Driegesprek over jubilerend ”1773”: psalmen op de eerste plaats, pas dan de berijming
Over één ding zijn de drie gesprekspartners het roerend eens: de psalmen moeten doorgegeven worden aan een volgende generatie. Welke rol de berijming van ”1773” daarin speelt, daarover verschillen de meningen. De een: „Ik vind niet dat deze berijming toekomstbestendig is.” De ander: „Houd zoveel mogelijk vast aan ”1773”.”
De drie die deze vrijdagmiddag in maart in Apeldoorn aan tafel schuiven, hebben gemeen dat ze allen zeer vertrouwd zijn met de psalmberijming van 1773. Alleen ds. C.J. Meeuse (77) zong als kind in Zeeland uit Datheen; maar hij leerde al vroeg ook de psalmen in de ”nieuwe rijm”, zoals het toen werd gezegd. „In mijn jeugd ben ik eens bijzonder aangesproken door een psalm uit de Bijbel. Nee, ik weet niet meer welke. Maar het maakte diepe indruk, dat een psalm van 3000 jaar oud jóúw hart verklaart. Dat God via zo’n psalm tot me kwam en me bemoedigde. Het was m’n eerste ervaring met de psalmen.”
Anja den Otter (41) groeide op in Klundert en kreeg de psalmen van 1773 met de paplepel ingegoten. „Ik speelde orgel en begeleidde al op m’n 13e de gemeentezang. Dan wil je de tekst vertolken; vandaar dat ik al vroeg bezig was met de vraag wat er nu precies staat. Ik heb een diepe band met ”1773”. De gevoelswaarde is groot. Deze psalmen zijn me dierbaar, omdat ze mijn hart en leven weergeven.”
De wieg van ds. J.A.W. Verhoeven (63) stond in Nijkerk. „Op de lagere school moesten we de psalmen uit ons hoofd leren. En op de zondagsschool kreeg je een stempel als je een versje kende. Dat was zeer aan mij besteed. Ik deed regelmatig iets extra’s. Ik ken de berijming van 1773 praktisch uit mijn hoofd. Pas later, toen we voor de zending in Guatemala zaten, ontdekte ik dat deze psalmzangtraditie iets specifiek Nederlands is. Wat mij betreft een zeer rijke traditie; het is de vraag of we dat altijd in de gaten hebben.”
De emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten, de medewerker van het Interkerkelijk Kenniscentrum (IKC) voor kinder- en jongerenwerk en de voorzitter van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond gaan deze middag met elkaar in gesprek over het psalmboek dat 250 jaar bestaat. Wat is de waarde van ”1773”? En: heeft deze berijming nog toekomst?
Gehechtheid
Het drietal heeft de resultaten van het onderzoek van het Reformatorisch Dagblad naar de waardering van ”1773” onder lezers en onder reformatorische jongeren, bekeken. Ze zijn allemaal wat verbaasd over de grote waardering die er onder de huidige gebruikers voor het psalmboek is. De meeste ondervraagde jongeren hebben er geen probleem mee om te zingen uit een 250 jaar oude berijming. En de RD-lezers geven ”1773” gemiddeld een kleine 8.
Hoe verklaart u die gehechtheid aan ”1773”?
Ds. Meeuse: „Ik denk dat het voor velen toch wel hartentaal is. Mensen voelen: hier gaat het over de meest wezenlijke dingen van mijn leven.”
Ds. Verhoeven: „In de kring van de Gereformeerde Bond wordt heel veel uit ”1773” gezongen. Zeker ouderen kennen deze psalmen uit hun hoofd; hun geloofsleven resoneert daarin. Tegelijk: onder jongeren leeft toch ook vaak de vraag wat ze met de psalmen moeten. Die zijn hun veelal vreemd; ik schrik er soms van. Hoe kan het dat ze dan toch deze berijming slikken? Is het gewoon het gevoel: dit is onze wereld, onze refozuil?”
