Waarom huidige vorm van examens niet de meest geslaagde is
Gymzalen in het hele land stromen vanaf donderdag weer vol met examenkandidaten. De kritiek op deze centrale eindtoets neemt echter toe. Is het examen toe aan een opknapbeurt? Blik op een complexe discussie.
Het is voor veel scholieren hét sluitstuk van hun middelbareschoolperiode: het Centraal Examen (CE). Nog één keer kunnen ze laten zien wat ze in huis hebben. Het staat buiten kijf dat het CE –dat dit jaar op 11 mei begint– een van de belangrijkste toetsmomenten is in het Nederlandse onderwijssysteem. De circa drie uur die de scholier in de gymzaal doorbrengt bepaalt namelijk voor een aanzienlijk deel of de vlag uit kan (Zie: ”Zo komt examen tot stand”).
Maar de laatste jaren klinkt aanhoudend kritiek op deze manier van toetsen. Zo zou onder meer de aandacht in het onderwijs te veel verschuiven van de inhoud van het vak naar de inhoud van het examen – het zogeheten teaching to the test. Leraren leren scholieren dan vooral die zaken aan die het CE toetst. Daarmee wordt het examen van een middel een doel op zichzelf, waarschuwt onder meer de VO-Raad, sectororganisatie voor het voortgezet onderwijs.
Daarnaast zou het CE inhoudelijk te beperkt toetsen. Zo is er al jarenlang discussie over het examen Nederlands. Scholieren krijgen tijdens het CE vooral vragen over tekstbegrip en argumentatie. Onderdelen als schrijfvaardigheid, literatuur en spreekvaardigheid ontbreken. Sander Bax, hoogleraar onderwijs in Tilburg en Theo Witte, vakdidacticus Nederlands in Groningen, concludeerden eerder dit jaar in de Volkskrant dat het schoolvak daardoor uit balans raakt.
Gelijke kansen
De discussie over de houdbaarheid van het CE valt globaal gezien uiteen in twee vragen. Allereerst: is het wel wenselijk en nodig dat er één afsluitend toetsmoment is waarop iedere scholier hetzelfde examen maakt? De vervolgvraag is of de inhoud van het CE voldoet.
Een centraal toetsmoment als het CE heeft zeker nut, vindt Anne Luc van der Vegt, onderwijskundige bij het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). De waarde van het CE is volgens hem dat het elke scholier gelijk beoordeelt. Zo’n objectieve maatstaf is belangrijk, benadrukt Van der Vegt, die zich daarbij baseert op internationaal vergelijkend onderzoek naar effecten van examinering. „Uit die studies blijkt dat vooral leerlingen uit minder sterke sociale milieus de dupe zijn van het ontbreken van een overkoepelend toetsmoment. Zij hebben over het algemeen baat bij een gestandaardiseerde toets, omdat een subjectieve beoordeling dan minder kans krijgt.”
Daarnaast heeft het middelbareschooldiploma door het CE een zogeheten civiel effect. Doordat alle examenkandidaten namelijk hetzelfde examen hebben gemaakt, weten vervolgopleidingen wat een leerling minimaal beheerst. „Als er geen CE zou zijn, zouden mbo’s, hbo’s en universiteiten zelf toetsen moeten afnemen om in te schatten of een leerling het gevraagde niveau aankan”, legt Van der Vegt uit. „Ik betwijfel of dat beter en eerlijker zou werken dan een CE.”
Doorgeslagen
Ook Rob Martens, hoogleraar onderwijskunde aan de Open Universiteit, ziet dat een gestandaardiseerde toets, die voor alle leerlingen hetzelfde is, nuttig kan zijn. „Het is logisch en nodig dat op bepaalde momenten inzichtelijk wordt gemaakt wat een scholier kan.” Hoewel hij er niet voor pleit om het examen stante pede af te schaffen, plaatst hij wel vraagtekens bij de manier waarop het CE momenteel wordt ingezet.
Het examen vormt zijns inziens „de hoogmis” van de doorgeslagen toetscultuur op Nederlandse scholen. „We toetsen en toetsen en toetsen. En de druk die op al die momenten –en ook op het CE– ligt, kan op langere termijn negatieve gevolgen hebben voor de motivatie van scholieren”, legt Martens, gespecialiseerd in motivatieonderzoek, uit. „Leerlingen blokken vooral voor de toets, voor het examen; niet omdat ze allereerst geïnteresseerd zijn in wat ze leren. En dat lijkt me niet wat we met het onderwijs willen bereiken.”
Het doel van het examen is daarnaast dat het duidelijk maakt wat een leerling kan, benadrukt hij. In Nederland worden de resultaten echter ook gebruikt om scholen onderling te vergelijken. „Kwalijk, want daarvoor is het CE niet bedoeld.” Dat dit wel gebeurt, zorgt ervoor dat docenten druk ervaren om hun leerlingen zo goed mogelijk te laten presteren. Daardoor passen ze hun onderwijs te veel op het examen aan, merkt Martens. „Leerlingen volgen massaal toetstraining en een deel grijpt naar kalmerende middelen. Onwenselijk. Het nut van zo’n CE weegt mijns inziens niet op tegen de negatieve effecten die het heeft.”
Dat een diploma zonder CE geen civiele waarde meer heeft, is volgens Martens niet zo problematisch. Hij wijst erop dat een examenkandidaat die geneeskunde wil studeren of gymdocent wil worden, momenteel ook al een aparte test moet afleggen. „Opleidingsgebonden testen zouden best breder kunnen worden ingevoerd. Daarbij schat ik de kans ook niet heel hoog in dat iemand aan een opleiding begint waarvoor hij de capaciteiten echt niet heeft.”
Kunst
Een tweede bezwaar tegen de centrale examens zit hem in de inhoud. Het gevaar is namelijk aanwezig dat het schoolexamen (SE) steeds meer op het CE gaat lijken, zegt onderwijskundige Van der Vegt. Hij wijst erop dat de onderwijsinspectie scholen er jarenlang op afrekende als de cijfers voor het SE en het CE teveel van elkaar verschilden. Onwenselijk, vindt hij. „Als het goed is, test het CE namelijk andere zaken dan het SE.”
Hij noemt daarbij als voorbeeld het vak kunst. „Het CE toetst vooral of scholieren voldoende theoretische kennis hebben opgedaan, bijvoorbeeld over kunstgeschiedenis. Het SE test voornamelijk de creatieve vaardigheden van leerlingen.”
Op papier klinkt dat onderscheid goed, tekent hij aan. Daardoor ontstaat namelijk een gebalanceerd totaalcijfer. Maar in de praktijk gaat het op dit vlak echter nog vaak mis, merkt Van der Vegt. „Het SE verwordt te vaak tot een kopie van het CE – omdat scholen willen voorkomen dat het verschil in beoordeling te groot wordt. Dan dreigt inderdaad eenzijdigheid van onderwijs en teaching to the test.”
Onderwijsinstellingen zouden wat hem betreft meer vertrouwen moeten krijgen als het gaat om de inrichting van hun SE. „Elke school moet ook in de toetsing de focus kunnen leggen op de zaken die zij vanuit haar pedagogisch-didactische visie belangrijk vindt. In het SE brengt de school dan die eigen kleur aan. Het CE toetst objectief kennis en vaardigheden. Dat zou wat mij betreft het ideale scenario zijn.”