David Livingstone wilde Afrika openen voor handel en christelijk geloof
Op 4 mei (volgens andere bronnen 1 mei) was het 150 jaar geleden dat David Livingstone stierf in wat nu Zambia heet. Zijn hart werd daar begraven; zijn lichaam werd naar Zanzibar gedragen en bijna een jaar later bijgezet in Westminster Abbey in Londen. Wie was deze zendingswerker en ontdekkingsreiziger? Wat heeft hem gedreven?
David Livingstone werd geboren op 19 maart 1813 in Blantyre in Schotland, in de nabijheid van Glasgow. Op de leeftijd van 10 jaar werd hij al naar de katoenfabriek gestuurd om de kost te verdienen. Hoewel zijn werkdag al om zes uur ’s morgens begon, zag hij kans om in de avonden te studeren. Op zijn twintigste kwam hij onder godsdienstige overtuigingen en wilde hij zijn leven eraan besteden om de armoede en ellende van de mensheid te verlichten. Een oproep van zendeling Charles Gutzlaff drong hem om medicijnen te studeren en net als deze zendeling naar China te gaan. In 1838 werd hij aangenomen door het Londens Zendingsgenootschap, waarna hij verder medicijnen studeerde.
Vanwege de opiumoorlog tussen China en Engeland was reizen naar China onmogelijk en Livingstone ontmoette in Londen de Zuid-Afrikaanse zendeling dr. Robert Moffat. Deze vertelde hem over noordelijker streken, waar hij de rook van duizend onbereikte dorpen omhoog zag stijgen. Hierdoor voelde Livingstone zich geroepen om naar Zuid-Afrika te gaan. In 1840 behaalde hij zijn graad in medicijnen, werd hij geordend tot zendeling en scheepte hij zich in voor Kaap de Goede Hoop. In 1841 kwam hij aan in Kuruman, de noordelijkste zendingspost in Zuid-Afrika van het zendingsgenootschap en de standplaats van dr. Moffat.
Vandaar exploreerde hij het nog onbereikte noordelijke gebied en opende een post in Mabotsa, 300 kilometer ten noordoosten van Kuruman. In 1844 trouwde hij met de dochter van Robert Moffat, Mary, die in Zuid-Afrika was opgegroeid en over veel praktische vaardigheden beschikte. Ze kregen vijf kinderen, van wie er verschillende jong overleden. Livingstone was succesvol bij zijn reizen omdat hij in staat was om zich de talen van de stammen eigen te maken. Hij sprak de Tswanataal (nu in Botswana) vloeiend.
Verbinding voor schepen
Livingstone is vooral beroemd geworden door zijn reis van de westkust van Afrika naar de oostkust, van Luanda in Angola naar Quelimane in Mozambique. Hij probeerde een voor schepen begaanbare verbinding te vinden van West- naar Oost-Afrika, zodat het binnenland beter toegankelijk zou worden.
Voordat hij aan deze reis begon, stuurde hij zijn vrouw en kinderen naar Engeland. Later heeft hij de toegankelijkheid van de Zambezirivier vanaf de oostkust onderzocht, wat een teleurstelling werd. In latere expedities onderzocht hij of de grote meren van Oost-Afrika onderling verbonden waren en of hij de oorsprong van de Nijl kon vinden. Hij stierf in eenzaamheid, terwijl hij rondtrok en preekte en de waterwegen onderzocht. De laatste blanke die hem ontmoette was H. Stanley.
In Engeland is Livingstone de bekendste zendeling van de 19e eeuw geworden. Hoewel Livingstone zichzelf altijd als zendeling is blijven zien, heeft hij slechts een derde deel van zijn leven in Afrika in dienst van een zendingsgenootschap gewerkt. Zijn roem als ontdekkingsreiziger, zijn wetenschappelijke interesse, zijn ideeën over de Europese handel en vestiging in Afrika, zijn jaren in dienst van de Britse overheid en zijn verzet tegen de slavenhandel van de Arabieren doen velen twijfelen of zijn zendingsroeping inderdaad zijn eerste roeping bleef al die jaren.
Slavenhandel
Het leven van Livingstone is niet te begrijpen zonder de slavenhandel. In 1807 verbood het Verenigd Koninkrijk de slavenhandel en in 1833 ook de slavernij. Pas dertig jaar later deed Nederland hetzelfde. Hoewel de slavenhandel dus was verboden, werden alleen maar meer slaven naar Amerika vervoerd. Afrika werd ontvolkt en verscheurd door de slavenhandel en het zendingswerk werd er ernstig door gehinderd. Het deed Livingstone verdriet dat de Portugezen de slavenhandel in Oost-Afrika beschermden en dat Engeland hier niets tegen wilde doen.
