Politiek
Van Rij presenteert opvolger spaartaks; nieuw kabinet beslist erover

Het kabinet is eruit hoe spaargeld, vastgoed, aandelen en ander vermogen in de toekomst zou moeten worden belast.

Staatssecretaris Van Rij heeft conceptwetgeving voor een nieuwe spaartaks naar de Tweede Kamer gestuurd. beeld ANP, Robin Utrecht
Staatssecretaris Van Rij heeft conceptwetgeving voor een nieuwe spaartaks naar de Tweede Kamer gestuurd. beeld ANP, Robin Utrecht

Staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) stuurde vrijdag het eindresultaat van zijn inspanningen in de achterliggende anderhalf jaar naar de Tweede Kamer.

Het blijft voorlopig nog wel de vraag of Van Rij’s voorstel ook daadwerkelijk zal worden ingevoerd. Het demissionaire kabinet-Rutte IV zal de opvolger van de spaartaks niet meer kunnen implementeren. Een nieuw kabinet kan naar eigen inzicht delen uit het plan van de staatssecretaris schrappen of wijzigen.

Daar is Van Rij zich terdege van bewust. De staatssecretaris omschrijft zijn eindproduct als „bouwsteen en hulpmiddel voor een nieuw kabinet”. Van Rij’s taak zit er voorlopig op nu hij zijn conceptwetsvoorstel heeft gepubliceerd.

Internetconsultatie

Door deze publicatie wil Van Rij de eerstvolgende hobbel in het traject −de zogeheten internetconsultatie− alvast nemen. Dit voorkomt volgens de staatssecretaris onnodige vertraging. Het is de bedoeling dat er 1 januari 2027 een opvolger is voor de spaartaks.

In het box 3-stelsel dat Van Rij wil invoeren, worden de werkelijke −of reële− inkomsten uit spaargeld (rente), vastgoed (huur) en aandelen (dividend) belast. Dat is een belangrijk verschil met de spaartaks zoals die voorheen was geregeld. Toen veronderstelde de fiscus een fictief bedrag aan inkomsten uit vermogen waarover belasting werd geheven. Spaarders betaalden daardoor jarenlang onevenredig veel belasting, totdat de Hoge Raad in het zogeheten kerstarrest eind 2021 bepaalde dat het zo niet langer mocht.

Een nieuw element in het voorstel van Van Rij is dat er in een toekomstig box 3-stelsel ook belasting zou moeten worden betaald over de waardevermeerdering van vermogen. Vastgoed of aandelen kunnen in de loop der tijd meer waard worden. In het oude box 3-stelsel werd dit niet belast.

De discussie waar Van Rij mee te maken kreeg was: op welk moment moet de waardevermeerdering van vermogen nu belast worden? Is dat jaarlijks −op bijvoorbeeld peildatum 1 januari− of pas bij verkoop – het moment waarop de waardevermeerdering in klinkende munt wordt omgezet? D66 en ChristenUnie waren voorstander van het eerste, de VVD van de andere optie.

De oplossing van de staatssecretaris is om onderscheid te maken. Als het gaat om onroerende zaken –zoals vastgoed en grond– kiest Van Rij ervoor om de waardevermeerdering daarvan te belasten op het moment van verkoop.

Pied-à-terre

Voor een tweede woning die bedoeld is voor eigen gebruik −zoals een pied-à-terre, vakantiewoning of zomer- of winterverblijf− maakt Van Rij een uitzondering. In deze situaties is het volgens hem eenvoudiger om te werken in de geest van de oude box 3. Uitgangspunt voor belastingheffing vormt een zeker percentage van de WOZ-waarde van de woning.

In de Tweede Kamer is er al jarenlang breed draagvlak om de reële inkomsten uit vermogen te belasten. Startpunt voor staatssecretaris Van Rij vormde de afspraak in het coalitieakkoord tussen VVD, D66, CDA en ChristenUnie om per 2025 een toekomstbestendige box 3 in te voeren.

Een halfjaar na het aantreden van Rutte IV moest Van Rij al melden dat dit voornemen vertraging opliep. Reden daarvoor was het kerstarrest, waardoor de staatssecretaris met voorrang moest werken aan een hersteloperatie om spaarders te compenseren.

Later moest Van Rij opnieuw bekendmaken dat de toekomstige box 3 een jaar vertraging opliep. Het bedrag dat de schatkist door de vertraging tijdens Rutte IV is misgelopen, gaat richting de 800 miljoen euro. Extra vertraging onder een nieuw kabinet zal circa 400 miljoen euro kosten op jaarbasis.

Van Rij verwacht dat door stilstand invoering per 2027 vrijwel zeker uit beeld raakt. De reden is dat banken en verzekeraars in de loop van 2025 moeten weten waar ze aan toe zijn om voorbereidingen te treffen. Het box 3-wetsvoorstel moet voor die tijd door de Tweede Kamer zijn aangenomen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer