Vorstelijk medeleven na de watersnood van 1953
In tijden van rampspoed leeft de koninklijke familie mee. Na de watersnood in 1953 kwamen de Oranjes al snel naar het overstroomde gebied. „O konehinne, ’t is toch zo aerreg.”
Kroonprinses Beatrix werd op 31 januari 1953 vijftien jaar. Ze kreeg een nieuwe fiets. Die zal ze die dag nog nauwelijks hebben kunnen gebruiken: storm bulderde over Nederland. Die nacht braken de dijken.
Koningin Juliana ging onder meer naar Numansdorp, Middelharnis, West-Brabant, Oostdijk en Texel. „Als echte landsmoeder bezocht zij haar zwaarbeproefde landgenoten overal waar het water van het land bezit had genomen”, schreef de pers. In Rotterdam bezocht de vorstin de opvang van vluchtelingen in de Ahoyhallen en het Feyenoordstadion. Meelevend sprak ze met mensen die familieleden of bijna al hun bezittingen hadden verloren.
Vertrouwen
De 72-jarige prinses Wilhelmina ging daags na de ramp naar Zeeland. De secretaris van het schoolbestuur in Wolphaartsdijk schreef: „Maandag 2 februari was H.K.H. Prinses Wilhelmina reeds in onze Gemeente. Z.K.H. Prins Bernhard op 10 februari en H.M. Koningin Juliana kwam op maandag 23 Maart.”
Toen de mannen in Stavenisse „de oude koningin” herkenden, rukten ze hun pet of muts van het hoofd. Een vrouw uit het zwaar geteisterde dorp riep haar vanuit een andere boot toe: „O konehinne, ’t is toch zo aerreg.”
Door dikke mist bracht het schip De Valk de prinses op 3 februari van Stavenisse naar Bergen op Zoom. Toen Wilhelmina aan schipper De Munck uit Middelburg vroeg of hij zijn bestemming zo wel kon vinden, antwoordde hij: „’t Kompas wijst ons de weg, het uurglas ons de tijd. O, Heer’, het is vergeefs zo Gij niet met ons zijt.” „Als u zo veel vertrouwen hebt, zijn we in goede handen”, zei de prinses. Ze kwamen veilig aan.
Prins Bernhard kwam voortijdig terug uit Amerika en nam het voorzitterschap van het Nationaal Rampenfonds op zich. Per helikopter bezocht hij het geteisterde gebied en liet er de goederen bezorgen die mensen nodig hadden.
De prinsessen Beatrix en Irene bezochten centra waar vluchtelingen werden opgevangen en deelden er speelgoed en versnaperingen uit. Beatrix gaf haar verjaardagscadeau weg: haar fiets ging naar het Rode Kruis. Haar moeder schonk kleding. Het koninklijk jacht Piet Hein werd ingericht als noodhospitaal en bracht zieken over naar Dordrecht.
Zondag 8 februari sprak koningin Juliana een bewogen radiorede uit. Ze woonde met haar gezin een kerkdienst in Baarn bij. Prinses Wilhelmina bezocht een oecumenische dienst in de Nieuwe Kerk in Amsterdam.
Moeders
De eerste personentrein die na de watersnood Zuid-Beveland binnenreed, was de koninklijke trein waarmee koningin Juliana op 23 maart het gebied bezocht. „Een lichte mist hing over het land en geen zonnestraal slaagde erin het wolkendek te doorboren”, schreef een ooggetuige. „Slechts een paar honderd mensen waren getuige van de aankomst der vorstin.”
Ze bekeek de aangelegde nooddijk en sprak met de oude moeder van de omgekomen burgemeester De Goffau van Rilland. „Dit bezoek heeft een diepe indruk bij ons achtergelaten. Hoe vol medegevoel zat de koningin daar naast de zo diep beproefde moeder. Hoe hartelijk waren de woorden die zij sprak. Zij, de moeder van een bloeiend gezin, luisterde vol mededogen naar die andere moeder, die zulk een groot verlies geleden had.”
Open wond
Prinses Wilhelmina stelde een vleugel van Paleis Het Loo beschikbaar voor de opvang van evacués. Toen prinses Marijke (later Christina) op 18 februari zes jaar werd, werden geëvacueerde kinderen onthaald op Paleis Soestdijk. Later ontving koningin Juliana getroffenen in de tuin van dit paleis.
