Reportage: tien jaar na bootramp bij Lampedusa
Vluchtelingen die vanuit zee luidkeels roepen om hulp, lichamen die aanspoelen bij Lampedusa. Tien jaar na de grote bootramp, met 368 doden, staan deze beelden nog scherp op het netvlies bij de bewoners van het Italiaanse eiland die destijds hulp verleenden. „Dit raak ik nooit meer kwijt.”
Luid geschreeuw maakt Vito Fiorino (nu 74) op 3 oktober 2013 om zes uur ’s ochtends wakker. Hij heeft die nacht, na een visexpeditie, samen met zeven opvarenden geslapen in zijn vissersboot bij Tabacarra, een baai van het Zuid-Italiaanse eiland Lampedusa. Zodra hij zijn ogen opendoet, is hij getuige van „een onverwachte tragedie”.
Iets verderop ziet Fiorino zo’n 200 mensen in het water, in grote paniek, vertelt de eilandbewoner terugblikkend. Het zijn vluchtelingen en migranten, voornamelijk afkomstig uit Eritrea en Somalië, die vanaf een zinkend schip in de Middellandse Zee zijn beland. Vertrokken vanuit Libië, is de overvolle boot vlak voor de kust van Lampedusa in grote problemen geraakt.
Fiorino beseft die ochtend dat hij snel moet handelen. „Ik waarschuwde meteen de havenmeester. Ook gooide ik een reddingsboei uit met een lijn waaraan mensen zich konden vastmaken. Zo trok ik hen naar mijn boot en bracht hen aan boord. Ik heb 47 mensen gered: 46 mannen en 1 vrouw.”
Bodybags
Het merendeel van de vluchtelingen en migranten, onder wie zo’n honderd kinderen, overleeft de ramp niet. In de vroege ochtend van 3 oktober is Simone D’Ippolito (57), eigenaar van het lokale duikcentrum Pelagos 2.0, een van de eerste eilandbewoners die lichamen van schipbreukelingen uit het water haalt.
Rond 7 uur vaart D’Ippolito de haven uit met een groep duikers aan boord. Meteen komt hij enkele vissers tegen, onder wie Fiorino, met uit zee geredde migranten in hun boot.
D’Ippolito is zich meteen bewust van de ernst van de situatie. Hij blaast zijn geplande duiktocht af en komt, na contact met de kustwacht, meteen in actie. Al snel ziet hij „allemaal dode lichamen in het water drijven. En er lagen er nog meer op de bodem van de zee. Ik heb meegeholpen om de eerste twintig lichamen aan de kustwacht over te dragen.”
Vanaf een bankje voor zijn duikschool wijst D’Ippolito op deze warme zomeravond, tien jaar na de ramp, naar de haven aan de overkant van de weg. „Daar werden alle lichamen op een pier gelegd.” Vervolgens worden ze in bodybags naar de luchthaven vervoerd, waar de dagen erna rijen kisten staan opgesteld, in totaal 368. Deze worden uiteindelijk naar diverse plaatsen elders in Italië gevlogen, waar de doden worden begraven.
Het is in 2013 niet voor het eerst dat D’Ippolito in aanraking komt met verdronken migranten. „Maar zo’n grote ramp als dit had ik niet eerder meegemaakt.” De eigenaar van de duikschool wordt soms door de kustwacht gevraagd om hulp te bieden „omdat hij de meest ervaren duiker van Lampedusa is”, vult Marco Canevari (45), die bij Pelagos Center 2.0 werkt, aan.
Sombere sfeer
Na de grote bootramp heerst er op het eiland een „trieste en sombere sfeer”, zegt visser Fiorino, die ook eigenaar is van een ijswinkel in het centrum van Lampedusa. Van de ruim 500 opvarenden zijn er slechts zo’n 150 gered. Op 4 oktober kondigt Italië een dag van nationale rouw aan.
„Maandenlang konden we aan niets anders denken”, schrijft Pietro Bartolo, vluchtelingenarts op Lampedusa, later in zijn boek ”Tranen en troost”. „We waren ons ervan bewust dat 3 oktober onze geschiedenis voorgoed had veranderd.”
Zelf wordt Bartolo op de ochtend van de ramp om halfacht gebeld door de kustwacht met het dringende verzoek meteen naar de kade te komen. Even later ontmoet hij in het rampgebied een wanhopige visser. „Pietro, de zee is vol doden”, zegt deze en barst in tranen uit. Even later ziet Bartolo het met eigen ogen. Hij wil overlevenden opvangen, „maar er komen alleen maar doden aan”, schrijft hij in zijn boek. „In een paar uur tellen we er 111.”
Visser Fiorino ervaart niet alleen verdriet om degenen die zijn omgekomen, maar ook „boosheid” omdat de kustwacht in zijn ogen de hulpverlening op sommige momenten belemmerde. „Er hadden meer mensen gered kunnen worden”, is zijn stellige overtuiging.
Nieuwe hoop
Alle opvarenden van de gekapseisde boot begonnen met „hoop” hun reis naar Europa, stelt Fiorino. Hij ontwerpt een monument dat hij de naam ”Nieuwe hoop” geeft. Het vermeldt de namen van degenen die op 3 oktober 2013 zijn omgekomen: Abrahaley Habte Hdgu, Abrehaley Mihreteab, Iseyas Afewerki, Selam Teklay, Teklit Habte Berhe, Yonas Tekeste, Mehamed Mahmud Edris, Mehamed Omar enzovoort, enzovoort.
Het spiraalvormige monument krijgt een plek op het Piavaplein in het centrum van Lampedusa, naast een olijfboom. Op 3 oktober is er onder meer hier een herdenking, vertelt Fiorino. Om 3 uur ’s nachts, het tijdstip waarop de ramp plaatsvond, worden alle namen van de verdronken opvarenden voorgelezen.
Fiorino vindt het belangrijk jaarlijks op deze datum stil te staan bij de dramatische gebeurtenis. „We moeten dit niet vergeten. Ook is het belangrijk onze nationale en Europese overheden te vragen een einde te maken aan deze drama’s.”
Vanwege de grote omvang krijgt de bootramp van 3 oktober 2013 blijvend aandacht. Intussen zijn er sindsdien tal van andere boten met migranten in de Middellandse Zee ten onder gegaan. Zo eist een week later een schipbreuk nog eens tientallen dodelijke slachtoffers.
Een recente schipbreuk heeft plaats in de nacht van 3 op 4 augustus 2023. Kort daarna spreken de Internationale Organisatie voor Migratie, de VN-Vluchtelingenorganisatie UNHCR en Unicef van „het verlies van tientallen levens”. De vier overlevenden, onder wie een 13-jarig kind, zijn door een koopvaardijschip gered en door de Italiaanse kustwacht naar Lampedusa gebracht.
„Het is absurd om de doden op zee te tellen”, zegt Fiorino. „Van 2013 tot nu zijn er 26.000 doden gevonden in de Middellandse Zee. Hoeveel het er in werkelijkheid zijn, zal nooit bekend worden.”
Rots
D’Ippolito en zijn medewerkers komen tijdens hun vaartochten nog steeds geregeld vluchtelingen en migranten tegen. „Toen we ruim twee weken geleden met een groep gingen duiken, zagen we zo’n dertig migranten op een rots van het eiland Lampione zitten”, vertelt Canevari. „Ze riepen naar ons.”
De duikers bellen met de kustwacht, maar die is op dat moment –het is de dag dat er in totaal zo’n 7000 migranten op Lampedusa aankomen– „heel, heel druk. We hebben toen flessen water gebracht bij de mensen die op Lampione zaten.”
Op een andere rots op het onbewoonde eiland zien de duikers twee vrouwen met twee jonge kinderen zitten. „We brachten hen ook water, maar hadden het gevoel dat we hen niet op die gevaarlijke plek, vlakbij een klif, konden achterlaten.”
De duikers zoeken contact met de kustwacht en brengen het viertal, afkomstig uit Kameroen, op Lampedusa in veiligheid. Deze actie is een uitzondering, zegt Canevari. „Normaal managet de kustwacht de zaken goed en er zijn veel search and rescue-schepen. Maar die dag kwamen er overal boten aan en was het een chaos. We zagen mensen in nood en hadden de plicht hen te helpen.”
Die plicht voelde ook Fiorino. „Ik hielp uit liefde.” De gebeurtenissen van tien jaar geleden staan onuitwisbaar in zijn geheugen gegrift, zegt de eilandbewoner. „Dat angstaanjagende scenario: meer dan 200 mensen die om hulp vroegen!” Met diverse Afrikanen die hij uit zee heeft gered en nu elders in Europa wonen, heeft hij nog steeds contact.
Evenals Fiorino raakt ook D’Ippolito de beelden van 3 oktober 2013 „nooit kwijt”. „Wat ik toen gezien heb, zit voor altijd in mijn hoofd en gaat m’n hele leven mee. Deze ramp zal altijd in mijn herinnering blijven.”