Wetenschap & techniekkunstmatige intelligentie
Tech: zegen of vloek?

Digitale ontwikkelingen heten vaak onvermijdelijk te zijn. Het is zaak de boot niet te missen. Wie achterblijft, is nabij de verdwijning. Intussen betekent niet alle vernieuwing per se een verbetering. Technologische ontwikkelingen, onontkoombaar of niet, hebben hun schaduwzijden.

beeld Gemma Pauwels
beeld Gemma Pauwels

Over de introductie van internet zei koning Willem-Alexander op Prinsjesdag van dit jaar: „Vaak beseffen we pas achteraf hoe ingrijpend ontwikkelingen zijn geweest.” De verandering die digitale technologie in drie à vier decennia heeft gebracht is zo veelomvattend dat het niet meevalt die te overzien. Kritiek gaat dan ook vaak over deelaspecten.

Begin september stelde Jan Terlouw in het Reformatorisch Dagblad dat „het de technologie is die lezen verdrijft. Je ziet jongeren constant bezig op hun telefoon.” Diezelfde maand richtte minister Yeşilgöz (Justitie) de aandacht op de „heel nare en gevaarlijke kant” van sociale media. In de HJ Schoo-lezing sprak zij over „een compleet parallelle wereld” die zich onttrekt aan de wetten van „onze werkelijke, reallifewereld”. Opiniemaker Sander Schimmelpenninck hekelde de bezorgeconomie met haar „monsterlijke distributiedozen”. „Onze internetverslaafde bevolking komt De Ander steeds minder tegen.”

Uitzoomend: hoe kun je aankijken tegen de digitale technologische ontwikkelingen van nu en de nabije toekomst? Vier visies op een rij.

18886942.JPG
beeld Gemma Pauwels

1. vertrouwen

„We proberen vooruit te komen, zonder te veel monsters van Frankenstein te creëren. We willen luisteren naar de stem van de Schepper en onszelf corrigeren wanneer we te ver gaan. Want als we verder gaan dan Zijn stem, zullen we uiteindelijk de wereld vervuilen, anderen verminken en onszelf onbedoeld doden.” – Tony Reinke

De Amerikaanse auteur Tony Reinke (1977) noemt zichzelf „tech optimist”. Verschillende van zijn boeken kregen een Nederlandse vertaling, zoals ”Altijd en overal. Hoe de smartphone je leven verandert” (2017). Dit jaar verscheen ”God, Technology, and the Christian Life”. Reinke is actief voor de organisatie Desiring God, opgericht door de theoloog John Piper.

In de technologische ontwikkeling onderscheidt Reinke drie fases: ontdekking, productie en acceptatie. Daaraan voegt hij een vierde stadium toe: aanpassing. In die fase bevinden we ons volgens Reinke bij de smartphone: het optimaal inpassen van de technologie in ons leven. Dat is een proces van vallen en opstaan.

Vanuit een christelijk perspectief benadert Reinke technologische ontwikkeling positief. Hij ziet de glorie van God niet alleen in een zonsopkomst, maar ook in de iPhone. Als je in je SUV over de snelweg rijdt, op je smartphone luisterend naar een podcast, dan kun je God daarvoor danken. De technologie is in de visie van Reinke een middel om God te dienen.

Abraham Kuyper

Tony Reinke onderbouwt zijn positieve kijk op tech met een beroep op Abraham Kuyper en zijn leer van de algemene genade. De Godsregering gaat ook over technologie en innovatie, dus ook over Big Tech en Silicon Valley. Daarom is er volgens Reinke geen grond voor „techdystopie”, doembeelden die hij vooral in seculiere kring ontwaart en ziet als een resultaat van ongeloof. Creativiteit en menselijk vernuft worden door God begrensd, en wat we uitvinden valt onder Zijn voorzienigheid. Het is volgens de Amerikaan in lijn met Calvijn en Kuyper om de schoonheid van God te zien in technologische vooruitgang.

Dat de technologie ook schaduwkanten heeft, ontkent Reinke niet. Wat hij betreurt, is dat naoorlogse theologen het zicht op de algemene genade kwijtraakten, waardoor zij niet langer de glorie van God konden zien in de techniek. Dat er debat is over het gebruik van innovaties zoals gezichtsherkenning, vindt Reinke gezond en wenselijk. Het is voor hem helder dat sociale media, kunstmatige intelligentie (AI), de metaverse en Amazon ons voor tal van vragen stellen. Maar Reinke pleit ervoor verder te kijken.

Onze „innerlijke prepper” ziet overal leeuwen en beren op de weg en wil bang gemaakt worden, stelt Reinke in The Crossway Podcast. De doem­scenario’s over technologie hebben aantrekkingskracht, ook op christenen. Reinke ziet het als zijn opdracht daar iets tegenover te zetten. Hij is niet allereerst bang dat de metaverse –een alles omvattend virtueel ‘universum’– ons zal ontmenselijken, bijvoorbeeld. Wat hij veel meer vreest, is dat we er niet in slagen om de gaven van Gods genade te zien in de techniek die we dagelijks gebruiken.

Kaïn

In ”God, Technology, and the Christian Life” lardeert Reinke zijn betoog met Bijbelteksten. Hij wijst erop dat bij de zondvloed in de ark van Noach ook de technologische kennis behouden werd, zoals die van de eerste stedenbouwer Kaïn was overgeleverd via Lamech en zijn zoons Jabal, Jubal en Tubal-Kaïn. Het geslacht van Kaïn is zo een voertuig voor Gods algemene genade, tot zegen van de wereld. Hoe je aankijkt tegen de geschiedenis van Kaïn, stelt Reinke, kan beslissend zijn voor je blik op tech.

In een wereld buiten het paradijs zal onze ethiek nooit gelijke tred houden met de technologische mogelijkheden. Maar Reinke heeft er vertrouwen in dat het licht van Gods openbaring ook schijnt in dit digitale tijdperk.

18886940.JPG
beeld Gemma Pauwels

2. optimisme

„Iedereen is het er wel over eens dat we kernoorlogen en milieurampen moeten zien te voorkomen, maar mensen hebben de meest uiteenlopende opvattingen over het gebruik van biotech en AI om mensen te upgraden en nieuwe vormen van leven te creëren.”

– Yuval Noah Harari

Iemand die vanuit een seculier gezichtspunt de technologische ontwikkelingen beschouwt, is de Israëlische historicus en filosoof Yuval Noah Harari (1976). Hij benadrukt dat je met technologie altijd twee kanten op kunt, en dat het aan de samenleving is om de richting te bepalen. Hoe zou de mensheid eruit moeten zien in 2050? Welke gevolgen hebben de ontwikkelingen op het vlak van kunstmatige intelligentie, robotisering en biotechnologie?

Harari, auteur van onder meer de bestseller ”21 lessen voor de 21ste eeuw” (2018), is een belangrijke stem in het publieke debat. Omdat grote bedrijven en ontwikkelaars hun innovaties doorgaans goed weten te verkopen, ziet Harari zich als filosoof genoodzaakt ook de negatieve zijde van de huidige ontwikkelingen te belichten. Hij wil echter niet doen voorkomen alsof de apocalyps aanstaande is.

Hoewel Harari vooral een realist wil zijn, is hij een optimist als het gaat over de mogelijkheden van de mens. Die kan technologie gebruiken om een dictatuur te vestigen, óf een vrije democratie. Bedrijven en overheden kunnen ons met behulp van kunstmatige intelligentie non-stop monitoren, zoals in China en Israël gebeurt. Dezelfde technologie kan echter worden gebruikt om corruptie te bestrijden.

Revolutie

Tony Reinke verwacht dat kunstmatige intelligentie alles zal veranderen. Yuval Noah Harari ziet de grootste revolutie in het samensmelten van informatietechnologie en biotech. In 2019 voorspelde Harari dat die omwenteling zich binnen zo’n vijf à tien jaar zal voltrekken. Kunstmatige intelligentie zal dan niet langer worden gevoed door data uit onze smartphones, maar de data zullen rechtstreeks uit ons lichaam komen.

