Debat slavernijverleden Amsterdam: „Als één lid lijdt aan slavernij, lijden allen”
„Wij blijven praten, tot we een gedeelde toekomst hebben, en de zon opgaat.” Met deze woorden trapte voormalig CDA-politica Kathleen Ferrier dinsdagavond in Amsterdam een debatavond af over de rol van kerken in het slavernijverleden.
De avond, die gehouden werd in het Luther Museum, was georganiseerd door de werkgroep Heilzame verwerking Slavernijverleden. In 2019 schreef de werkgroep een essaywedstrijd uit met als thema ”Heilzame verwerking van het slavernijverleden voor ”wit” en ”zwart””. Uit de 25 inzendingen koos de jury vier winnaars. Deze waren dinsdagavond aanwezig om in gesprek te gaan over het thema.
Prijswinnaar Ben Ipenburg, zei dat hij zich tijdens het schrijven de vraag stelde wat de kerk zelf kan doen in het proces van verwerking van het slavernijverleden. Hij zoekt naar een nieuw „verzoeningsritueel” in de kerk. Dat is „heel ingewikkeld, omdat mensen die eraan deelnemen ingewikkelde mensen zijn. Wellicht is het als eerste kleine stap voldoende om op de zondag voor Keti Koti (het feest ter gelegenheid van de afschaffing van de slavernij, red.) een stiltemoment in de liturgie in te lassen en zo het verleden te gedenken.”
„Een goed idee”, reageerde de Amsterdamse predikant van de migrantengemeente Koningskerk, ds. Clifton Walker. „Maar het heeft geen haast. Voor dat we komen tot een ritueel, moeten we aan elkaar de verhalen vertellen. Het is al deels verteld, maar het moet ook nog deels verteld worden. Als de verhalen op tafel liggen, kunnen we naar erkenning toe. Na erkenning kunnen we naar het proces van heling. Heling betekent ook: de herinnering levend houden.”
Hebzucht
Een aanwezige wierp de vraag op of we kunnen begrijpen wat er in iemand omging die nog vóór de beslissing stond om deel te nemen aan zondige praktijken zoals slavernij. „Kunnen we nu het moment herkennen waarvan we over 150 jaar zeggen: „Daar ging het mis”?” Als voorbeeld noemde de vraagsteller de aankomst van een Portugees schip met slaven in de haven van Middelburg. De Nederlanders stonden voor de vraag wat te doen.
Volgens theatermaker Mathieu Wijdeven wordt het probleem op deze manier te klein gemaakt. „Als iemand voor zo’n beslissing staat, bestaat de grotere praktijk al. Het was niet zomaar één schip. Ik zou veel liever kijken naar de grotere krachten die werkzaam waren: hebzucht en ontmenselijking.”
Volgens een van de andere prijswinnaars, dr. Martijn Stoutjesdijk, onderzoeker naar het slavernijverleden aan de Protestantse Theologische Universiteit, was er in de zeventiende en achttiende eeuw wel degelijk debat over de vraag of slavernij was toegestaan. „Slavernij was niet iets onvermijdelijks. Slavernij vond altijd overzee plaats, het is in Nederland nooit ingevoerd.”
Naïef
Het is volgens Stoutjesdijk dan ook belangrijk om echt te willen leren van het verleden. „Ik hoor weleens mensen zeggen: „Als de Bijbel ergens duidelijk in is, dan is het dat de Bijbel tegen slavernij is.” Dat is natuurlijk niet waar. Als we zo naïef de Bijbel lezen, dan maken we dezelfde fout als vroeger toen de Bijbel werd gebruikt om slavernij te legitimeren.”
Volgens een andere aanwezige is het nodig dat zwarte en witte christenen de Bijbel samen lezen. „Onze kerken zijn sterk gescheiden tussen wit en zwart. Veel christenen buiten de grote steden komen nooit een gekleurd mens tegen. Maar als één lid lijdt, dan lijden alle leden. Daarom moeten we naar elkaar luisteren. Om naar elkaar te kunnen luisteren, moeten we elkaar ontmoeten en daar moeten we werk van maken.”