Livingstone –en de hele Britse politiek van zijn dagen– zag de oplossing voor het probleem van de slavenhandel in de vruchtbare grond van Afrika. Als landbouwontwikkeling op gang zou komen, dan zouden er arbeiders op de akkers nodig zijn en dan zouden ze de inkomsten verwerven die nodig waren om de begeerde westerse goederen te kopen (die tot dan toe met de slavenhandel werden betaald). De handel in landbouwproducten zou de omstandigheden scheppen waarin het christelijk geloof verspreid kon worden via wegen en vervoer via water. Volgens Livingstone hadden het christelijk geloof, handel en beschaving gemeenschappelijke belangen en konden ze elkaar ondersteunen. Livingstone geloofde dat de evangelisatie van de Afrikaanse binnenlanden zou gebeuren door de Afrikanen zelf als er veilige transportmogelijkheden zouden zijn. Livingstones missie was om Afrika te openen voor handel en het christelijk geloof.
Leek zijn missie aanvankelijk succesvol, latere ontdekkingsreizen brachten aan het licht dat het binnenland moeilijker te bereiken was via de waterwegen dan hij gehoopt had. Het was een grote teleurstelling voor hem dat de grote rivieren aan de oostkust, de Zambezi en de Rovuma, niet ver bevaarbaar waren.
De expeditie naar de Zambezi met andere Europeanen werd mede een mislukking omdat hij geen vertrouwen had in zijn mede-Europeanen. De Portugezen verboden handel via de Zambezi. Zij beschermden de slavenhandel.
Van 1866 tot zijn dood in 1873 werkte Livingstone als (onbetaalde) Britse consul om Afrika te openen voor beschavende invloeden. Hij beleefde het zelf niet dat het Afrikaanse binnenland met zendingsposten bemand en met Afrikaanse evangelisten was bezaaid. Na zijn dood begonnen verschillende Schotse kerken zendingswerk in Malawi. De landen die Livingstone doorkruiste hebben nu allemaal grote christelijke gemeenschappen. Handelsmaatschappijen kwamen, maar leidden niet tot de gedeelde welvaart die hij had voorzien. Het koloniale denken nam de plaats ervan in.
Veel kritiek
Na zijn dood heeft Livingstone veel kritiek gekregen. De twee voornaamste bezwaren die tegen hem werden ingebracht zijn dat hij eigenlijk een mislukte zendeling was en dat zijn huwelijk slecht was.
Van 1845 tot 1851 woonde Livingstone met zijn vrouw Mary in Kolobeng. Uit deze jaren is maar één bekeerling bekend. Zijn werk in dit gebied werd gedwarsboomd door de boeren, die zich verzetten tegen de afschaffing van de slavernij, en die de zendingspost verwoestten en de bevolking tot slaven maakten. Onder de Tswana’s was hij geliefd door zijn medisch werk en gedrag, maar de traditionele religie bewees zich ook hier taai te zijn. Hij voelde echter een roeping voor heel Afrika. Hij zond zijn gezin naar Engeland en begon zelf zijn reis van de westkust naar de oostkust om Afrika open te leggen voor handel en de Evangelieverkondiging. Hij hoopte dat zijn werk zou leiden tot meer zegeningen voor Afrika dan er voorheen genoten werden. In dat opzicht is hij erg succesvol geweest en heeft hij hele generaties nieuwe zendelingen en christelijke handelaars geïnspireerd om in Afrika te werken. Ook zijn strijd tegen de slavenhandel was succesvol. Op medisch gebied was hij een van de eersten die begrepen dat malaria werd veroorzaakt door muskieten en bestreden kon worden met kinine.
Wat zijn huwelijk betreft, moet gezegd worden dat Livingstone een overtuigd christen was en visie had en vuur, maar hij was ook driftig en rusteloos en onpraktisch in het dagelijks leven. Zijn besef dat hij een vrouw nodig had, ontwaakte nadat hij door een leeuw was aangevallen en verzorging nodig had. Hij zag dat hij gehuwd zijn werk beter zou kunnen doen. Hij was 30 jaar en Mary was 22 toen ze trouwden. Ze leefden vijf jaar samen in de meest afgelegen plaats in Zuid-Afrika. Mary woonde vele jaren in Engeland en Schotland zonder haar echtgenoot. Ze werd zeven keer zwanger. In 1861 verliet ze haar vijf kinderen in Engeland om zich bij haar echtgenoot in Afrika te voegen, die toen de Zambezi onderzocht. Onderweg bleek dat ze een drankprobleem had. In 1862 stierf ze aan koortsen, haar echtgenoot aan haar zijde. Minder dan de helft van hun huwelijksleven waren ze samen en Mary droeg de zware last om alleen hun gezin groot te brengen en op te voeden.
De roddel dat Mary een affaire had met een vriend van Livingstone, James Stewart, is niet meer dan kwaadsprekerij.
Livingstone was zeker geen held zonder gebreken. Hij schrijft zelf: „Ik moet meer gelijkvormig worden gemaakt aan mijn gezegende Zaligmaker, zodat ik God kan dienen met al mijn kracht. God gebruikt zondaren zodat alle menselijke roem is uitgesloten.”
Het is terecht om deze man te gedenken als iemand die God gebruikt heeft om het Evangelie in Afrika te verspreiden.