De Nederlandse provincies hebben nog een hele kluif aan de verlaging van de ammoniakuitstoot die het kabinet nastreeft. Concreet moeten zij tussen de 42 en 77 procent van het doel voor 2030 invullen.
Dat blijkt uit nieuwe berekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Volgens een dinsdag gepresenteerd rapport moeten de provincies op zoek naar minimaal 18 en maximaal 33 kiloton ammoniak. De landbouw, als grootste uitstoter van ammoniak, moet voor die verlaging zorgen.
Het PBL heeft gerekend aan beleidsmaatregelen die door het vorige en het huidige kabinet zijn vastgesteld, of die er aan zitten te komen en al concreet zijn uitgewerkt. Stikstofminister Christianne van de Wal schreef eerder deze maand aan de Kamer dat de ammoniakuitstoot in de landbouw in 2030 maximaal 63 kiloton mag bedragen. In 2019 was dat 106 kiloton. Dat komt neer op een vermindering met 41 procent.
Het PBL heeft uitgerekend dat bestaand en voorgenomen beleid blijft steken tussen 81 en 96 kiloton, oftewel 9 tot 24 procent reductie. Om het kabinetsdoel te bereiken, zijn dan ook „forse extra inspanningen nodig”, aldus het PBL.
Het kabinet wil het gat overbruggen met een grootscheepse herinrichting van het platteland: het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Dit wordt momenteel door de provincies uitgewerkt in zogeheten gebiedsplannen. Die moeten op 1 juli klaar zijn.
Anders dan bij ammoniak, zijn de kabinetsdoelen voor vermindering van de uitstoot van stikstofoxiden door industrie en mobiliteit wél „in zicht”, zo heeft het PBL berekend. In 2030 mag de uitstoot in deze sectoren nog respectievelijk 28 en 117 kiloton bedragen.
Kritiek
Tijdens een toelichting voor de media liet PBL-onderzoeker Martijn Vink zich kritisch uit over de focus van het kabinet op stikstof waar het gaat om natuurherstel. „De grootste drukfactor op de natuur is niet stikstof, maar gebrek aan leefgebied. We hebben te weinig natuur”, zei Vink.
Het kabinet wil dat in 2030 de stikstofneerslag in 74 procent van de stikstofgevoelige beschermde natuur onder de zogeheten kritische depositiewaarde (kdw) ligt. De beoogde verlaging van de uitstoot van ammoniak en stikstofoxiden (industrie en mobiliteit) is daarop gebaseerd.
De kdw is de berekende hoeveelheid stikstofneerslag die een bepaald kwetsbaar natuurgebied kan verdragen: boven die grens zou sprake zijn van verslechtering. Maar volgens Vink hoeft dat helemaal niet zo te zijn, al is er wel „risico op verslechtering”.
Volgens hem is Nederland het enige land in de Europese Unie dat de kdw als ijkpunt voor de staat van de natuur hanteert. Europese regelgeving, de vogel- en habitatrichtlijn, schijft dat niet voor. „Die vraagt om de staat van de natuur te monitoren, want die mag niet verslechteren. Veel lidstaten doen dat helemaal niet. Nederland wel, maar ook hier is niet van elk Natura 2000-gebied bekend hoe het er aan toe is.”
Kaalslag
Het PBL liet zich twee jaar geleden al kritisch uit over het stikstofbeleid. Het waarschuwde voor een kaalslag in provincies als Gelderland, Overijssel en Noord-Brabant en „pijnlijke gevolgen voor mogelijk vele duizenden boerengezinsbedrijven, maar ook voor de agro-business daaromheen.”
De meest kwetsbare natuur heeft weinig baat bij de focus op stikstof. Ook zaken als verdroging en tekort aan leefgebied bedreigen dieren en planten, stelde het PBL in 2021.
Vink herhaalde dat nog eens. Ook natuurvriendelijkere vormen van landbouw, zoals biologisch boeren, dragen volgens hem weinig bij aan de stikstofdoelen. „Als je heel Nederland onder de kdw wilt brengen, past hier nagenoeg geen open vorm van landbouw meer, alleen nog glastuinbouw.”
Hij sprak overigens niet tegen dat de landbouw minder moet uitstoten. „Dat is evident, maar hoe dringend dat nodig is, verschilt van gebied tot gebied. Niemand hier zegt dat we de kdw overboord moeten gooien, maar we moeten die wel in een brede context plaatsen.”
Luchtverontreiniging
Met de aanpak van luchtverontreiniging ligt Nederland op koers om de Europese emissiedoelen te halen. Dat geldt voor fijnstof, zwaveldioxide en niet-methaan vluchtige organische stoffen maar ook voor stikstofoxiden en ammoniak. Europese emissie-eisen aan nieuwe voertuigen en industriële installaties en vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen doen op dit gebied een duit in het zakje.
Naast Europese doelen heeft Nederland scherpere eigen doelen gesteld in het Schone Lucht Akkoord uit 2016. Ook die lijken gehaald te worden, althans waar het gaat om emissies door houtstook en de industrie. De binnenvaart echter, die de uitstoot van stikstofoxiden in 2035 met 35 procent moet hebben verminderd ten opzichte van 2015, blijft steken op minder dan de helft.
De zeescheepvaart is een grote bron van stikstofuitstoot, maar blijft in het Europese luchtverontreinigingsbeleid buiten schot. Volgens het PBL zorgen deze schepen voor ruim een derde van de totale uitstoot aan stikstofoxiden in Nederland, inclusief het Nederlandse deel van de Noordzee.