Den Otter: „Het is natuurlijk heel mooi dat jongeren zo positief zijn. Tegelijk merken wij bij het IKC dat ze soms in twee werelden leven. De psalmen zijn goed voor in de kerk, maar doordeweeks luisteren ze bijvoorbeeld naar Sela of Christian Verwoerd. Of naar heel andere, niet-geestelijke liederen. Ze scheiden dat.”
De vraag is waar de respondenten precies aan gehecht zijn: aan het hele psalmboek, of aan geliefde verzen uit ”1773”?
Ds. Verhoeven: „Ik vermoed dat het vooral de geliefde verzen zijn.”
Ds. Meeuse: „Er zijn inderdaad veel mensen die van de ruim 1400 coupletten van het psalmboek misschien 40 of 50 verzen kennen.”
Den Otter: „Ik denk dat jongeren voornamelijk de verzen kennen die vaak gezongen worden. Het is erg afhankelijk van hoe het gebruik thuis, op school en in de kerk is.
In de kerk worden ook vaak de bekende coupletten gezongen.”
Ds. Meeuse: „Ik heb altijd geprobeerd heel gevarieerd op te geven. Soms bewaarde een organist de psalmbriefjes. Dan konden we dat checken.”
Ds. Verhoeven: „Ik kan mezelf dat compliment niet geven. In twee gemeenten had een organist het bijgehouden, zonder dat ik het wist. Het resultaat kreeg ik bij mijn afscheid: dat heb je laten zingen. Toen viel ik door de mand. Ik probeer er wel naar te kijken. Maar je komt toch vaak bij hetzelfde uit. Soms heeft het met de inhoud van de psalm te maken, soms met de taal.”
Taalkleed
In het RD-onderzoek komt een bepaalde dubbelheid naar voren. Mensen zijn gehecht aan de berijming van 1773, maar slechts een kwart van de jongeren én van de volwassenen zegt géén problemen met het taalkleed te hebben. Driekwart heeft dus op z’n minst een haper bij de taal.
Stelling: Als zo’n groot deel moeite heeft met de taal, dan moet daar zo snel mogelijk iets aan gedaan worden.
Den Otter: „Daar moeten we zeker over nadenken. De berijming is voor veel mensen vertrouwd, heeft tot hun hart gesproken. Maar we moeten heel goed kijken hoe dichtbij deze taal nog komt.”
Ds. Verhoeven: „Het taalkleed is wel een probleem, maar ik denk dat er meer aan de hand is. Er zijn ook problemen met de geestelijke kant van de psalmen. Bijvoorbeeld als het gaat over Gods recht en de wraakpsalmen. Uit welke berijming je ook zingt, onderwijs in de psalmen is enorm belangrijk. Ze worden nooit jip-en-janneketaal. Met name moeten we mensen onderwijzen in de onberijmde psalmen. De vraag is in hoeverre de berijming van 1773 dan helpend is of juist een blokkade vormt. Dat ligt genuanceerd. Soms wel, soms niet.”
Een voorbeeld. Psalm 83 vers 8: „Verstrooi hen (…) als bergen, in wier ingewanden ontstoken pik en zwavel branden.”
Ds. Verhoeven: „In dit geval belemmert de taal de toegang tot de psalm. Ik zou daarom deze psalm liever in een andere berijming opgeven; die mogelijkheid hebben we in onze gemeente, met de psalmen uit de bundel ”Weerklank”. Maar Psalm 84 ga ik natuurlijk niet uit de nieuwe berijming opgeven. Dan schep je eerder vervreemding.”
Ds. Meeuse: „Ik denk dat we niet te gauw moeten zwichten voor problemen met het taalkleed. Een begrip als algenoegzaamheid vinden velen algauw verouderd. Sommigen worden zelfs boos als je zulke woorden nog gebruikt. Maar we moeten die uitleggen, niet afschaffen. Iemand die het ICT-vak leert, gebruikt ook termen die ik niet begrijp. Laten we de mensen toch opvoeden. Ik heb geen probleem met „ontstoken pik en zwavel” in Psalm 83. Dat kun je uitleggen. Dat zwavel brandt weten ze wel, en ”pik” is pek. Dat is dichterlijke vrijheid.” Hij wijst op zijn eigen berijming, die op tafel ligt: „Dat soort woorden zal ik zelf niet meer gebruiken. Maar ik heb er geen onoverkomelijke moeilijkheden mee.”
Den Otter: „Op een gegeven moment hebben jongeren wel het gevoel dat je alles moet uitleggen. Uiteraard blijft het het werk van de Geest om ons de psalmen geestelijk te leren verstaan. Maar vanuit de achterban van het IKC horen wij wel dat met name ouders worstelen met de verstaanbaarheid van de taal. Jongeren komen daar vaak zelf niet mee. Voor sommigen is het al een gepasseerd station. Anderen denken: het is wel best voor op zondag, doordeweeks luister ik andere dingen. Overigens zijn er ook jongeren die wél leven uit deze psalmen.”
Ds. Verhoeven: „Ik vind het verdrietig als jongeren het gevoel krijgen dat een psalm ouderwets is. Dat roept de berijming van 1773 wel op. Het is oude, plechtige taal. Het is iets wat vervreemdt. Natuurlijk, inhoudelijk zijn de psalmen altijd vreemd. Maar je werpt met die oude taal een extra moeilijkheid op, terwijl je de jongeren juist zo graag bij de psalmen wilt krijgen.”
Den Otter: „Kerkelijk ligt een andere berijming heel gevoelig, maar misschien kan er voor de gezinnen weleens gekeken worden naar psalmen die taalkundig gezien beter verstaanbaar zijn. Het moet ergens beginnen.”
In de kerk ”1773” en in het gezin iets anders vanwege de verstaanbaarheid?
Ds. Meeuse: „Het is voor mij prima als er in het gezin uit een andere berijming wordt gezongen; daar heb ik de mijne ook voor gemaakt. Als het maar een goede is. Maar we moeten als het gaat om de eredienst niet zwichten voor de neiging om de taal gemakkelijker te maken. Die verschraling is juist heel verdrietig. Denk aan de ontzaglijke hoeveelheid geestelijke lectuur in onze traditie; die begrijpt straks niemand meer. Voed ze toch op, geef ze onderwijs. Houd zoveel mogelijk vast aan ”1773”. Zolang we geen betere hebben, moeten we het daarbij houden.”
Verlichtingstheologie
Hét kritiekpunt op ”1773” is vaak dat deze berijming doorspekt zou zijn met verlichtingstaal. Uitdrukkingen als ”pad der deugd” en ”Opperwezen” komen niet uit de Bijbel maar uit de 18e-eeuwse verlichtingstheologie.
Hoe reageert u op deze veelgehoorde kritiek?
Ds. Verhoeven: „Bij de Gereformeerde Bond zeggen we weleens gekscherend: als de Bond in 1773 had bestaan, had ze zeker een brochure tegen deze berijming geschreven.”
Ds. Meeuse: „De verlichtingstaal is hét grote bezwaar tegen ”1773” in vergelijking met de berijming van Datheen. Daar heb ik me al vaak aan gestoten. Vanuit de Gereformeerde Gemeenten is daar ook altijd bezwaar tegen gemaakt. Ds. A. Vergunst schreef er in 1970 al over in De Saambinder. Hij somt in dat artikel op hoe vaak termen als deugd, Opperwezen en Oppervoogd voorkomen. Dat is geen Bijbeltaal. Heel verdrietig. Ik heb Psalm 1 vers 4 dan ook nog nooit opgegeven, en dat ga ik ook nooit doen. „Met vaste gang het pad der deugd betreden”: och, arme Simson, dan val je erbuiten. En David…”
Den Otter: „Dat is inderdaad het mankement van deze berijming. Wij zongen laatst Psalm 40 vers 2: „Wel hem, die ’t Opperwezen dus kinderlijk mag vrezen.”
Ds. Meeuse: „Opperwezen laat ik wel zingen. Het doet me wel even pijn als ik het voorlees. Maar als ik al die psalmen moet weglaten, dan zijn het er zoveel.”
Ds. Verhoeven: „Het lijkt me wel een theologending. Heel veel gemeenteleden weten niet eens wat de verlichting is; ze zingen hun vertrouwde psalmen. Maar zelf maak ik de kritiek helemaal mee.”
Den Otter: „Ik denk niet dat veel jongeren hier een punt van maken. Ik hoor ze nooit zeggen dat ze gehinderd worden door de taal van de verlichting.”
Ds. Meeuse: „Uiteindelijk zijn het niet zo heel veel verzen waarin dit speelt. Ik denk dat ik drie coupletten heb die ik niet laat zingen. De rest wel. Als het niet in strijd is met de Bijbel, dan wil ik wel zwichten. Je komt in het psalmboek vaak tegen dat er regels bij gemaakt moesten worden. Daar ontkom je nooit helemaal aan.”
Den Otter: „Zolang het in lijn is met de psalm, kan het helpen de inhoud dichterbij te brengen.”
Ds. Meeuse: „Als de boodschap van de onberijmde psalm maar doorgegeven wordt. En laten we dat ook zeggen: dat is bij ”1773” in heel veel verzen goed gelukt. Heel veel coupletten zijn bevindelijk vertolkt. En daarom vinden ze weerklank in het hart van mensen die de Heere vrezen.”
Nieuwe berijming
Drie op de tien RD-lezers zouden het toejuichen als er gewerkt zou worden aan een nieuwe, Bijbelgetrouwe, kwalitatief goede en interkerkelijke psalmberijming, zo blijkt uit het onderzoek.
Iedere rechtgeaarde zoon of dochter van de Reformatie zou zo’n berijming moeten toejuichen, niet?
Ds. Meeuse: „Van harte mee eens dat je daar geen tegenstander van kunt zijn. Dat verlangen verwoordde ds. Vergunst al in zijn artikel, met een verwijzing naar ds. G.H. Kersten. Het is niet zo dat er niets mag veranderen. Als het maar een verbetering is. Kijk, wij zijn ook niet principieel tegen een nieuwe Bijbelvertaling. Daar kun je toch niet op tegen zijn? Laten ze er maar een maken. Als het maar een goede is, gemaakt door godvruchtige vertalers. Zo is het ook met de psalmberijming: we zeggen niet dat het oude goed is omdat het oud is en het nieuwe slecht omdat het nieuw is. Nee.”
Ds. Verhoeven: „Dat we bij 250 jaar ”1773” een soort jubileum hebben, omdat deze berijming zich zolang staande heeft weten te houden, is natuurlijk heel merkwaardig. Alles roept om een beter alternatief. Ik zie het nog niet gebeuren, maar principieel zou ik het zeer toejuichen.”
Den Otter: „Mee eens. Als het een verbetering is en zo’n nieuwe berijming heel dicht bij de Bijbel blijft, kwalitatief hoogwaardig en aansprekend is, zou ik het zeker toejuichen. Tegelijk: een nieuw project is natuurlijk prachtig, maar er is al zoveel op de markt. Zouden we niet eerst moeten onderzoeken wat er allemaal al is aan Bijbelgetrouwe berijmingen? Daar zouden we dan een selectie uit kunnen maken.”
Ds. Verhoeven: „Als redactie van ”Weerklank” hebben we dat al gedaan. Bij sommige psalmen hadden we soms zes varianten op tafel liggen. Het nadeel is dat er grote verschillen zijn tussen de berijmingen: die van ds. Hendrik Hasper zitten dicht tegen ”1773” aan en zijn dichterlijk van een mindere kwaliteit dan de psalmen van 1967. Het mooiste zou zijn als je van nul af aan zou kunnen beginnen. Van Enny de Bruijn is bijvoorbeeld Psalm 65 in ”Weerklank” opgenomen. Dat vind ik een toonbeeld van hoe het zou moeten.”
Ds. Meeuse tegen ds. Verhoeven: „Het is voor mij wel opmerkelijk geweest dat de Gereformeerde Bond uitvoerig bezig is geweest met de vraag hoe het verder moet met de psalmberijming, maar dat ik nooit één telefoontje heb gehad. Geen briefje, niets. In die tijd heb ik gevoeld: oei, wat is die afstand groot.”
Vindt u, ds. Meeuse, het jammer dat uw berijming niet breed omarmd is?
Ds. Meeuse: „Natuurlijk vind ik dat jammer. Ik hoop dat ik het werk niet voor niets heb gedaan.”
Ds. Verhoeven: „Inderdaad, in onze kringen is deze berijming heel onbekend. Praktisch zijn er ook bezwaren. Wij vallen onder de synode van de Protestantse Kerk. Daar zou je zo’n bundel moeten aanbieden.”
Ds. Meeuse: „Ook in mijn eigen kring zijn mensen er bang voor.”
Den Otter: „Waar zou dat dan aan liggen, denkt u?”
Ds. Meeuse: „Angst. Mensen vrezen iets omdat het nieuw is. Ik vind overigens wel dat zoiets ordelijk zou moeten gebeuren. Het zou kerkelijk gesanctioneerd moeten worden. Een commissie moet zich erover buigen en de berijming aan de Bijbel toetsen. Laat ze maar zeggen wat niet goed weergegeven is.”
De toekomst
In de enquête geven nogal wat RD-lezers aan dat ze het belangrijk vinden dat een volgende generatie vasthoudt aan ”1773”.
Stelling: Ik zie graag dat een volgende generatie de psalmen blijft zingen. Maar of dat de berijming van 1773 is, dat vind ik minder belangrijk.
Ds. Meeuse: „Er zijn nog mensen die Datheen zingen. Moet je dat hun afpakken? Nee! Zo ook met ”1773”: die blijft gezongen worden, hoor. Die moet je niet af willen pakken.”
Ds. Verhoeven: „Natuurlijk moet je nooit een berijming afpakken. Helemaal mee eens. Maar ik neig toch naar de andere kant. Het gaat me niet zozeer om ”1773”, maar dat de psálmen bekend blijven. En dan heb ik er mijn zorg over of je dat redt met ”1773”. In de Biblebelt wel. Maar het is de vraag hoe lang die refozuil in Nederland nog bestaat. We worden een zendingsland. Als er in onze gemeente mensen van buitenaf op het Woord afkomen, getrokken worden, dan hebben die geen enkel gevoel bij ”1773”.”
Maar uw kleinkinderen, ds. Verhoeven? Ziet u niet graag dat die deze berijming blijven zingen?
Ds. Verhoeven, bedachtzaam: „Nee. Ik vind het wel belangrijk dat ze de psalmen kennen. Maar mijn kleinkinderen leren ”1773” niet meer. Dat is nu al zo. Of ik dat verdrietig vind? Nee, want het is niet de weemoed die ons regeert. Ik geloof in de kracht van de psalmen zelf. Natuurlijk zie ik het waardevolle van deze traditie. Maar je moet je niet inspannen om zo’n traditie op zich in stand te willen houden.”
Ds. Meeuse: „Als ik mijn verjaardag vier met alle kinderen en kleinkinderen en we zingen met elkaar, dan is dat wel een beetje feest, hoor. ”U alleen, U loven wij” of ”God heb ik lief”: ze doen allemaal mee. Dan ben ik heel blij.”
Ds. Verhoeven: „Ja, dat is waar. Bij ons lukt dat dus niet. Wij zingen wel, maar van alles en nog wat. Kijk, ik maak me heel bezorgd over de toekomst van de kerk, maar niet over de toekomst van de berijming van 1773. Ik ben er heel vertrouwd mee, het is mijn geloofsgoed. Maar het is ook relatief. Ik vind niet dat deze berijming toekomstbestendig is. Een berijming is maar een berijming, die moet je niet heilig maken. Die is zeker niet zó onopgeefbaar dat je je bloed ervoor moet geven. Zelf val ik vaak terug op de berijming van 1967: die komt nog het meest dichtbij. Niet alles: er zijn psalmen waar ik niet zo blij mee ben. Maar Psalm 51 bijvoorbeeld, die vind ik buitengewoon. Veel beter dan in de berijming van 1773. En Psalm 139. In ”1773” zingen we: „Niets is, o Oppermajesteit, bedekt voor Uw alwetendheid.” Dat is wel zo, dogmatisch sta ik er helemaal achter. Maar het treft niet de innerlijke toon van deze psalm. De nieuwe berijming doet dat wel: „HEER, die mij ziet zoals ik ben.” Prachtig. Dan wil je de oude nooit meer zingen.”
Den Otter: „Het eerste belang is dat de psalmen doorgegeven worden en gezongen blijven. De berijming komt op de tweede plek. Als de inhoud van ”1773” voor mijn kinderen echt onbegrijpelijk wordt, zou ik het fijn vinden als er een alternatief was: een Bijbelgetrouwe berijming die te begrijpen is en rechtstreeks tot het hart spreekt. Aan de andere kant: als mensen heel graag ”1773” willen blijven zingen en daar grote waarde aan hechten, dan wil ik ze ook vrijlaten. Het is voor mijzelf ook de berijming die op gevoelsniveau grote betekenis heeft gehad. Je hoeft dat niet los te laten. In februari is mijn vader overleden. In de rouwdienst zongen we als kinderen en kleinkinderen Psalm 25 vers 2 en 6. Dat had hij zelf gevraagd. „Als bemoediging voor je moeder”, zei hij erbij. Dan zing je dat met elkaar: zes kinderen met aanhang en vijftien kleinkinderen. Zo prachtig om met elkaar te doen.”
Wat denkt u, wordt er over vijftig jaar nog uit ”1773” gezongen?
Ds. Meeuse: „Jazeker.”
Den Otter: „Natuurlijk. Er zullen altijd mensen zijn die aan deze berijming gehecht blijven en hun kinderen er vertrouwd mee maken. Tegelijk: de Heere werkt door berijmingen heen. Hij zit niet vast aan ”1773”, maar ook niet aan de taal van vandaag. Het gaat uiteindelijk om het werk van Gods Geest in ons hart. Dat is ook mijn wens voor onze kinderen en jongeren: dat dat doorgang blijft vinden. Dat ze tot hun levensdoel komen: leven tot Gods eer, en Hem ook met onze zang verheerlijken. Dan valt een berijming weg.”
Ds. Verhoeven: „Natuurlijk wordt ”1773” over vijftig jaar nog gezongen. En dat vind ik ook goed. Ikzelf maak me vooral sterk dat de psálmen gezongen blijven worden en dat de gemeenteleden die ook begrijpen. Dat ze zich realiseren waarom we ze eigenlijk zingen. Dat dat ook onze verbondenheid is met het Oude Testament, en met het volk Israël. En, heel belangrijk: Christus Zelf heeft met de psalmen geleefd.”
Ds. Meeuse: „Heel mooi dat je dat zegt. De psalmen zijn christocentrisch. Je hoort mensen weleens zeggen dat het allemaal Oude Testament is en dat ze niet over de Heere Jezus gaan. Zal ik eens de meest donkere noemen? Psalm 88. De dichter ligt in het graf, als dood, vergeten. En wat zegt hij? „O, God mijns heils!” Hij begint bij Christus, hij is direct bij het goede adres. Christus zegt het Zelf: „Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen.” De Schriften, ook de psalmen. Moeten we alleen daarom al het psalmboek niet heel erg liefhebben?”
Dit is deel 6 (slot) in een serie over de psalmberijming van 1773, die 250 jaar bestaat.