Beide coalitiepartijen wilden in de Grondwet opnemen dat de uitkomst van een bindend correctief referendum pas geldig is als een meerderheid (de helft plus een) van het aantal kiezers dat bij de meest recente Tweede Kamerverkiezingen zijn stem heeft uitgebracht, aan het referendum heeft deelgenomen. Op basis van de laatste Kamerverkiezingen zou de uitkomstdrempel op 39,36 procent uitkomen. Een wijzigingsvoorstel is door een Kamermeerderheid verworpen.

Initiatiefnemer van het wetsvoorstel SP-Kamerlid Renske Leijten wil de hoogte van een uitkomstdrempel niet in de Grondwet, maar pas later in een uitvoeringswet vastleggen. Het is dan makkelijker te verhogen of verlagen dan als deze drempel in de Grondwet staat.

Drie van de vier coalitiepartijen, VVD, CDA en ChristenUnie, stemden tegen het wetsvoorstel. D66 stemde voor.

Met het akkoord van de Tweede Kamer is dinsdag voor de vijfde keer de eerste drempel beslecht om een referendum mogelijk te maken. Als ook de Eerste Kamer later instemt met het wetsvoorstel, wordt de wet na de eerstvolgende Tweede Kamerverkiezingen opnieuw ingediend. Dan is in beide Kamers tweederdemeerderheid nodig, omdat het om een grondwetswijziging gaat.

Het voorstel werd dinsdag gesteund door 86 van de 150 Kamerleden. Dat is bij de huidige verhoudingen in de Tweede Kamer niet genoeg voor een tweederdemeerderheid, maar die zullen bij de verkiezingen mogelijk nog veranderen.

In een bindend correctief referendum kunnen Nederlanders zich uitspreken over een wet die de Tweede en Eerste Kamer hebben aangenomen, maar nog niet is ingevoerd. Vier keer eerder sneuvelden wetsvoorstellen tot een bindend correctief referendum, de laatste in juli vorig jaar. Tussen 1996 en 2017 sneuvelden er al drie.