Pas in de nacht van 6 op 7 november 1953 werd het laatste dijkgat gesloten: bij Ouwerkerk op Schouwen-Duiveland. Koningin Juliana keek toe vanaf een schip. Via de radio sprak de vorstin het volk toe, voordat het Wilhelmus klonk: „Landgenoten, de dijken zijn dicht. Het einde van de ramptoestand is in zicht. Wij verwachten dat ons grondgebied binnen korte tijd herwonnen zal zijn. Op dit ogenblik mogen wij elkaar gelukwensen.”
Ze blikte terug op de tegenslagen tijdens de operatie. „Groot ook is ons aller dankbaarheid jegens die velen die met uiterste inspanning van lichaam en van geest hebben gestreden, volgehouden en overwonnen. En boven dat alles uit: jegens God, Die ons deze overwinning in handen gaf.
Hoe klein is de mens tegenover de krachten der natuur, wanneer die hem even iets van hun volle kracht mogen tonen. Hoe kunnen enige kubieke meters water soms reeds niet al zijn levensgeluk verwoesten. Maar ook: hoe groot kan hij zijn wanneer het beste in hem wordt opgeroepen, wanneer hij in tegenspoed zich weet schrap te zetten en te strijden, en geestelijk zoal niet stoffelijk sterker blijkt dan wat hem belaagt, in het geloof dat God, hoe dan ook, eenmaal alles ten goede zal doen keren.
De slagen aan ons grondgebied en aan onze welvaart gebracht, zullen worden hersteld, maar de wond in veler hart is nog open. Alleen de grote, oppermachtige Heelmeester kan evenals ons land ook ons leven vernieuwen. Wanneer een ramp als deze dit alles heeft verwoest, dan mogen wij de bezoeking waarmee wij worstelen, niet laten voorbijgaan, tenzij dat die ons zegent.”
Nog meermalen kwam koningin Juliana op de droogvallende eilanden. In Oosterland deelde ze konijnen uit.
In augustus 1954 was de bejaarde Noorse koning Haakon VII, vergezeld door koningin Juliana en prins Bernhard, in Stavenisse om de geschenkwoningen uit Noorwegen officieel te overhandigen.
In aanwezigheid van koningin Juliana en prins Bernhard legde de Zweedse koning Gustaaf VI Adolf op 28 april 1955 de eerste steen van het Rode Kruisziekenhuis dat zijn land aan Zierikzee schonk. Hij zette zijn handtekening op de steen.
Deltawerken
Op 4 oktober 1986 sloot koningin Beatrix de pijlerdam. Ze zei: „Met het neerlaten van deze laatste schuif stel ik de stormvloedkering in de Oosterschelde officieel in gebruik.”
„Achteraf, toen de Deltawerken waren voltooid, is wel gezegd dat zo’n ramp als in 1953 ons niet meer kan treffen”, schreef een journalist. „Ik hoor mevrouw de koningin, bij de oplevering van de Oosterscheldekering, nog tegen de wind roepen: „Hierbij verklaar ik Zeeland veilig.”’ Dat was vanzelfsprekend onzin en een provocatie van onze vorstin. Los van het feit dat het niet alleen om Zeeland ging maar om Zuidwest-Nederland, bestaat er geen absolute veiligheid.”
Op 10 mei 1997 stelde Beatrix de stormvloedkering bij Hoek van Holland in gebruik. Daarmee waren de water werende werken voltooid die na de ramp stukje bij beetje waren opgebouwd.
Herdenkingen
Op 1 februari 1993, vier decennia na de ramp, woonde koningin Beatrix een herdenkingsbijeenkomst in de hervormde kerk van Nieuwerkerk bij. Bij de kerkdeur kreeg ze bloemen aangeboden door M.J. Grootenboer-van Dijke, die in het ondergelopen Nieuwerkerk werd geboren op 2 februari 1953.
Het was guur toen koningin Beatrix en premier Balkenende op 1 februari 2003 in Oude-Tonge een krans legden, een halve eeuw na de ramp. In 2018 was prinses Margriet bij de herdenking bij het Watersnoodmuseum. Vorige week kwam prinses Beatrix opnieuw naar Oude-Tonge om mee te leven en te luisteren naar enkele overlevenden die in de rampnacht meerdere gezinsleden verloren.