Buitenland

Geloof en kerkgang in Duitsland: een afzwakking van generatie op generatie

De kerken in Duitsland lopen leeg. De leden van de Rooms-Katholieke en Evangelische (protestantse) Kerk vormen samen geen meerderheid van de bevolking meer. Is er bij onze oosterburen sprake van een Zeitenwende, een keerpunt in de geschiedenis?

14 December 2022 20:11Gewijzigd op 13 May 2024 08:01
De leden van de Rooms-Katholieke en Evangelische (protestantse) Kerk in Duitsland vormen samen geen meerderheid van de bevolking meer. beeld RD, Sjaak Verboom
De leden van de Rooms-Katholieke en Evangelische (protestantse) Kerk in Duitsland vormen samen geen meerderheid van de bevolking meer. beeld RD, Sjaak Verboom

Prof. dr. Detlef Pollack onderzoekt als godsdienstsocioloog al tientallen jaren het fenomeen secularisatie. Eerder dit jaar kwam er een volledig herziene uitgave uit van zijn 600 bladzijden dikke standaardwerk ”Religion in der Moderne”, in het Nederlands Godsdienst in de moderne tijd. Sinds hij dit jaar met emeritaat ging, woont Pollack in Berlijn. Voor het geven van colleges keert hij regelmatig terug naar Münster, waar hij nog altijd een eigen kamer heeft met uitzicht op de universiteitskerk, waar onder andere „prachtige concerten worden gegeven”.

Pollack noemt zichzelf kerk-christen. Hij is aangesloten bij een protestantse gemeente, die hij regelmatig bezoekt. In de vroegere DDR groeide hij op, waar „de kerk een van de instituties was die het regime in het openbaar weerspraken. Dat was een hele prestatie”.

De Evangelische Kerk in Duitsland (vergelijkbaar met de Protestantse Kerk in Nederland) telt 19,7 miljoen leden, kwam dit jaar naar buiten. Dat is 23,7 procent van de bevolking. De Rooms-Katholieke Kerk maakt met 21,6 miljoen leden 26 procent uit van de totale bevolking. Samen is dat 49,7 procent. Het is voor het eerst in eeuwen dat de leden van de gevestigde kerken in de minderheid zijn. In Duitsland wordt gesproken over „een historische cesuur”.

Hebt u een verklaring voor het feit dat kerkelijk gebonden christenen in Duitsland een minderheid vormen?

„Laten we eerst naar de statistieken kijken. De kerkverlating is de laatste decennia steeds toegenomen. Dat is niet het enige punt. Belangrijker nog is dat de kerkelijke binding door de ouders heel slecht aan hun kinderen wordt doorgegeven. Onderzoeken tonen aan dat veel van de kinderen die in een protestants of rooms-katholiek gezin worden geboren, niet ten doop worden gehouden, niet de eerste communie afleggen en geen belijdenis doen. Alleen al doordat de kerkelijke binding van de ene op de volgende generatie niet wordt doorgegeven, verliezen de kerken 30, 40 procent van hun leden.”

De kerkverlating begint dus al doordat ouders hun kinderen niet laten dopen?

„De ouders gaan vaak nog naar de kerk, maar zijn niet meer bijzonder geëngageerd omdat voor hen het geloof, de kerk niet meer belangrijk is. Er zijn andere zaken die zwaarder wegen, zoals een succesvolle carrière, zelfverwerkelijking, of met vrienden in een restaurant afspreken. De opvoeding van de kinderen in het geloof staat niet meer in het middelpunt.

En een ander belangrijk punt: men wil de kinderen vrijheid geven. De zonen en dochters moeten zelf beslissen over hun kerkelijke binding. Die moeten zelf de beslissing voor of tegen de kerk nemen. Dat betekent in feite een beslissing tégen de kerk, omdat de secularisatie sterk is. Kinderen komen niet meer met de kerk in aanraking als ze er door hun ouders niet naartoe worden gebracht. Deze houding van zelfbeschikking, van respect voor de autonomie van het kind speelt een grote, voor de kerk negatieve rol.”

Onderzoeken wijzen dat uit?

„De laatste vijf, tien jaar is hier internationaal onderzoek naar verricht. Het blijkt dat kerkbezoek en het doorgeven van het geloof aan de kinderen van grote betekenis zijn. Kerkverlating is niet iets wat zich voltrekt binnen één generatie, maar het is een intergenerationele verandering.

Dat weten we nog niet zo lang. Sindsdien probeert de wetenschap uit te vinden waar het aan ligt dat ouders hun kinderen niet meer zo sterk religieus opvoeden.”

Wat is daarbij ontdekt?

„Mobiliteit en confessionele pluraliteit zijn beslissende punten. Met mobiliteit bedoel ik het wisselen van woonplaats door de ouders. Verhuizen ouders naar een andere gemeente, dan neemt de kerkelijke binding af. Confessionele pluriformiteit wil zeggen: de vader of moeder is bijvoorbeeld protestants en de partner rooms-katholiek. De waarschijnlijkheid dat kinderen godsdienstig worden opgevoed, neemt af als de ouders multireligieus zijn. Dat speelt nog sterker als een van de ouders niet-gelovig is.”

Speelt ook een rol dat de ouders die de kerkelijke binding aan hun kinderen moeten doorgeven zelf nog amper naar de kerk gaan?

„De ouders zijn kerkelijk grootgebracht. En het is zeker geen vanzelfsprekendheid dat zij de kerk verlaten, maar ze gaan zelf nauwelijks naar de kerk en geven het geloof amper door. Je ziet van generatie op generatie een afzwakking.”

De ouders zijn zelf nog gedoopt…

„En willen niet uittreden. Maar voor hen hebben het geloof en de kerk niet voldoende betekenis om door te geven.”

De mensen zien het niet als hun plicht hun kinderen kerkelijk of gelovig op te voeden?

„Precies, maar ze schuwen vaak zelf de stap om de kerk te verlaten. Dat heeft dan weer met de familie te maken waar ze uit komen. Soms telt de woonomgeving mee. Ze nemen zelf de stap niet, maar ze investeren niets zodat de kinderen gaan geloven en naar de kerk gaan.”

Zijn er bij de kerkverlating verschillen tussen de protestanten en de rooms-katholieken?

„Ja, die zijn er. Zo is de kerkelijke binding van de rooms-katholieken in Duitsland duidelijk sterker dan bij de protestanten.”

De misbruikschandalen moeten toch ook hun uitwerking hebben op de leden van de Rooms-Katholieke Kerk?

„De schandalen lopen vanaf 2010 toen in Duitsland voor de eerste keer over misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk werd bericht. Daarop volgde een groot publiek debat over de schandalen.

In de jaren daarvoor verliet ieder jaar zo’n 0,5 procent van de leden de Rooms-Katholieke Kerk. Dat was altijd minder in vergelijking met de Evangelische Kerk, waar 0,7 of 0,8 procent de kerk verliet.

Dan komt in 2010 misbruik in het aartsbisdom München en Freising aan het licht. Je zou verwachten dat de rooms-katholieken massaal de kerk verlaten. Het percentage kerkverlaters ging omhoog: van 0,5 naar 0,73 procent. Dus met de helft, maar niet meer. Het is niet zo dat door de discussie de mensen direct massaal de kerk verlieten.

Intussen gaat het nu al langer dan tien jaren over de misbruikzaken en over de omgang van de kerk hiermee. De kerk kan de discussie niet afsluiten en achter zich laten. Dat heeft effect op de kerkverlating. In 2021 verlieten voor de tweede keer in de geschiedenis meer rooms-katholieken dan protestanten de kerk. Dit is dus te wijten aan de schandalen. Bij de protestanten is het verlaten van de kerk een complexe beslissing.”

Hoe bedoelt u dat?

„Mensen nemen die stap niet snel. Het duurt lang voordat ze zeggen: „Ik zet er een punt achter, ik verlaat de kerk.” Aan die stap gaat vaak tien, twintig of dertig jaar vooraf. In die tijd komen ze soms dichter bij de kerk, dan weer neemt de vervreemding toe. Als protestanten de kerk verlaten spelen vaak verschillende factoren een rol. Een van de belangrijkste is: „De kerk is verouderd, die past niet in onze tijd, ze is autoritair.” Een tweede reden: „Ik kan niets met het geloof beginnen. Het geloof zegt me niets meer.” Religieuze onverschilligheid dus. Dan komt er nog bij: „Als ik de kerk verlaat, hoef ik de kerkbelasting niet meer te betalen.” Een reden die in het westen van Duitsland het vaakst wordt genoemd luidt: „Ik kan ook zonder kerk christelijk zijn”.”

Kun je hieruit concluderen dat mensen nog gelovig blijven als ze de kerk verlaten?

„Er zijn mensen die zeggen dat ze buiten de kerk om ook gelovig zijn. Het blijkt, want dat kun je vragen, dat buiten de kerk om veel minder mensen in God geloven dan binnen de kerk. In de kerk gelooft ongeveer 70 of 80 procent in God. Bij de mensen zonder confessie, de mensen buiten de kerk, is het precies omgekeerd: daar gelooft nog maar 20 procent in God.”

Hoe moeten we zien dat 20 procent van de mensen in de kerk niet in God geloven? Wat doen die in de kerk?

„De kerk leeft ook van haar traditie. De kerk had betekenis voor de ouders en de grootouders. Voor de grootouders is het belangrijk dat de kleinkinderen in de kerk zijn. De jongeren verlaten de kerk niet omdat ze oma geen pijn willen doen. Maar met de kerk zelf kunnen ze niet veel meer beginnen.”

Speelt de Duitse eenwording een rol bij de secularisatie? Met andere woorden, heeft de seculaire DDR de meer christelijke burgers van de Bondsrepubliek negatief beïnvloed?

„De kerken in de DDR zijn massief gekrompen. In 1990 was iets meer dan 20 procent lid van de Evangelische Kerk en 5 procent lid van de Rooms-Katholieke Kerk. Zeg maar 70 procent was ongelovig. Op dit moment is dat percentage bijna 80 procent.

De kerkverlating in West-Duitsland begon in de tweede helft van de jaren zestig. Een tweede grote toename van de leegloop zagen we direct na de hereniging. Mijn verklaring is dat door de toetreding van het oosten zo veel ongelovigen bij Duitsland zijn gekomen dat er op het verlaten van de kerk niet langer een taboe rustte. Daarvoor moest men zich rechtvaardigen als men de kerk verliet. Toen ging pakweg 80 procent nog naar de kerk. Doordat het oosten erbij kwam, daalde het totale kerkelijke niveau en hoefde men niet meer zo veel argumenten aan te dragen als men de kerk verliet.”

Wat doen de kerken om deze ontwikkeling een halt toe te roepen?

„De kerken zijn voortdurend in touw om het tij te keren. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw voeren de protestantse kerk en voor een deel ook de Rooms-Katholieke Kerk een voortdurende hervormingsdiscussie. Steeds luidt de vraag: hoe politiek moet de kerk zijn? Wat is de opdracht van de kerk? Hoe kunnen we de kerkelijke gemeenten meer mobiliseren? Daarbij worden de voorgangers steeds beter opgeleid. Ik wil maar zeggen, de kerken vechten continu tegen de kerkverlating.

In de jaren vijftig, zestig van de vorige eeuw vertrouwden de kerken erop dat de meerderheid van de bevolking tot hen behoorde. Ze waren tamelijk zelfbewust. Negentig procent van de bevolking was lid van een kerk. De kerk was een macht, ook een politieke macht.”

Een vanzelfsprekendheid?

„Ja, de kerken traden op met een bewustzijn dat ze wat te vertellen hadden. Ze hadden het idee dat ze de kit van de maatschappij vormden. Dat is volledig anders geworden. Door de veranderingsprocessen van de jaren zestig werden ze onzeker. Ze vragen zich af of ze meer moeten inzetten op zielzorg, of juist meer politiek actief moeten zijn. Die discussie voeren ze al decennia.”

Nu ontvangen de kerken nog kerkbelasting. Komen de kerk in de problemen als die inkomstenbron wegvalt?

„Vijf jaar geleden sprak niemand over kerkbelasting. In de nieuwe coalitie van bondskanselier Olaf Scholz is het een thema. In het coalitieakkoord staat dat erover moet worden gepraat. De kerken zeggen al vele jaren dat ze bereid zijn hierover te spreken. Als de kerkbelasting wegvalt, kan de kerk haar werk voor een belangrijk deel niet meer doen. Denk aan de diaconie. Maar ook heel veel kerkelijk werkers, zoals organisten, worden met het geld van de kerkbelasting betaald. De kerkelijke gebouwen moeten in stand worden gehouden. Dat kost massa’s geld.”

Wat betekent het voor een land als de kerkgang terugloopt en de kerk een kleinere rol vervult in de maatschappij en in de politiek?

„Ik geloof dat christelijke waarden die de maatschappij beïnvloed hebben, zullen blijven. Dan denk ik aan waarden als gerechtigheid en naastenliefde. Die waarden zijn eeuwenlang doorgegeven. Neem naastenliefde, nu spreekt men over solidair zijn met elkaar, maar dat is nog altijd vitaal. Zo zijn er meer christelijke waarden waarvan ik geloof dat die zullen blijven, ondanks dat het aantal christenen terugloopt.”

Door de huidige regering –een coalitie zonder christelijke partij– is nieuwe liberale wetgeving aangekondigd op het gebied van abortus, euthanasie en het gezin. Staat dat een land te wachten waar de christenen een minderheid vormen?

„Als je kijkt naar euthanasie moet je zeggen dat deze regering niet accepteert dat het leven heilig is. Aan de andere kant zegt deze regering: „Wij hebben als mensen niet het recht over alles te beschikken. Er is een grens.” Een burger kan bijvoorbeeld niet zijn eigen organen verkopen. Zulke uitspraken tonen dat er een bewustzijn is dat de mens niet vrij over zichzelf kan beschikken. Ondanks dat het aantal christenen terugloopt kan ik daarom niet zeggen dat de Duitse samenleving meer seculier of amoreel wordt.”

Ziet u dit als een doorwerking van de christelijke ethiek in de Duitse maatschappij?

„Van de Amerikaanse socioloog Talcott Parsons is de these dat christelijke waarden in gegeneraliseerde vorm in de moderne maatschappij van het Westen zijn binnengedrongen. Denk aan waarden als naastenliefde, solidariteit, gerechtigheid, oprechtheid. Ik sluit me graag aan bij deze these. De gepraktiseerde christelijke ethiek, de kerkelijke zorg voor de zieken en zwakken, de prediking en zielenzorg hebben veel bijgedragen aan verinnerlijking van deze waarden.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer