„De moeder van alle hervormingen”, noemt Giorgia Meloni het. Zij doelt daarbij op een ambitieuze grondwetshervorming in Italië, waarin de persoon van de minister-president centraal staat. In dit ”premieraat”, zoals de nieuwe regeringsvorm is gedoopt, wordt de regeringsleider rechtstreeks gekozen en verkrijgt daarbij vergaande bevoegdheden.
Die gaan voor een deel ten koste van de president, wiens functie als staatshoofd vrijwel uitsluitend symbolisch wordt. De Italiaanse ministerraad heeft het daartoe door minister Casellati van Constitutionele Hervorming opgestelde voorstel aangenomen. Maar voor dit wet wordt, moet het tweemaal in de Kamer van Afgevaardigden en tweemaal in de Senaat worden behandeld, steeds met tussenpozen van ten minste twee maanden.
Als het voorstel parlementair is goedgekeurd –en gezien het overwicht van de regeringspartijen lijkt dat geen probleem– maar zonder een tweederdemeerderheid te halen –hetgeen waarschijnlijk is– dan wordt het onderworpen aan een referendum, dat alles in het honderd kan gooien.
De jongste voorstellen tot grondwetswijziging, van Berlusconi in 2006 en van Renzi in 2016, sneuvelden zo na parlementaire goedkeuring in de volksstemming. Maar als het voorstel ook het referendum overleeft, kan de nieuwe grondwet in 2025 ingaan. Er is dus nog een lange weg te gaan, maar als de regering-Meloni de rit tot 2027 uitzit, is er tijd genoeg.
Vele voorstellen
In de afgelopen jaren zijn vele voorstellen gedaan om een einde te maken aan de zwakte van het Italiaanse centraal bestuur: 48 kabinetten in 67 jaar, meestal met flinterdunne meerderheden en afhankelijk van de grillen van kleine partijtjes en stromingen. Er is geëxperimenteerd met gehele of gedeeltelijke districtenstelsels, kiesdrempels en zetelpremies, terwijl anderen een oplossing zochten in een gekozen president naar Frans of Amerikaans model.
Dat deed ook Meloni, die afkomstig is uit een politieke traditie van krachtig leiderschap. In het programma van haar partij Fratelli d’Italia voor de verkiezingen van 2022 was daarom de presidentiële republiek een belangrijk programmapunt. Maar coalitiepartij Forza Italia ging dat te ver, zodat nu een compromis is gevonden in het ”premieraat”, een staatsrechtelijk unicum. Israël kende het ook in de jaren 90.
Juiste remedies
In het ontwerp van de nieuwe grondwet wordt de premier rechtstreeks gekozen voor een periode van vijf jaar, terwijl de coalitie die haar/hem steunt minimaal 55 procent van de zetels in het parlement krijgt. Als binnen die periode de premier aftreedt, of op andere wijze van het toneel verdwijnt, kan de president niet –zoals nu nog– een formateur van zijn keuze aanstellen, maar op zijn hoogst een parlementariër van dezelfde partij als de oud-premier.
Dit is een verregaande wijziging, waardoor de aanstelling van een niet-politicus –zoals Mario Draghi in 2021, Mario Monti in 2011 en Carlo Azeglio Ciampi in 1993– onmogelijk wordt. Het is de vraag of dat een voordeel is voor Italië, omdat juist de door deze mannen geleide zakenkabinetten in tijden van crisis de juiste remedies wisten te vinden. Ook verliest de president de bevoegdheid om tijdens zijn ambtstermijn vijf verdienstelijke burgers te benoemen tot senator voor het leven. Alleen oud-presidenten blijven senator voor het leven. De macht van het staatshoofd wordt zodoende danig uitgehold, op één punt na: hij moet de benoemingen van de door de premier voorgestelde ministers goedkeuren. Soms gebeurt dat een president dat weigert, zoals in 1994 toen Berlusconi zijn persoonlijke advocaat minister van Justitie wilde maken