Jenny (55) draagt overdag thuis vaak een muts en een pyjama. Dan hoeft ze de kachel niet zo op te stoken. Dat scheelt geld. Achter de grappen van de weduwe uit Curaçao schuilt verdriet.
„Hoe is het?” vraagt Jeroen Geertsma, maatschappelijk werker bij de christelijke stichting House of Hope. Hij zit deze ochtend in november op de bank bij Jenny, in haar woning in de Rotterdamse wijk Beverwaard. „Gaat wel”, reageert de vrouw.
„Heb je de verwarming aan?”
„De kachel staat op 17 graden”, antwoordt Jenny. „Ik wil niet dat de energiekosten hard omhoog gaan. Ik doe een muts op en draag sokken en een fleece pyjama.”
Energiekosten
Jenny lucht haar hart over haar penibele financiële situatie. Ze kan amper haar vaste lasten betalen. Energiekosten rijzen de pan uit. Binnenkort moet ze daar maandelijks zo’n 540 euro voor neertellen, drie keer zo veel als voorheen, vertelt de vrouw. „Niet normaal, hè! Waar haal ik het geld vandaan?”
„Hoe kunnen die stookkosten zo hoog zijn? Zit je hier in een sauna ofzo?” grimast Geertsma.
„Nee, Jeroen.”
„Jij voelt je gedwongen te knippen en te plakken met je financiën”, legt de hulpverlener de vinger op de zere plek. „Er hoeft maar iets te gebeuren en je zakt financieel door je hoeven. Als je langer dan drie maanden je huur niet betaalt, loop je het risico dat je op straat wordt gezet. Welkom in Rotterdam.”
Jenny vertelt hoe ze ooit in de schuldsanering zat. „Dan ging het leefgeld van 100 euro per week, naar 70, naar 60, naar 50, naar 45. Dat wil ik niet meer. Ik ben een vechter.”
„Waar haal je de power vandaan?”
„Van God. Ik bid de Heer elke dag mij kracht te geven. Elke zaterdag ga ik naar de kerk.”
„Dat is voor jou een oplaadplek”, reageert Geertsma.
„Ik heb daar goede contacten”, zegt Jenny.
Wekelijks haalt ze eten bij de voedselbank. Regelmatig eet ze bij House of Hope. Ze prijst een van haar zoons, ook woonachtig in Rotterdam. „Hij haalt me af en toe op en dan mag ik op zijn kosten boodschappen doen.”
Jenny was vroeger op Curaçao kassière. Ze verhuisde ongeveer 25 jaar geleden naar Nederland. Haar drie kinderen zijn het huis uit. Hier had ze nooit een baan. Jenny lijdt aan artrose, is deels arbeidsongeschikt en krijgt een uitkering. „Als ik pijn heb, praat ik met niemand.”
„Je trekt je dan helemaal terug”, zegt Geertsma. „Zijn er buren die weten dat jij weinig op de plank hebt liggen?”
„Ik houd van m’n privé.”
Om wat aanspraak te hebben, is ze geregeld te vinden bij House of Hope. „Dan doe ik een bakje met vriendinnen.” Met een kwinkslag: „Lekker babbelen over mannen.”
Geertsma, altijd te porren voor een grap: „Ook over mij? Wat zeggen ze dan?”
„Dat hoef jij niet te weten.”
„Is wel roddelen, hè. Dat mag niet”, reageert Geertsma met een knipoog.
„Weet ik. Maar af en toe mag het wel. Kaak trainen.”
Geertsma lacht. „Dan noemen ze het nog sport, ook.”
Kou is makkelijker te bestrijden dan rouw. Jenny is weduwe. Dat valt haar zwaar. Na een ziekbed overleed haar man Athel, vroeger kok, in 2020. Hij werd 64 jaar. Ze zucht. „Dat was hard voor mij.”
Geertsma: „Jullie hebben kostbare laatste momenten gehad en konden samen toeleven naar het uit elkaar gaan.”
Jenny: „We waren 24 jaar samen. Een paar maanden voor zijn overlijden zei mijn man: „God is mij aan het roepen.” Ik zei: „Ik mag niet huilen. Ik moet sterk zijn.””
Oud en nieuw
Af en toe hoor je alleen de klok tikken in de kamer. „Sinds het overlijden van mijn man heb ik geen zin meer om tv te kijken. We keken alles samen.”
Geertsma knikt. „Als jij nu alleen kijkt, brengt je dat te veel terug in je herinneringen.”
Jenny: „Vorig jaar ging ik twee maanden naar Curaçao, mijn zusje was ziek. Het was goed voor mij om dit huis uit te gaan. Nu kan ik niet naar Curaçao. Ik bid soms: „God, ik zit alleen thuis, zonder mijn man. Kerst komt eraan, en oud en nieuw. Hoe moet ik verder?””