Dr. M.J. Paul: Ík zou Bijbelboek Jona nooit als grap typeren
Mogen we het boek Jona ook lezen als niet-historisch? Jawel, zegt dr. Arnold Huijgen. „Het is toch bijna een grap dat heidense zeelieden vromer blijken dan Gods profeet?” Nee, zegt dr. Mart-Jan Paul. „Jona is geen grap. Het oordeel van God is pure ernst.”
Prof. dr. A. Huijgen, hoogleraar systematische theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU), en prof. dr. M.J. Paul, directeur-bestuurder van de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond en deeltijdhoogleraar Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit Leuven, gingen donderdagavond in Leiden op uitnodiging van het CSFR-dispuut Panoplia met elkaar in gesprek over hermeneutiek.
Voor zo’n tachtig studenten gingen zij in op de vraag „wat het betekent dat de Bijbel het Woord van God is” en „hoe wij de Bijbel, zowel in persoonlijke vrome omgang als in rationeel bestuderen, moeten benaderen”.
Door de gespreksleider, Rens de Ronde, predikant in opleiding aan de PThU, was hun vooraf gevraagd in te gaan op drie specifieke thema’s: de geslachtsregisters in de Bijbel, de uittocht van het volk Israël uit Egypte en het Bijbelboek Jona. Daarbij stond de vraag centraal naar „de historische pretentie en betrouwbaarheid van de Bijbel en naar de relevantie daarvan.”
Voor dr. Huijgen hoeft het Bijbelse verhaal over Jona niet echt gebeurd te zijn. „Er is een bekende anekdote van een vrouw die tegen een predikant zei: „Dominee, al stond er dat Jona de vis had ingeslikt in plaats van andersom, dan zou ik het nóg geloven.” Nou, dat gaat mij dus te ver.”
Gein
Volgens de dogmaticus is er veel voor te zeggen het boek Jona typologisch te lezen of als een soort van allegorie over de verhouding tussen Israël en de volken. „Een meerderheid van de Bijbelwetenschappers doet dat tegenwoordig ook. Uitgangspunt is voor mij wat de tekst zelf pretendeert te zijn. En dan valt me bij Jona op dat het toch eigenlijk een gotspe is wat er gebeurt, dat het –om een Jiddisch woord te gebruiken– gein is, een soort van grap, of ten minste satire.”
Voor wie het zo leest, vallen veel dingen op zijn plek, vindt Huijgen. „Dat Jona, die zegt de God te dienen Die hemel, zee en aarde gemaakt heeft, van Hem weg wil vluchten door op een boot te stappen. Dat de heidense zeelieden vromer blijken te zijn dan de ‘grote’ profeet. Dat Ninevé drie dagreizen groot is, maar dat Jona het na één dagreis wel genoeg vindt, zijn prediking doet en daarna op Gods straf gaat zitten wachten. Als ik het zo lees, hoef ik me minder druk te maken over bepaalde merkwaardigheden. Zoals dat Ninevé drie dagreizen groot zou zijn geweest. Drie dagreizen? Dat was dan minstens 45 kilometer. Zulke steden vind je ook tegenwoordig nauwelijks.”
Klassieke uitleg
Dr. Paul ziet dat anders: „Ook in de klassieke uitleg zijn dit soort elementen, zoals wat is de plaats van Israël tussen de volken, of hoe wordt deze profeet in dit Bijbelboek op zijn nummer gezet, altijd aan de orde gekomen. Daar heb je geen zinnebeeldige lezing van Jona voor nodig. Ik zie de verrijking van uw benadering niet.”
Huijgen en Paul stemmen overeen in hun opvatting dat je een Bijbelboek moet lezen zoals dat zich aan ons aandient. Dat kan zijn als historie, maar in andere gevallen soms als poëzie, of als allegorie, of als profetie. Inzake Jona kiest dr. Paul wel degelijk voor het historische. „Voor iets zinnebeeldigs is het verhaal volgens mij te uitvoerig en te lang. Een belangrijk argument is voor mij ook dat God in dit Bijbelboek veelvuldig rechtstreeks sprekend wordt ingevoerd, in de directe rede. Er was geen Israëliet, denk ik, die zulke uitgebreide citaten van God zelf durfde te verzinnen.”
Als een grap zou Paul het boek Jona ook nooit bestempelen. „Deze geschiedenis is pure ernst, een zaak van leven en dood. Dat God dit soort mensen, Israëls vijanden, genade bewees; dat was voor Israël een gigantisch zware boodschap.”
Een van de uitgangspunten bij het Bijbellezen is voor de theoloog dat hij de Schrift steeds zo veel mogelijk probeert te lezen in overeenstemming met hoe de kerk der eeuwen die las. „Ik betrek er altijd ook de geschiedenis van de uitleg bij. We lezen de Schrift immers samen met alle heiligen.” Die benadering is ook voor Huijgen van belang. „Je kunt niet zomaar met de Bijbel in een hoekje gaan zitten, totaal los van de traditie. Dat zoiets gewenst en mogelijk zou zijn, is een moderne evangelicale gedachte. Dat deden ook Luther en Calvijn niet. De reformatoren beriepen zich in hun geschriften haast even vaak op de kerkvaders als op de Bijbel.”
Beide theologen willen niet te veel aandacht en energie besteden aan hoe een Bijbelboek precies tot stand is gekomen. Huijgen: „In het Bijbelboek Jesaja hebben allerlei vormen van redactie plaatsgevonden. Er staan teksten in uit de achtste eeuw en uit de zesde eeuw. Maar dat doet niets af van mijn geloof dat dit hele proces door de Heilige Geest geleid is.” Paul: „Wij hebben te maken met de tekst die ons is overgeleverd. En wat dáárvan, nu, voor ons de boodschap is. Dat is het belangrijkste.”