„Oranjes profiteerden van kolonies”
De Oranjes hebben, omgerekend naar hedendaagse prijzen, zeker 545 miljoen euro verdiend aan de Nederlandse kolonies, waar slavernij wijdverbreid was.
Dat is een van de resultaten van het onderzoek naar het slavernijverleden dat het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft laten uitvoeren op verzoek van de Tweede Kamer. Het gaat om een eerste schatting over de periode van 1675 tot 1770. Het „koloniaal profijt” van stadhouders Willem III, Willem IV en Willem V is de helft van de nu bekende inkomsten van de stadhouders in genoemde periode.
De Oranjes hebben op uiteenlopende manieren geprofiteerd van de kolonies en dus van slavernij, valt te lezen in het onderzoek. De Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) was bijvoorbeeld een belangrijke koloniale inkomstenbron. De adellijke familie heeft overigens niet geïnvesteerd in de VOC. De aandeelhouders hebben bij oprichting geregeld dat de Oranjes kregen uitbetaald alsof zij zo’n 3 procent van de aandelen hadden. Zij hebben vervolgens regelmatig hun invloed gebruikt om problemen op te lossen voor de handelsonderneming.
Minister Hanke Bruins Slot (Binnenlandse Zaken) heeft het boek, dat de basis moet vormen voor verder onderzoek, donderdag in ontvangst genomen in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Het onderzoek is uitgevoerd door meerdere instituten, onder aanvoering van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde in Leiden. Ze benadrukte dat het onderzoek breder is dan alleen de rol van de Oranjes.
Historici zeggen al langer dat de familie Van Oranje-Nassau zeer betrokken was bij de koloniale overheersing van het toenmalige Nederlands-Indië, Suriname en de Caraïbische eilanden. Het was nog niet bekend hoe groot de financiële belangen waren. De auteurs van het boek hebben een eerste inschatting gemaakt op basis van de nu bekende bronnen.
Oud-hoogleraar Gert Oostindie (Universiteit Leiden) geeft leiding aan een uitgebreider onderzoek naar de rol van het Huis Oranje-Nassau in de koloniale geschiedenis. Hij is daar eind 2022 mee begonnen en verwacht drie jaar nodig te hebben.
Het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) noemen de betrokkenheid van de Nederlandse staat bij de slavernij doelbewust en structureel. De instituten hebben meegewerkt aan het donderdag gepubliceerde onderzoek. De betrokkenheid van de Staat bij het slavernijverleden noemen de onderzoekers confronterend.
Vanwege de conclusies is het noodzakelijk dat Nederland herstelbetalingen doet en dat de koning excuses aanbiedt, stelt de voormalig minister-president van de Nederlandse Antillen, Suzy Camelia-Römer.