Stamceltransplantatie: nieuwe bloedfabriek als laatste redmiddel
„Ik ben niet meer te helpen, maar anderen wel!” Met die hartenkreet riep de doodzieke Thijs Slegers mensen recent op om stamceldonor te worden. Nog nooit meldden zo snel zo veel mensen zich aan. Hoe redt stamceltransplantatie levens? Een donor en een ontvanger vertellen hun verhaal.
Mag er een match zijn, bad Robin Groenewegen (24) uit Woubrugge toen hij zich inschreef als stamceldonor. De oproep kwam al na een paar maanden. „Ik vind het geweldig dat ik mijn gezondheid mocht delen.”
Groenewegen was onder volledige narcose toen artsen verschillende gaatjes in zijn bekken prikten en zo’n 800 milliliter aan stamcellen regelrecht uit zijn beenmerg haalden. Bepaald geen sinecure dus. Toch was Groenewegen, in het dagelijks leven beveiliger, niet zenuwachtig, vertelt hij telefonisch. „Zelfs toen ik naar de operatiekamer werd gereden, voelde ik geen spanning. Ik dacht aan en bad voor degene die werd voorbereid om mijn stamcellen te ontvangen.”
Groenewegen had op dat moment geen idee voor wie hij in het ziekenhuis lag en voor wie hij zich mogelijk grieperig zou voelen. Toch twijfelde hij geen moment over de donatie. „Je weet dat iemand eigenlijk geen kans op overleven meer heeft zonder stamcellen van een donor. Iemand ligt te vechten voor zijn leven en jij kunt hem of haar helpen. Ik vond het geweldig dat ik op deze manier iets van mijn gezondheid, die ik van God heb gekregen, mocht delen.”
Complicaties
Al op jonge leeftijd was Groenewegen zich ervan bewust dat gezondheid niet vanzelfsprekend is. Toen zijn moeder van hem in verwachting was, bestond er een grote kans op ernstige complicaties. De arts vreesde voor de gezondheid van zijn moeder, en pleitte ervoor de zwangerschap af te breken. „Mijn moeder vertrouwde op God en wilde de zwangerschap uitdragen. Ik werd gezond geboren en door haar keus heb ik nu de mogelijkheid om andere levens te redden.”
Een aantal maanden na de donatie ontving Groenewegen, via Matchis, het centrum voor stamceldonatie, een teken van leven van de ontvanger. „Dat was zo mooi. Tot die tijd had ik weinig beeld bij wat er met mijn stamcellen was gebeurd.”
Vanwege privacyregels en risico op machtsmisbruik mogen donor en patiënt elkaar niet leren kennen, ook niet als beiden dat wel zouden willen. Daarom gaat alle correspondentie via Matchis. Daar vertaalt een medewerker de brieven, en anonimiseert details waar nodig.
Hoewel hij dus niet exact weet aan wie hij heeft gedoneerd, krijgt Groenewegen door de briefwisseling wel een kijkje in wat de donatie betekende voor de ontvanger en zijn familie. „Het gaat om een jochie in de basisschoolleeftijd, dat in 2018 acute leukemie kreeg. Zijn ouders hebben me fragmenten uit hun dagboek van die tijd gestuurd. Je leest hoe slecht het op een gegeven moment met hem gaat en dat een stamceltransplantatie zijn laatste redmiddel is. Probeer je eens voor te stellen waar ze doorheen zijn gegaan: dat je zoon, die zou moeten voetballen en boomklimmen, acute leukemie heeft. Dat er talloze kuren volgen, maar niets slaat aan. Dat er dan in de familie naar een donor wordt gezocht, maar dat die niet wordt gevonden. Je leest in de brieven hoe heftig dit allemaal is, voor het hele gezin.”
Controles
Een aantal weken na de transplantatie beginnen de stamcellen van Groenewegen in het lichaam van het doodzieke jongetje hun werk te doen. „Geweldig om te lezen.” Inmiddels, ruim twee jaar na dato, gaat het goed met de jongen, vertelt de inwoner van Woubrugge. „Zijn ouders schreven me onlangs dat de uitslagen van alle controles fantastisch zijn, dat hun zoontje niet meer afhankelijk is van machines en weer een gewoon leven kan leiden. Ik heb hun ook een brief geschreven waarin ik vertelde dat ik voor ze bid en hoop dat God bij hen is. Ze lezen die brief regelmatig voor, schreven ze.”
Groenewegen hoopt ooit de jongen die verder leeft met zijn stamcellen te ontmoeten. „Hij schreef in een brief dat hij een feestje had gehouden en dat hij mij graag had uitgenodigd. Op dit moment moet ik accepteren dat doneren anoniem is, maar ik vertrouw erop dat het nog wel een keer gaat lukken om elkaar in het echt te spreken.”