Naar de kerk: wel willen, maar niet durven
Voor veel christenen is het op zondag een vaste gewoonte: ze gaan naar de kerk. Sommigen willen wel, maar durven niet. Hun angst is te groot.
Al haar moed heeft Maureen Verheyen* (57) verzameld om deze zondagmorgen na lange tijd weer naar de kerk te gaan. De hal staat vol pratende mensen. Het geluid voelt voor haar als een onneembare hindernis. Ze hoopt dat niemand haar aanspreekt, niemand vraagt wat ze hier doet. Klein en kwetsbaar wordt ze, de geluiden klinken schel, haar ademhaling versnelt. Aarzelend loopt ze naar de kerkzaal. Daar, op de drempel, wordt het haar te veel. Ze kan zich nog net omkeren voordat ze in huilen uitbarst. Een van de dingen waar ze bang voor is: een huilbui in de dienst waarbij iedereen naar haar kijkt. Trillend van spanning rijdt Verheyen terug naar huis.
Een afgelegen dorpje in Oost-Nederland, omzoomd door akkers, weilanden, rechte wegen en een meanderende rivier: hier vindt Verheyen de rust die ze zo nodig heeft. Ze was vroeger een avontuurlijk kind. Pas later kreeg ze een onveilig gevoel, omdat haar vader ineens boos kon worden en omdat haar oudere broer haar pestte.
Als jaren later haar huwelijk eindigt in een echtscheiding met slepende rechtszaken, waarbij haar ex al haar gangen nagaat, voelt ze zich opgejaagd wild. Tien jaar geleden kreeg Verheyen de diagnose gegeneraliseerde angststoornis: dagelijks gevoelens van angst, veel piekeren en lichamelijke klachten zoals zere spieren, vermoeidheid en een voortdurend gespannen gevoel. Na al die jaren is de angst niet weg, maar hij beheerst haar leven niet meer.
Angststoornis
Ruim een kwart, 29 procent, van de volwassenen in Nederland heeft een angststoornis of heeft deze ooit doorgemaakt, volgens cijfers van het Trimbosinstituut in mei. Angststoornis is een verzamelnaam voor diverse soorten angsten, zoals paniekstoornis, angst voor drukke openbare plekken, sociale angst en specifieke fobieën, zoals hoogtevrees en angst voor spinnen. Angst om naar de kerk te gaan kan zo’n fobie zijn. Minder bekend is ecclesiofobie, angst voor kerkgebouwen. Zo schrijft iemand op de website angstlijst.nl: „Ik word bang van de buitenkant van een kerk. Ik durf er niet langs en krijg een paniekaanval. Ik heb verschillende gradaties in mijn angst. Ik vind romaanse en moderne kerken niet heel erg, maar die grote gotische en kerken uit de 19e eeuw zijn echt heel eng.” Een benauwd gevoel, hartkloppingen, sneller ademhalen, trillen en zweten, een duizelig of heel onwezenlijk gevoel, alsof je een hartaanval krijgt: een angstaanval is een heftige ervaring.
Dianne Jans, gz-psycholoog bij Eleos, zegt dat angst om naar de kerk te gaan meestal niet op zichzelf staat. „Wie er last van heeft, heeft vaak ook angst voor andere plaatsen met grote groepen mensen. Soms is de aanleiding een concrete gebeurtenis tijdens een kerkdienst, zoals flauwvallen of onverwachte geluiden of woorden die je angst triggeren. Vaak ontstaat kerkangst door een opeenstapeling van factoren. Een angstige aanleg plus opgedane ervaringen kunnen zich bij veel stress of grote veranderingen ontwikkelen tot een angststoornis.”
In een reactie op een Facebookbericht van onze redactie vertelt Anne Klop-Leusink dat zij last ervaart van de drukte in de dienst. „Dat zie je aan de buitenkant niet, maar het is echt heel naar. Ik heb dat vooral in grote ruimtes met heel veel mensen. En ik ben twee keer flauwgevallen in de kerk, dat doet er ook geen goed aan.”
Verheyen bezocht verschillende kerken en vond uiteindelijk een kleine kerk met minder dan honderd mensen. Het gebouw zelf of de grootte ervan heeft op haar niet veel invloed. Het zijn vooral de pratende mensen en onverwachte geluiden die haar schrik aanjagen. Diep in haar zit angst voor afwijzing, onbegrip en geroddel. Het zijn de sociale aspecten in de kerkgang die bij haar angst oproepen.
Naast de angst voor het gebouw, voor de mensen en voor flauwvallen kan angst omhoogkomen door de inhoud van de bijeenkomst. Het plechtige karakter en een boodschap over zonde en dood kunnen een negatieve uitwerking hebben op mensen die daar gevoelig voor zijn. Daarnaast spelen schuldgevoelens een rol. „In de dienst wordt vaak een beroep gedaan op de kerkganger, maar ik kán niet meehelpen met kerkelijke activiteiten; ik ben uitgeput. Dat geeft me veel spanning”, zegt Verheyen.
Gedragstherapie
Wie van z’n angst af wil komen, kan cognitieve gedragstherapie volgen. Psycholoog Jans: „In deze therapievorm gaan we in gesprek over de angst en leren we de cliënt de gedachten realistisch te maken. Een voorbeeld: Is het waar dat iedereen gaat lachen als jij een paniekaanval krijgt in de kerk? Op gedragsniveau gaan we stap voor stap situaties opzoeken die angst oproepen. Dit proces heet exposure, blootstelling aan de angst. Is een cliënt bang voor het openbaar vervoer, dan gaan we samen op reis. Als hij of zij dan ervaart dat het goed gaat, geeft dat zelfvertrouwen.
Ben je bang voor de kerk, dan ga je dus in de kerkbank zitten. Mogelijk ervaar je dan wat er gebeurt als je een paniekaanval krijgt. Dan merk je dat niet iedereen gaat lachen en dat je zo’n ervaring overleeft. Door langzaam positieve ervaringen op te doen, dringt het besef door dat het niet erg is om een paniekaanval te krijgen. Doordat je er minder bang voor bent, komen de paniekaanvallen minder of zelfs niet meer voor. Dan hoef je de situatie niet meer te mijden, waardoor je zelfvertrouwen weer toeneemt. Ons doel is elke cliënt te helpen om z’n dagelijks leven te leven en de dingen te doen die hij belangrijk vindt, zoals naar de kerk gaan.”
Verheyen heeft ook therapie gevolgd, „maar er gebeurde steeds zo veel in een week dat een uurtje praten te kort was en ik daarna uitgeput was”. Nu volgt ze haar eigen leefregels, met veel rust, weinig contacten, weinig naar de kerk en veel ruimte voor creativiteit. Ze speelt gitaar, tuiniert, schildert en knapt het huis op.
„Voor mij werkt dit. Lotgenoten raad ik eenvoudige principes aan: leef bij de dag, maak je geen zorgen over volgende week, pieker niet over vroeger. Sta ’s morgens op tijd op, was je en kleed je aan, eet regelmatig. Houd je huis een beetje netjes. Zoek een groepje of één persoon om regelmatig samen God te loven, om te bidden en Bijbel te lezen. Leg ook de kleinste dingen voor aan God. Als je ergens graag heen wilt, kun je je daarop voorbereiden door vooraf meer rust te nemen. Ga af en toe ergens heen, maar niet te lang.”
Verheyen ervaart steun van haar geloof. „Ik vind het fascinerend hoe God werkt. Mijn leven kent een pijnlijke weg, maar die leidt naar heil en herstel. Ik geniet van dingen dichtbij: een vlinder, een bloem. Er gaat geen dag voorbij dat mijn gebeden niet verhoord worden. Ook leven met angst is een geloofsreis.”
Geloofsvragen
Een angststoornis kan, naast het gemis van kerkgang, geloofsvragen met zich meebrengen. Wat doet gz-psycholoog Jans met dergelijke vragen? „Onze begeleiding richt zich erop om met gevoelens om te gaan, dus ook met de emoties die geloofsvragen oproepen. Daarnaast raden we altijd aan met een predikant of ouderling in gesprek te gaan; pastorale begeleiding is een vak apart.”
Wat nu als deze ambtsdragers niet goed raad weten met zulke vragen? „In overleg met de cliënt zullen we dan gezamenlijke gesprekken hebben. Het ”Handboek pastoraat bij psychische problemen” onder redactie van Hanneke Schaap kan ik aanraden voor pastoraal werkers. Ook uit het verhaal van Verheyen blijkt dat angstklachten eenzaamheid kunnen geven. Voor de gemeente ligt er een uitdaging om naar elkaar om te zien en elkaar te steunen.”
Aparte zaal
Die steun ervaarde Anne Klop in haar kerk. Toen haar kinderen ernaar vroegen waarom zij steeds thuisbleef, gingen ze op zoek naar een oplossing. „We hebben een tijd in een aparte zaal van de kerk gezeten met een scherm waarop we de dienst konden volgen. Maar ik miste toen de connectie met de gemeente. Tot de wijkouderling belde en vroeg of we een vaste plek in de kerk wilden. Dat hebben we als een gebedsverhoring ervaren. Nu hebben we een vaste plek in de kerkzaal, niet op de banken midden tussen de mensen, maar op stoelen aan de zijkant. Hierdoor kan ik weer twee keer per zondag naar de kerk met mijn gezin.”
De echte naam en het adres van Maureen Verheyen zijn bij de hoofdredactie bekend.