Helpt meer betaald werk de maatschappij echt verder?
In een tijd van ongekende personeelsschaarste lijkt de oplossing simpel: we moeten meer gaan werken. Helpt dat de maatschappij echt verder? Journaliste Lynn Berger (38) denkt er het hare van.
Nederland is wereldkampioen deeltijdwerken en dat is menig politicus en opiniemaker een doorn in het oog. Hoewel ons land op dit punt op de mondiale ranglijst inderdaad hoog scoort, is het te makkelijk om te stellen dat Nederlanders nog wel wat meer betaald werk kunnen gaan doen. In haar boek ”Ik werk al (ik krijg er alleen niet voor betaald)” schrijft Berger namelijk dat mensen –als ze niet op hun werk zijn– zich met andere belangrijke zaken bezighouden, zoals huishoudelijk werk, de opvoeding van kinderen en mantelzorg.
Heeft u uw boek geschreven in de hoop dat onbetaald werk meer waardering krijgt?
„Nederland telt 8,1 miljoen huishoudens. De alledaagse activiteiten die zich in al die huizen afspelen, noemen we ”opruimen”, ”opvoeden” en ”helpen”. De maatschappij ziet dit niet als echt werk, want je verdient er geen salaris mee. Maar dit onbetaalde werk zie ik als het fundament onder al het betaalde werk in dit land; onmisbaar om de economie draaiend te houden. Daarom pleit ik ervoor om al die zorgarbeid als echt werk te zien, want we kunnen niet zonder.”
Noemt u in uw boek daarom ook veel cijfers, om het belang van onbetaald werk ‘economisch zichtbaar’ te maken?
„Dat is de enige manier om de waarde van onbetaald werk zichtbaar te maken voor mensen die de taal van het geld spreken. Dat de omvang van onbetaalde zorgarbeid in Nederland maar liefst 215 miljard euro per jaar bedraagt, kwam voor mij niet eens als een verrassing; eerdere onderzoeken wezen al op een dergelijke omvang. Toch blijft het veel; als dit onbetaalde werk betaald zou zijn, zou de Nederlandse economie met 25 procent groeien.”
Nu we het toch over cijfers hebben: werken Nederlandse vrouwen inderdaad zo weinig?
„Nederlandse vrouwen werken weliswaar veel in deeltijd, maar –en dat wordt vaak vergeten– ze werken tenminste. Dat is het resultaat van het beleid dat werd ingezet vanaf de jaren zeventig; de overheid heeft de optie deeltijdwerk bewust ingezet om vrouwen op de arbeidsmarkt te krijgen. Een parttime baan is namelijk makkelijker te combineren met gezinstaken. Slechts twee Europese landen kunnen een hogere participatiegraad van vrouwen overleggen, dus zo weinig werkt de Nederlandse vrouw niet.”
Om werken „weer lonend” te maken wil de VVD bijvoorbeeld de belasting op arbeid verlagen. Wat vindt u daarvan?
„De belasting op werk is inderdaad vrij hoog. Daar mag van mij best wel wat aan worden gedaan. Maar dat moet wel gepaard gaan met het ondersteunen van onbetaald werk. Als betaald werk wordt gestimuleerd, zal er minder tijd overblijven voor onbetaald werk.”
Maar hoe moet het personeelstekort dan worden opgelost?
„De overheid wil niet alleen dat we meer betaald werk gaan doen, maar ook meer mantelzorgtaken gaan uitvoeren. Daarom zouden de verlofregelingen voor mantelzorg wel beter mogen. Je kunt acht weken verlof krijgen, waarvan de eerste twee weken tegen 70 procent van het loon en de andere zes volledig onbetaald. Dat is om te huilen.
Om zoveel mogelijk mensen zowel betaald als onbetaald werk te laten doen zou bijvoorbeeld ook de werkweek kunnen worden ingekort naar vier dagen. Internationale onderzoeken tonen aan dat dit in veel sectoren kan. En maak werk meer flexibel zodat mensen dit met zorgtaken kunnen combineren.”
De moederschapsideologie –het idee dat kinderen het meest baat hebben bij de voltijdzorg van de moeder– is voor „iedereen slecht”, schrijft u. Doet de huisvrouw die hier bewust voor kiest het dan niet goed?
„Ik heb er begrip voor als vrouwen hiervoor kiezen. Ik vind ook dat ouders zelf moeten kunnen bepalen hoe ze de zorgtaken in het gezin verdelen. Het gaat mij vooral hierom: vrouwen blijven economisch afhankelijk als ze zelf geen inkomen hebben. In een tijd waarin 40 procent van de huwelijken strandt lijkt me dat niet verstandig.
Maar de enige oplossing hoeft ook niet te zijn dat deze moeders dan maar betaald werk gaan doen. Een basisinkomen voor iedereen, lagere huren en een hoger bij- standsniveau kunnen een inkomensterugval ook opvangen.”
Dat moeders beter met kinderen zouden omgaan dan vaders noemt u apekool. Is er volgens u dan geen verschil in natuurlijke aanleg tussen man en vrouw?
„In principe niet. Moeders hebben een voorsprong omdat ze negen maanden in verwachting zijn en vaak borstvoeding geven. Die voorsprong wordt steeds groter als vervolgens alleen de vrouw voor de kinderen zorgt. Maar die kan ook kleiner worden: uit onderzoek blijkt dat vaders die veel voor hun kinderen zorgen, dezelfde hersenveranderingen ondergaan als zorgende moeders. Ook een moeder moet leren zorgen, daarom kennen we ook zoiets als kraamhulp. Zorgvaardigheden zijn niet aangeboren, maar ontwikkel je door te doen.”
U schrijft dat zelfs vastgeroeste patronen kunnen veranderen. Is er een herwaardering van onbetaald werk aanstaande?
„Ik ben zeker hoopvol. Maatschappelijk verschuift er al wat. Zo groeit het aantal jongeren dat meteen na de opleiding kiest voor deeltijdwerk. Ze hebben gelijk: een volledig economische kijk op werk haalt de ziel uit het leven. Op hun sterfbed betreuren mensen nooit dat ze te weinig op kantoor zijn geweest. Ze hebben er wel vaak spijt van dat ze te weinig voor en met dierbaren hebben kunnen doen.”