Het Duitse tijdschrift Der Spiegel vroeg Harari in september naar zijn opvatting dat er over 200 jaar geen mensen zoals wij meer op aarde zijn. Hoewel hij het voor mogelijk houdt dat de mens zichzelf vernietigt –bijvoorbeeld door de inzet van kernwapens– acht Harari het waarschijnlijker dat er supermensen zullen ontstaan. We zullen nieuwe technologie gebruiken om het menselijk lichaam ingrijpend te veranderen en onze vermogens te „upgraden”.

Het samengaan van computer en biologie brengt volgens de Israëlische historicus „ontwrichtende technologieën” voort, die „de aard van de hele mensheid kunnen veranderen”. Binnen een eeuw of twee zou de mens fysieke en mentale eigenschappen kunnen krijgen die „compleet losgezongen zijn” van het menselijke. Hier ziet Harari een uitdaging. Hij verwacht dat er grote ongelijkheid zal ontstaan tussen degenen die van deze revolutie profiteren en zij die achterblijven: een onderklasse van nuttelozen die hun baan verliezen aan de automatisering.

18886941.JPG
beeld Gemma Pauwels

3. zorg

„Voor wie de tijdgeest weet te duiden, en dan specifiek door allerlei nieuwe ogenschijnlijk onbeduidende activiteiten en gewoonten in kaart te brengen, staat buiten kijf dat alle signalen erop wijzen dat zich momenteel een nieuwe wereld aandient.” – Éric Sadin

De Franse filosoof Éric Sadin (1973) is een criticus van wat hij noemt het „techno-liberalisme”. Van zijn hand verscheen in 2020 ”L’ère de l’individu tyran”, in Nederland uitgegeven als ”Het tijdperk van de ik-tiran”. Met de komst van internet en mobiele telefonie ontstond volgens Sadin rond het jaar 2000 een nieuwe wereld, met het ik in het middelpunt. Hij vreest „het einde van een gemeenschappelijke wereld”, zoals de ondertitel van zijn boek luidt.

Internet, dat aanvankelijk zorgde voor verbinding en toegang tot informatie, is haast een randverschijnsel geworden. Bepalend is nu kunstmatige intelligentie. Heel het leven wordt volgens Sadin onder het beslag gebracht van de „data-economie”. Niet alleen het persoonlijk leven, maar ook het onderwijs en de gezondheidszorg. Deze „kolonisatie” van het leven door de „digitale industrie” voltrekt zich steeds sneller en geraffineerder.

Grote techbedrijven verzamelen doorlopend data en weten hoe ze de aandacht gevangen kunnen houden. Digitale technologie vergezelt de gebruiker de hele dag. Wearables, zoals slimme horloges, leggen elke beweging vast. Kunstmatige intelligentie analyseert en interpreteert ons gedrag, om vervolgens advies op maat te geven. De technologie begint te praten, op familiaire toon, via smart speakers en slimme apparaten. Ze wil het leven voor ons organiseren. De criteria op basis waarvan dit gebeurt, zijn onbekend. Het algoritme is een mysterie. Als geesten zweven Apple, Google en Amazon om ons heen.

Koortsachtig

Digitale technologie vergemakkelijkt het leven, maar bevestigt ook op koortsachtige wijze het zelf en zijn eigen oordelen. Een opium, zo meent Sadin, waarmee het individu zich laat benevelen.

De technologie, een onafscheidelijke compagnon, voelt als een tweede natuur. Ze willigt onze wensen in, nog voor we ons ervan bewust zijn. We leven als koningen. De wereld is van ons, we swipen weg wat niet bevalt. Schijnbaar onschuldige dingen zoals selfies en e-steps zijn voor Sadin symptomen van de „verbubbeling” van het leven. We wanen ons soeverein, vrij van elke beperking en hebben genoeg aan onszelf. Zo leven we langs elkaar heen, met onze eigen waarheden. Intussen bepaalt de technologie de koers van ons leven.

Sadin signaleert de opkomst van „autoritaire particuliere belangen”, „dodelijk nihilisme” en „woede van allen tegen allen”. Hij spreekt van „het aanmatigende ik”, dat over alles een mening heeft. Facebook, Twitter en Instagram zijn volgens Sadin de technologieën achter deze veenbrand. We staan aan de vooravond van een historische periode „waarin het maatschappelijk lichaam definitief dreigt te scheuren en uiteen te vallen”, aldus Sadin.

Mensen die vanuit een christelijk perspectief de digitale technologie ter discussie stellen, zijn dun gezaaid. Voor dat geluid moeten we terugvallen op een vorige generatie. Denk aan iemand zoals prof. dr. Egbert Schuurman (1937), die veelvuldig schreef over „technicisme” en „Babelcultuur”. Ook van een betrekkelijk recent verleden is het gedachtegoed van dr. F. de Graaff (1918-1993).

18886943.JPG
beeld Gemma Pauwels

4. kritiek

„Het zou weleens kunnen zijn dat we in de informatie een van de meest gevaarlijke dingen van onze moderne samenleving tegenkomen. Omdat de informatie uitzift juist alles wat nog te maken heeft, wat verbinding heeft, met een andere, met een hogere wereld, ja, met God.” – Dr. F. de Graaff

Dr. F. de Graaff was bij uitstek een criticus van moderne technologie. Hoewel het denken van de predikant en cultuurfilosoof veel tegenspraak opriep, had hij een vooruitziende blik. In ”Als goden sterven” (1969) voorspelde hij dat belangrijke beslissingen steeds meer door de computer genomen zouden worden. „Men kan beweren dat er nog vele levensgebieden zijn die nog buiten de macht van de computer vallen. Die gebieden zullen echter steeds kleiner worden.”

Dr. De Graaff aarzelde niet in dit verband te spreken van demonie en een bedreiging voor de menselijkheid. De cultuurfilosoof voorzag ook de klimaatcrisis, als gevolg van de aantasting van de schepping. „Het lugubere visioen kan opdoemen, als God het niet verhoedt, dat de ‘computercultuur’ zich verder kan ontwikkelen op aarde, ook al leeft er geen enkele mens meer.”

In 1982 valt in het Reformatorisch Dagblad voor het eerst de term digitalisering, in een artikel onder de kop ”Onstuimige ontwikkelingen op telecommunicatiegebied”. „Tussen computers is er informatie-uitwisseling langs digitale weg.” In datzelfde jaar preekt dr. De Graaff in de Rotterdamse Laurenskerk over Mattheüs 6:24: „Gij kunt niet God dienen en de Mammon.” Aan het begin van de preek staat hij uitvoerig stil bij het begrip informatie.

De Graaff denkt bij de mammon niet aan geld, maar aan het functioneren van het maatschappelijk bestel. Hieraan kunnen we onszelf niet onttrekken. Onze wereld wordt gekenmerkt door een overvloed aan informatie, die vaak God-loos is. Dat gaat gepaard met een „technische levenshouding”, waarin we steeds bezig zijn met het praktische en het nut. Dit is volgens De Graaff het dienen van de mammon, de wereld. Een gesloten wereld, waarin we onszelf afsluiten voor het hogere, het eeuwige.

De informatie is erop gericht om het leven van de mens zeker te stellen, zo duidt De Graaff. We zijn steeds zorgend bezig. Niet alleen met de levensbehoeften, maar ook met het handhaven van onze positie. „Hoe sta je tussen de mensen, hoe word je gezien en aanvaard?” Anno 2022 heet dat ”fear of missing out” (FOMO). In dit zorgend bezig zijn gaan we volgens De Graaff voorbij aan de belangrijkste dingen. „Je komt nooit tot het eigenlijke leven.”

De theoloog en filosoof wijst zijn Rotterdamse gehoor in 1982 op de woorden van Jezus: „Aanziet de vogelen des hemels.” In de natuur is nog het meeste bewaard gebleven van het oorspronkelijke, van Gods bedoeling met de schepping. We moeten onze zorgen afleggen en met de mammon –de wereld met zijn informatie– omgaan zonder die te dienen. We kunnen volgens De Graaff „de mammon der ongerechtigheid” (Lukas 16:9) zo gebruiken dat de naastenliefde daarin naar voren komt, zodat „een wenk wordt gegeven naar God, en naar de ere Gods”.

De dienst van 1982 in de Laurenskerk is online te beluisteren, op de website van ds. Bart Gijsbertsen. Zo spreekt dr. F. de Graaff nog nadat hij gestorven is, met dank aan computer en internet. Dat mag paradoxaal heten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer