Zes maanden na de aardbeving in Turkije: „Er is nog zoveel werk te doen”
Tijd om wat op adem te komen, hebben Hamdullah en Elmas Akin nauwelijks. Het Turkse predikantsechtpaar zet zich sinds de aardbeving in februari in voor noodhulp aan de lokale bevolking.
„We staan ’s ochtends vroeg op en zijn tot ’s avonds laat in de weer”, zegt Elmas. „De meeste weken gaat dit zes dagen door. Ook de zondag een erg drukke dag.” Het tweetal lijkt haast onvermoeibaar, maar schijn bedriegt. „We zijn ontzettend moe”, zucht Elmas. „Er is nog zoveel werk te doen.”
Het echtpaar is verbonden aan de protestantse kerk Mesihçiler Kilisesi in Antakya. Deze stad –het Bijbelse Antiochië– in het zuidoosten van Turkije wordt op 6 februari getroffen door een verwoestende aardbeving. Het natuurgeweld verrast duizenden inwoners in hun slaap; velen komen vast te zitten onder het puin. Het dodental in heel Turkije stijgt tot ruim over de 50.000 mensen.
Hamdullah en Elmas overleven de aardbeving, net als de circa veertig gemeenteleden van de Antakya Mesihçiler Kilisesi. De woning van het echtpaar en het kerkgebouw in het centrum komen echter niet ongeschonden door de aardbeving. „We zagen de volgende dag dat onze kerk was ingestort. Het was onmogelijk om dichtbij te komen, heel de straat lag vol met puin en rommel. Toen we dat zagen, barstten we in huilen uit.”
Toch zitten ze niet bij de pakken neer. Met hulp van tientallen vrijwilligers starten de twee noodhulp voor de getroffen inwoners. Vanuit een containerkamp een paar kilometer ten zuiden van het totaal verwoeste centrum van Antakya delen ze voedsel en levensmiddelen uit aan duizenden mensen. Ook wordt er volop ingezet op het bouwen van tenten en units voor daklozen.
Geen inkomen
Zes maanden later is de eerste nood geledigd, maar hulp blijft ontzettend hard nodig, zegt Elma. „In het begin hadden de slachtoffers van de aardbeving niets. Alles wat we ze maar konden geven, hadden ze nodig”, licht ze toe. „Nu hebben ze allemaal matrassen, kussens, beddengoed, kleding en schoenen.”
Toch verspreidt de kerk wekelijks nog honderden noodhulppakketten. Elma: „Gezinnen hebben geen werk, geen inkomen en dus geen eten! Er zijn nog steeds zaken nodig als voedingsmiddelen, hygiëne- en wasbenodigdheden en kleding.”
Ook het bouwen van provisorische onderkomens blijft doorgaan. „We hadden gedacht dat iedereen na 6 maanden wel in barakken of tenten zou wonen. De overheid helpt maar beperkt, dus hebben de meeste mensen het nog steeds erg moeilijk. Nog steeds vragen veel inwoners ons om tenten of containers.”
Hitte
In Antakya is van wederopbouw maar nauwelijks sprake, ziet Elmas. De sloop- en puinruimingswerkzaamheden zijn nog in volle gang. Fijn stof dwarrelt door het centrum van de stad. „Veel puin is opgeruimd, maar er zijn ook nog steeds veel gebouwen die afgekeurd zijn en vernietigd moeten worden, waarna het puin wordt opgeruimd. Daarna kan pas de herbouw beginnen.”
Ten tijde van de aardbeving vroor het nog, inmiddels is het kwik in Turkije gestegen tot boven de 40 graden Celsius. De hitte is momenteel de grootste uitdaging. „Er is op dit moment enorme behoefte aan water. In heel Antakya zijn tekorten, hoewel we nog wel genoeg te drinken hebben.”
Ook hindert de warmte de activiteiten. De vrouwenbijeenkomsten die Elma organiseert, zijn momenteel gepauzeerd. „We hebben allemaal veel last van de hitte. Vorige week was het 40 graden in de schaduw en het is voor iedereen erg vermoeiend. We houden zondagse diensten onder zonnedoeken met ventilatoren.”
Blijven
Ondanks de situatie wil Elmas niet klagen. „We leven onder zeer moeilijke omstandigheden, maar we weten dat God bij ons is bij elke stap die we zetten. Aan deze dagen komt een einde. We voelen voortdurend de liefde van God, of het nu is door de hulp van andere christenen of doordat Hij tot ons spreekt.”
Naast alle activiteiten is het echtpaar ook nog druk met de bouw van een nieuwe kerk. Die was al gaande voor de aardbeving, maar kwam daardoor stil te liggen. Onlangs kreeg Elmas het verheugende nieuws dat de autoriteiten toestemming gaven om de bouw te hervatten. „God zij geprezen.” Met hulp van buitenlandse vrijwilligers wordt nu met man en macht gewerkt om het gebouw –momenteel nog een betonnen constructie– af te maken.
Dat de kerk nog overeind staat, is voor het echtpaar een aanwijzing om vooral niet te vertrekken. „Door Gods genade is het niet beschadigd geraakt. We hebben veel gebeden om dit nieuwe gebouw. En de Heere gaf het ons. Tijdens de aardbeving beschermde Hij de kerk tegen instorting. Dat is een teken van de Heere om te blijven.”
Na de aardbeving vertrokken veel gemeenteleden. Voor de ramp bestond de gemeente uit zo’n veertig mensen. In mei waren er daar nog maar vijf van over, inclusief het predikantsechtpaar. Een handjevol leden is in de tussentijd weer teruggekeerd. De rest kan geen onderkomen vinden en blijft daarom weg.
Inmiddels heeft de kerk wel nieuwe mensen mogen verwelkomen. De hulp die verleent wordt, krijgt namelijk ook geestelijke betekenis. „Mensen zijn geïnteresseerd. Ze willen leren waar Gods Woord over gaat. Hamdullah ontmoet doordeweeks veel mensen en praat met hen over de Bijbel. Hij besteedt hier veel tijd aan.”