Familie Reijnen ontsnapte aan Hamas, maar waarheen nu?
De Nederlandse Mirjam Reijnen overleefde met haar gezin de grote terreuraanval van Hamas. Maar hoe nu verder? „Zolang ze daar in Gaza zitten, gaan wij niet terug.”
„Nou, hier slapen wij vluchtelingen”, zegt de Nederlandse Mirjam Reijnen in de deuropening van de kamer van zo’n 3 bij 4 meter waar zij en haar man met drie kinderen bivakkeren sinds de grote terreuraanval begin vorige maand in het zuiden van Israël. „Gelukkig heb ik kinderen die niet zeuren.”
Het Nederlandse gezin is afkomstig uit de kibboets Nahal Oz, een van de plekken aan de grens met de Gazastrook die door Hamas werd aangevallen. Na de slachtpartij zochten de vijf familieleden met enkele honderden anderen hun toevlucht hier in de noordelijke kibboets Mishmar Ha-Emek. Reijnen knikt naar de volle kamer met twee stapelbedden, een gewoon bed, en her en der kleren en andere spullen. „Bijna alles wat je hier ziet, hebben we gekregen, want we hadden vrijwel niks bij ons.”
Reijnen –42, zonnebril in het haar– vertelt over de zwarte zaterdag 7 oktober. Volgens haar móéten de terroristen informatie hebben gehad van Palestijnen die op de kibboets werkten, omdat ze opvallend goed op de hoogte waren van allerlei zaken. „Ze gingen als eerste naar het huis van ons hoofd veiligheid, die toegang had tot de wapenkamer. Nadat ze hem hadden vermoord, konden wij niet meer bij onze wapens.”
Schuilen
Zelf schuilde ze met haar man en kinderen van ’s morgens rond halfzeven tot middernacht in een van de twee zogenoemde veilige kamers van hun huis, die bedoeld zijn om te schuilen voor raketaanvallen. Ze hoorden raketinslagen, geweervuur en Arabisch geschreeuw. In de kibboets werden uiteindelijk twaalf mensen vermoord en vijf ontvoerd. Als een kleine elite-eenheid van de grenspolitie niet snel ter plekke was geweest, was het op een veel groter bloedblad uitgelopen.
„De terroristen pakten de telefoon van een slachtoffer en openden haar Facebookapp. Ze streamden live hoe ze een vader, een moeder, een broer en twee kinderen meenamen. Iedereen kon dat volgen, het was afschuwelijk. Die vader, moeder en broer zijn later dood gevonden, maar de twee meisjes zijn verdwenen. Die zijn waarschijnlijk gegijzeld.”
Reijen, die protestants werd opgevoed, bekeerde zich samen met haar echtgenoot Raymond jaren geleden tot het joodse geloof, en het gezin verhuisde in 2018 naar Israël. Ze doet haar verhaal deze zonnige ochtend op een bank onder een boom op de kibboets waar zij nu als vluchtelingen verblijven. Tijdens het gesprek komen twee mannen elektrische kachels brengen, die een bedrijf heeft gedoneerd voor de ontheemden. Een straaljager dendert over.
De vijf gezinsleden behoren tot de naar schatting 1700 Nederlanders die voordat de oorlog uitbrak in Israël woonden. Zo’n 800 van hen zijn in de eerste twee weken na de aanval met militaire vluchten gerepatrieerd naar Nederland. Onduidelijk is hoeveel er daarnaast op eigen houtje zijn vertrokken. Maar de meesten zijn gebleven.
Ook Reijnen en haar man hebben geen plannen om terug te keren naar Nederland. Maar of ze weer naar hun kibboets in het zuiden willen, weten ze ook nog niet. Misschien is er te veel gebeurd.
„Ariëlla, mijn dochter, ligt ’s avonds huilend op bed, omdat een van haar beste vriendinnen uit haar klas is gekidnapt. Leeft ze nog? Komt ze weer terug?, vraagt ze. Voor een kind van acht hoort de moeder alles te weten, maar ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik heb geen antwoorden. Dat is moeilijk.”
Kus op de wang
De Nederlandse loopt aan het einde van de ochtend naar de centrale eetzaal van de kibboets, waar Ariëlla een warme maaltijd krijgt na een morgen op een geïmproviseerde school. Ze geeft het blonde meisje, dat net met een dienblad op weg is naar een van de lange tafels, een kus op de wang.
„Ik vind dat het leger nu door moet doorvechten”, zegt Reijnen. „Onze kibboets is de laatste vijf jaar meerdere keren door het leger ontruimd vanwege raketbeschietingen. Zolang Hamas daar in Gaza zit, gaan wij niet terug. Iedereen uit onze gemeenschap denkt er zo over. We willen voortaan leven zonder bomb shelters.”