Lakens en luiers voor Marokko; „Minste wat ik kan doen is menselijk zijn”
Splinternieuwe luchtbedden en lakens, stapels luiers, dozen vol dekens, verbandtrommels en pakjes pleisters. Langzaam vult de stoep op een industrieterrein in Utrecht zich met hulpgoederen voor het aardbevingsgebied in Marokko.
Bij het inzamelpunt trekt Kees Randewijk de laatste vracht uit een busje van kringloopwinkel Het Goede Doel uit Zeist. Vier pallets volgestapeld met dozen levert hij deze maandagmiddag bij het inzamelpunt af. „Ze vroegen lakens”, verklaart hij, „en we hadden net een serie binnengekregen van een conferentiecentrum. Echt topkwaliteit.”
Randewijk schat in dat er wel zo’n 500 stuks in het karton verpakt zitten. „We moeten elkaar een beetje helpen. En zo doen we onze naam eer aan”, zegt kringloopman met een knipoog naar het logo op zijn busje.
Coördinator Jaafar Akanni is er maar wat blij mee. „We hebben nog een serie staan”, meldt de gulle gever. „Mocht je meer nodig hebben, bel me gerust.” Hij stapt het busje in en start de motor.
Babyvoeding
Storm loopt het nog niet bij het Utrechtse inzamelpunt, begin van de middag, maar de eerste goederen kan Akanni alvast sorteren. „De grootste drukte verwacht ik tussen vijf en acht uur, na werktijd”, zegt de coördinator. Hij trekt een lege doos open waar maandverband in verdwijnt. Op een kar stapelt hij de afgeleverde slaapzakken netjes op. De babyvoeding gaat naar binnen, weg uit de brandende zon.
„Geen kleren, hè”, informeert hij voor de zekerheid als iemand een paar dichtgeknoopte plastic zakken aflevert. Bij een vorige inzamelingsactie, na de verwoestende aardbeving in Turkije en Syrië, kostte het de vrijwilligers te veel tijd om alle kledingstukken te sorteren, legt hij later uit. Daarom vragen de inzamelaars dit keer alleen om medicijnen en slaapspullen.
Pinar Ozbakan brengt een slaapzak en tent – die lagen toch nog op de zolder. En hoe vaak gebruik je die nou zelf, vraagt ze zich hardop af. „De mensen in Marokko hebben deze spullen meer nodig dan wij.”
Zweet
Veel spullen die worden gebracht hebben mensen speciaal gekocht. Zo heeft een Utrechter tientallen doosjes pijnstillers en pakken pampers ingeslagen. „Menselijk zijn is het minste wat je kunt doen”, vindt de jongeman die anoniem wil blijven.
Ook Ibrahim en Bodara Souhaila zijn langs de Action gereden. „De paracetamol was al bijna op”, vertellen ze. Ibrahim zag de beelden en wilde graag in actie komen. „We bidden ook, natuurlijk. Maar verder kunnen we niet veel doen.”
Namens een dagbesteding voor jongeren met een beperking komen twee dames een isolatiedeken, tandpasta en billendoekjes afgeven. „Vanuit ons geloof wordt sterk aangeraden om een goede daad te doen”, legt Zeynep Kocak uit.
Akanni sjouwt intussen met dozen over de parkeerplaats bij zijn koeriersbedrijfje. Het zweet druipt van zijn gezicht. „Ben jij bij de winkel? Kun je verhuisdozen en plakband meenemen?” informeert hij aan telefoon. „Doe maar een stuk of tien rollen.”
Huilend kindje
Een van de eerste beelden die de Utrechter uit het aardbevingsgebied zag, raakte hem, vertelt hij op een rustiger moment. „Een huilend kindje. Dat meisje moest haar moeder begraven.” Hij wil alles doen om slachtoffers te helpen. En dus stelde hij personeel en busjes vrij om de spullen te kunnen vervoeren.
Zelf heeft Akanni geen familie in het getroffen gebied, maar de ouders van een goede vriend van hem overleefden de ramp. Nu slapen ze in de auto, uit angst voor naschokken.
„Ik hoop dat we een paar keer op en neer kunnen naar Amsterdam”, zegt hij verwachtingsvol. In de hoofdstad heeft stichting Najiba nog een inzamelpunt. Vanaf daar gaan de spullen straks naar de plaats van bestemming. Hoe precies is nog niet helemaal duidelijk. Volgens Akanni wacht de organisatie nog op groen licht om het land in te kunnen. „Ze willen vanuit Spanje met de boot.”
Trainen
Een van de vrijwilligers in Utrecht haakte aan nadat zijn moeder spullen was wezen brengen. „Ze belde me op: Wat ben je aan het doen? Nog niks, zei ik. Ik wilde net gaan trainen voor kickboksen. Of ik niet kon gaan helpen, vroeg mijn moeder.” En dus haastte de twintiger zich naar het industrieterrein. „Trainen kan altijd nog. Deze mensen hebben ons nu nodig.”
Als er een auto stopt, springt hij op. „Ik ga die meneer even helpen.”