„Ik zou graag vechten, maar krijg geen oproep”
Het geweld in Israël lijkt ver weg. Maar in een Amsterdamse koosjere supermarkt voelt het conflict dichtbij. De gelatenheid is groot, de emotie zichtbaar. Over broers in het leger en niet mogen bellen op de sabbat.
Het Joods Cultureel Kwartier in Amsterdam ligt erbij alsof het een dag is als alle andere. Een fietser rijdt door rood, de bomen kleuren geel. Van extra blauw op straat is bij de Portugese synagoge weinig te zien.
De beveiliger voor het gebouw laat niets los over eventuele extra beschermingsmaatregelen van het godshuis, zoals Rutte maandag afkondigde. „Maar als je een beetje logisch nadenkt, dan weet je het.” Onzichtbaar aanwezig dus, die extra surveillance.
„We zijn in ons hart geraakt”, zegt communicatiemanager Kiki Stoffels van het Joods Museum, aan de overkant van de straat. Ongeveer de helft van de medewerkers van het museum is Joods en heeft familie en vrienden in Israël wonen. „Het werk gaat door, maar we zijn met onze gedachten daar.”
Buiten op het plein naast de synagoge herinnert De Dokwerker –een standbeeld ter nagedachtenis aan de Februaristaking– aan die andere oorlog. Eentje van tachtig jaar geleden. Een strijd in een andere tijd, met een andere vijand, maar met hetzelfde volk dat in het hart werd geraakt.
Dat die inktzwarte bladzijde in de Joodse geschiedenis nooit ver weg is, blijkt wel in David’s Corner. In de koosjere supermarkt in de Amsterdamse wijk Buitenveldert staat Shimon Koppenhol te praten met een vrouw op leeftijd. Ze wil liever niet in gesprek over de situatie in Israël. „Ik kan alleen maar huilen. Mijn kinderen wonen daar.”
Toen ze de beelden zag van uit huis gesleurde Israëli’s, was de link met de Tweede Wereldoorlog snel gelegd. „Ik dacht aan de razzia’s van toen. Onze generatie is opgegroeid met een oorlogstrauma. Dan triggert het je, als je zoiets barbaars ziet”, zegt ze, terwijl de tranen in haar ogen opwellen. „Het hadden mijn kinderen of kleinkinderen kunnen zijn die daar door Hamas door de straten werden gesleurd.”
Bombardement
Koppenhol –lange jas, baard, keppeltje– was in de synagoge toen hij het nieuws over de aanvallen van Hamas hoorde. „Een paar Israëli’s kwamen aan het einde van de dienst naar ons toe. Ik had er niets van meegekregen.” In orthodoxe kring is het namelijk niet toegestaan op de sabbat elektrische apparaten te gebruiken. En de mobiel hoort daar ook bij. Een uitzondering zat er niet in. „Het is sabbat. Dan doe je dat gewoon niet.”
Het was voor de kalligrafische schrijver dan ook onmogelijk contact op te nemen met zijn drie zoons en elf kleinkinderen die in Israël wonen. „Het was allemaal erg onzeker. Af en toe hoorde ik wat van mensen die het nieuws wel volgen. Ik kon aan niets anders denken.”
Inmiddels heeft Koppenhol zijn kinderen wel aan de lijn gehad. Ze maken het goed, maar de situatie blijft onzeker. „Er waren net bombardementen in de buurt van het vliegveld. Een van mijn zoons woont daar vlakbij. Gelukkig gaat alles tot nu toe goed.”
Hoewel het oorlogsgeweld ver weg lijkt, komt het tegelijkertijd ook heel dichtbij, zegt Koppenhol, die lesgeeft in de synagoge. „Ik sprak zondag een van mijn Nederlandse oud-leerlingen. Hij is al opgeroepen voor het leger.” Hij blijkt niet de enige te zijn, zo laat de cassière van de supermarkt in het Engels weten. „Er was net iemand in de winkel van wie de vriend terug naar Israël moet om te vechten.”
De dame, die inmiddels 15 jaar in Nederland woont, is geboren in een kibboets in het noorden van Israël. Een van haar broers zit ook in het leger. „Oh, hij appt me net. Er zijn gevechten in de regio waar ik ben opgegroeid, bij de grens met Libanon. Hij is daar gestationeerd”, zegt ze, terwijl ze met een half oog naar de livestream van het Israëlische nieuws kijkt. „Hij is parachutist en zit in zijn diensttijd.”
Ze vindt het „enorm frustrerend” om op dit moment in Nederland te zijn. „De mensen in Israël staan in de rij om bloed te doneren. En ze brengen eten en kleding bij elkaar voor de slachtoffers. Ik wil ook helpen, maar kan niets doen.” Het liefst zou ze opgeroepen worden als reserve. „Maar ik krijg maar geen belletje”, zegt ze, licht teleurgesteld.
Abraham
Eduard Huisman –kaal, keppeltje, opvallende bril– komt ondertussen binnen. Hij bestelt een broodje aan de kassa. De beheerder van alle Joodse begraafplaatsen in Nederland vindt het verschrikkelijk wat er in Israël gebeurt, maar is desondanks hoopvol. „Sinds aartsvader Abraham zijn er vierduizend jaar voorbijgegaan. Er zijn al die jaren veel verdrukkingen geweest, maar het Joodse volk bestaat nog steeds.”Hij plaatst de onlusten dan ook in breder perspectief. „Het zijn gewoon de profetieën die uitkomen. De Messias komt eraan.” En ondanks alle pijn die met het conflict gepaard gaat, ziet hij ook een positieve kant – „ik ben nou eenmaal een optimist”. Volgens Huisman is het Joodse volk namelijk weer eensgezind. „Mijn nicht woont in Australië. We spreken elkaar nooit. Maar nu belde ze. Dat is toch mooi.”
Bang voor anti-Joodse sentimenten in Nederland als gevolg van het conflict is Huisman niet. „Mijn familie woont al 330 jaar in Nederland. De eerste rabbijn in dit land was een van mijn voorvaders.” Zijn keppeltje houdt hij voorlopig dan ook gewoon op. „God heeft de mens niet gemaakt om weg te kruipen, maar om een boodschap te vertellen. Elk mens is door Hem geschapen en heeft het recht waar dan ook te wonen.” Bang om belaagd te worden is hij niet. „Maar ik ben wel op mijn qui-vive.”
Vlag
Daar denkt Patricia Buchner anders over. Ze zit aan een tafeltje in de bakkerij en neemt net een hap van haar broodje. „Mammie”, roept haar tweejarige dochter, terwijl Buchner haar verhaal doet. Ze zou zich op dit moment veiliger voelen in Israël, zegt ze, ondanks alle dingen die daar gebeuren. „Misschien zeggen de statistieken wat anders, maar dat is het gevoel dat ik heb.” Een Israëlische vlag hijsen als steunbetuiging aan haar volk? „Definitely not”, zegt ze zonder aarzelen. Wat er zou kunnen gebeuren weet ze niet. „Dat is het probleem. Misschien word ik dan wel aangevallen. Dat wil ik niet riskeren.”
Buiten rookt Adi Zariri een sigaretje. „Bent u van die gereformeerde krant? Dan praat ik niet met je”, zegt hij boos. „Jullie steunen Trump en Netanyahu. Trump is troep, Netanyahu ook.”
Na enig aandringen wil hij toch praten. Zariri ziet de gevechten in Israël als een rechtstreeks gevolg van de politiek van premier Netanyahu. „Hij is alleen maar met zichzelf bezig.” In plaats van zich zorgen te maken om de veiligheid van Israël was de premier volgens de vijftiger „bezig om het gerechtshof kapot te maken”. „Toen dacht Hamas: dit is onze kans.”
Als het aan Zariri ligt is het conflict makkelijk opgelost. „De Palestijnen moeten een volwaardige plek in Israël krijgen. Het probleem ligt niet alleen bij hun, maar ook bij ons.” Voor Netanyahu heeft hij ook nog wel een tip: „Aftreden, per direct.”