In buurland Duitsland geeft men fietsers volop de ruimte. Maar in dat land hébben fietsers ook de ruimte en dat lijkt alle verschil te maken.
Afgelopen zomer brachten we vier weken door in Duitsland. Dat was op zich al een unicum, want zo lang achtereen zijn we als gezin niet eerder van huis geweest. Daarbij kwam dat we ons ter plekke vrijwel uitsluitend op de fiets verplaatsten. Een jaar eerder hadden we voor een paar dagen fietsen gehuurd. Dat beviel zo goed dat we besloten om dat voortaan steeds weer te doen.
Op de eerste dag van de vakantie parkeerden we de auto voor de deur, om hem pas weer van zijn plek te rijden op de dag van vertrek. Dat leidde tot een heel andere dynamiek, een andere beleving, een andere actieradius en een ander tempo. Zo brachten we twee weken door in het Teutoburger Wald en daarna nog eens veertien dagen in het Münstertal.
Die laatste bestemming is niet representatief voor Duitsland, want uitgerekend de stad Münster staat te boek als een van de meest fietsvriendelijke steden van de wereld. Om het centrum van de stad loopt een brede ring van asfalt die alleen voor fietsers bestemd is. Die zorgt voor een snelle, veilige doorstroming. Münster doet er alles aan om het fietsen te promoten en pocht dat de eigen inwoners gemiddeld twee rijwielen per persoon bezitten.
In het omliggende Münstertal, een grotendeels vlakke, dunbevolkte streek, zijn tal van thematische fietsroutes uitgezet, met een duidelijke bewegwijzering. Wat dat betreft laat de situatie zich goed vergelijken met Nederland, met als kenmerkend verschil dat je als fietser veel behoedzamer, beleefder en geduldiger wordt benaderd.
Wanneer je onderweg door een automobilist wordt ingehaald, gebeurt dat met een zo ruim mogelijke boog. Is inhalen niet mogelijk omdat een weg te smal is of te onoverzichtelijk, dan blijft men geduldig achter je rijden, zonder enige blijk van haast of ergernis. Bij kruisingen ontmoet je zelfs zo veel omzichtigheid, dat je als fietser bijna het gevoel krijgt een soort onverklaarbare voorkeursbehandeling te genieten.
Ook bij fietsers onderling is sprake van beschaafde omgangsvormen, waarbij de snelste partij de ander netjes bedankt als die ruimte maakt, waarop de tragere rijder reageert met „alstublieft” of iets dergelijks. Die bescheiden manier van doen is zo hartverwarmend en aanstekelijk dat je je die in korte tijd eigen maakt, wat onderstreept dat hoffelijkheid net zo besmettelijk is als hufterig gedrag.
Na thuiskomst kwam ik tijdens mijn eerste fietstocht aan de rand van de Randstad onderweg méér medeweggebruikers tegen dan in de vier voorafgaande weken. Dat verklaart meteen een deel van het verschil in gedrag van Duitsers en Nederlanders, want irritatie over groepen voortjakkerende wielrenners kan alleen ontstaan wanneer die er daadwerkelijk zijn.
Een druk, overvol fietspad is voor veel mensen de zoveelste prikkel op een dag en niet zelden de druppel die de emmer doet overlopen. Die randvoorwaarde laat zich echter zo lastig veranderen, dat ik in dit geval niets beters kan bedenken dan het ver van tevoren plannen van de volgende lange fietsvakantie in dunbevolkt gebied.
De auteur is publicist. Reageren? hormann@refdag.nl