaat voorhouden, moet hij zichzelf in die week voorafgaand geruime tijd blootstellen.

Verder zou ik zeggen: Heb je hoorders op het netvlies. Laat hun zielen wegen op je hart. Zij moeten met God worden verzoend. Laat de ernst van die heilige rechterstoel van God waar we voor zullen staan, wegen.”

Er verschuift veel in de moderne Schriftuitleg, de moderne hermeneutiek. Wat kunnen we in dat opzicht leren van uw onderzoek?

„Ik heb bij de twaalf onderzochte theologen geproefd hoe zij de Schrift benaderden. Het lijkt misschien alsof je alleen met de moderne hermeneutiek echt actueel kunt preken. Alsof je bij het volgen van de klassieke preeklijn niet actueel kunt zijn. Maar ik geloof dat wij met de klassieke preekopbouw juist in een heel krachtige traditie staan die ons laat zien dat het wel kan en moet om naar de Schrift te preken en tegelijk betrokken te zijn op de hoorder nu.

En verder onderstreep ik: blijf bij de Schrift. Een preek kan een heel bevindelijk verhaal worden, of juist een heel sociaal gekleurd verhaal worden, maar langs de kern van de Bijbelse boodschap heen gaan.

Als je Schrift met Schrift blijft vergelijken, kom je terecht bij de rechtvaardiging van de goddeloze. Dat is de sleutel tot het ware verstaan van de Schrift. Hét kruispunt van Gods Woord.

De moderne hermeneutiek past de uitlegsleutel van de Bijbel echter aan. De tijd waarin we leven wordt dan bepalend voor de uitlegsleutel. Dat zie je nu rond de grote thema’s die spelen: schepping en evolutie, de vrouw in de gemeente, het debat rond gender en seksualiteit. Maar er zijn meer thema’s te noemen.”

Bent u zelf anders gaan preken door dit onderzoek?

„Die vraag kunnen de hoorders beantwoorden. Ik heb geen andere oriëntatie gekregen, maar ben wel bewuster gemaakt als het gaat om de ernst en de kracht van het Woord. Komen de goddelijke volheid en praktische relevantie goed naar voren? We moeten preken vanuit Gods eeuwige raad, Zijn welbehagen. We zijn gezant van Christus, gedreven door de Heilige Geest. Daarin zijn de hoorders voor mij dichterbij gekomen. Want juist in deze ernst van het Woord gaat het over hun eeuwigheidsbelang.

De omgang met deze oude schrijvers heeft me bewuster gemaakt van de mogelijkheden die je als predikant wel of niet tot je beschikking staan. Dat heeft me niet alleen richting, maar ook ruimte en steun gegeven. Ik heb gezien hoe Bijbels en krachtig deze benadering van Schrift en hoorder is.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer