Wat te doen aan een muis in huis?
Een muis in huis: alleen het idee al is zeer verontrustend. Vind ik – en ik ben niet de enige. Hoe houd je deze knaagdiertjes buiten de deur? En wat kun je het beste doen om ze, als ze eenmaal naar binnen zijn geslopen, weer kwijt te raken?
Muizenangst is irrationeel maar soms allesbeheersend. Als er op een dag een muizenkeutel op het aanrecht of op een plank in de voorraadkast ligt is dat voor iemand met musofobie voldoende om flink in de stress te schieten. De gedachte dat zich ergens onder een kast of in een la een muis verborgen houdt die op elk willekeurig moment tevoorschijn kan schieten, maakt dat je je op een bepaald niveau in je eigen huis niet meer veilig voelt. Stel je voor dat zo’n muis in je bed kruipt. Of zich in de broodtrommel heeft verschanst…
Het is lastig om te zeggen waarom ik muizen zo griezelig vind, maar ik had dat gevoel als kind al. Is het omdat ze zo schielijk bewegen? Omdat de schrikreactie die het plotseling verschijnen van zo’n diertje oproept zo buitenproportioneel is? Als er een muis onder de piano vandaan schiet, slaat mijn hart op hol en ren ik zo ver mogelijk weg van de plek des onheils, alle tussendeuren hermetisch sluitend.
Los daarvan is het natuurlijk gewoon vies: zo’n diertje dat overal op en in zit en overal aan knabbelt, ondertussen keuteltjes en urinesporen achterlatend.
Mijn muizenangst heeft wel gradaties: minder nabij is minder verontrustend. In de wintermaanden horen we in ons huis ’s avonds regelmatig het geluid van trippelende pootjes in het plafond. Ze haasten zich van de achter- naar de voorgevel en terug – of omgekeerd. De eerste keer schrik je ervan, de tweede keer idem dito. Maar als blijkt dat die beestjes in het plafond blijven en zich niet in de leefwereld van de mens begeven, raak je er op den duur aan gewend. Al zetten we toch her en der muizenvalletjes in huis. Dat die leeg blijven werkt kalmerend. Zie je wel: ze komen niet op ons terrein.
Klapval
Wie vermoedt dat hij een muis (of een complete muizenfamilie) in huis heeft, had tot voor kort de beschikking over drie manieren om daar wat aan te doen: een klapval zetten, een inloopval plaatsen of het knaagdier met gif uit proberen te schakelen door een schoteltje met felroze korrels onder de kast te zetten.
Die laatste route bestaat binnenkort niet meer. Sinds 1 januari mogen winkels geen nieuwe voorraden muizen- en rattengif (officieel: rodenticiden) op basis van anticoagulantia meer op de markt brengen. Anticoagulantia zijn middelen die de stolling van bloed tegengaan, waardoor dieren doodbloeden. Particulieren kunnen tot eind juni nog wel oude voorraden van deze gifkorrels aanschaffen. Tot eind december mogen ze die gebruiken – daarna is het alleen professionals onder bepaalde omstandigheden toegestaan om anticoagulantia te gebruiken om muizen en ratten te bestrijden.
Of dat het voor consumenten moeilijker maakt om hun huis muisvrij te houden? Het Kennis- en Adviescentrum Plaagdieren (KAD) in Wageningen denkt van niet. Muizenkorrels waren voor deze organisatie toch al nooit de meest aanbevolen methode om muizenoverlast in huis aan te pakken, vertelt adviseur Aron Kuiper. De twee belangrijkste redenen daarvoor zijn dat muizengif in de praktijk door resistentie steeds minder effectief is en dat er risico’s aan verbonden zijn voor andere huisdieren en kinderen.
Kuiper: „Veel huismuizen zijn inmiddels resistent tegen rodenticiden. Dat geldt volgens onderzoek voor 36 procent van deze diertjes.” Hij legt uit dat muizenkorrels vaak een lage dosis werkzame stof bevatten, zodat een knaagdier er niet gelijk aan bezwijkt. Een muis moet verschillende keren van het gif eten voor hij eraan doodgaat. „Dat is een bewuste keuze. Als een muis na het eten van giftige korrels gelijk dood zou neervallen, veroorzaakt dat aasschuwheid bij zijn soortgenoten. Het zijn slimme diertjes: ze zouden dan door hebben dat er iets met dat voedsel is en het uit de weg gaan.”
Een gevolg van die lage doses is dat de giftige stoffen die in nog levende dieren zitten terechtkomen in vogels of egels die zo’n half vergiftigde muis als prooi opeten. „Ook voor kinderen en andere huisdieren kleven er risico’s aan het gebruik van muizengif in huis. Hoe voorzichtig je ook bent: het risico bestaat dat zij het binnenkrijgen. Bij kleine hoeveelheden is dat niet direct dodelijk, maar gezond is het zeker niet, dus het is sowieso onwenselijk.”
Alleen professionals mogen na dit jaar als laatste redmiddel nog gebruikmaken van anticoagulantia. Kuiper: „In de praktijk maken professionele plaagdierbeheerders al steeds minder gebruik van chemische middelen om ratten- of muizenoverlast aan te pakken.”
Stress
Een inloopval, een val waarin muizen levend worden gevangen zodat ze vervolgens ergens buiten weer kunnen worden losgelaten, heeft ook niet de voorkeur van het KAD. Kuiper: „Dat lijkt diervriendelijk, maar het geeft gevangen muizen heel veel stress. De kans is groot dat ze vervolgens toch nog doodgaan. Als je zo’n val zet, zou je er feitelijk ook voor moeten zorgen dat zo’n levend gevangen muis voldoende te eten en te drinken krijgt.”
Het KAD ziet de ouderwetse klapval als de beste manier om muizen te vangen. „Als een muis daarin terechtkomt, is hij na een tik in de nek vrijwel gelijk dood. Dat is uit het oogpunt van het beperken van dierenleed het beste.” Als lokmiddel in zo’n val adviseert Kuiper wat pindakaas: dat is vet en een beetje notig –precies wat muizen lekker vinden– en blijft goed plakken.
Schuilplaats
Dat muizen huizen binnentrekken is vanuit hun perspectief bekeken volkomen begrijpelijk. Ze zoeken er een schuilplaats en voedsel. Een mensenhuis voorziet gewoonlijk in beide. Spouwmuren en isolatiemateriaal in plafonds zijn voor muizen ideale schuilplaatsen. En in voorraadkasten en keukens is er voedsel in overvloed, al dan niet goed bereikbaar voor knaagdieren.
Voorkomen dat muizen een huis binnenkomen is een haast ondoenlijke klus. „Ze hebben aan een minieme opening genoeg. Een gat met een doorsnee van een halve centimeter is groot genoeg om een muizenschedel door te laten”, weet Kuiper. Ter vergelijking: bruine ratten hebben een doorgang van 2 centimeter nodig. Die komen dus net wat minder gemakkelijk een huis binnen.
Een doorgang van een halve centimeter: dat is ongeveer de doorsnee van een pen. Een muis heeft dus genoeg aan een raam dat op een kier staat. Of aan een volgens het Bouwbesluit verplichte stootvoeg in een muur. Daar glipt zo’n knaagdiertje eenvoudig door naar binnen. „Er zijn roosters verkrijgbaar die je daar in kunt zetten, maar die zijn zo fijnmazig dat het de vraag is of ze genoeg lucht doorlaten. Het is ook belangrijk dat er voldoende ventilatie is, anders ontstaan er vochtproblemen.”
Dat muizen in een spouwmuur of plafond terechtkomen is misschien niet te voorkomen, maar je kunt als bewoner wel proberen te voorkomen dat ze van de spouw naar een kamer gaan. Een eenvoudige manier om het muizen lastiger te maken is om boorgaten voor leidingen, verwarmingsbuizen of kabeldoorvoer goed dicht te maken. Kuiper: „Daar wordt vaak weinig aandacht aan besteed. Als je dat wel doet, maak je je huis minder toegankelijk voor muizen.”
Voorkomen dat een huis voor muizen een aantrekkelijke foerageerplek is, is tot op zekere hoogte wel te doen. Binnenshuis kun je ervoor proberen te zorgen dat er voor muizen niets te halen is. Geen aangebroken pakken koekjes op het aanrecht, geen broodkruimels op de broodplank, geen fruit op de fruitschaal. „Restjes moet je bij voorkeur bewaren in afsluitbare bakken van dik plastic. Dun plastic of papier houdt muizen niet tegen.”
Buitenshuis ben je ook afhankelijk van wat de buren doen. „Als die voedsel voor vogels in de tuin gooien, is je buurt ook voor muizen aantrekkelijk.” Afval in een vuilniszak buiten zetten is geen goed idee: daar bijten knaagdieren zo een gat in. „Bovendien ruiken ze het als er voedsel in zit.” Kuiper adviseert in plaats daarvan goed afsluitbare vuilnisbakken.
Meldingen
Of knaagdierenoverlast in Nederland een groeiend probleem is, durft Kuiper niet te zeggen. Er lijkt wel sprake van een stijgende lijn, constateert hij voorzichtig. Meldingen over ratten en muizen worden namelijk niet op een centraal punt bijgehouden. Wat ook meespeelt: wanneer trekken mensen hierover aan de bel?
Kuiper: „In de coronatijd was er in Amsterdam sprake van een verdubbeling van het aantal meldingen van ratten. Maar waren er daadwerkelijk meer ratten, of viel het mensen meer op omdat ze veel thuis waren? Bovendien: een rat in je achtertuin voelt anders dan een rat op een openbaar parkeerterrein.”