Opinie

Grens tussen orthodoxie en vrijzinnigheid dun

Het Schriftgezag heeft een geestelijk karakter en functioneert alleen als christenen er zonder meer voor buigen. Wie dat loslaat, passeert de grens naar de vrijzinnigheid. Dan resteert enkel de keus om te geloven.

Prof. dr. H. van den Belt
2 December 2022 21:24Gewijzigd op 3 December 2022 11:01
„Het gesprek tussen christenen die het Schriftgezag hoog willen houden, zou dan ook moeten gaan over de genoegzaamheid van de Schrift in relatie tot de vermeerdering van onze kennis van de door God geschapen werkelijkheid.” beeld iStock
„Het gesprek tussen christenen die het Schriftgezag hoog willen houden, zou dan ook moeten gaan over de genoegzaamheid van de Schrift in relatie tot de vermeerdering van onze kennis van de door God geschapen werkelijkheid.” beeld iStock

Eginhard Meijering, een remonstrantse lector theologiegeschiedenis, zei ooit tijdens een college: „Inhoudelijk geloof ik hetzelfde als jullie. Toch ben ik vrijzinnig en zijn jullie orthodox, want jullie geloven het omdat het in de Bijbel staat en ik geloof het omdat ik ervoor kies om het te geloven.” Die opmerking is altijd bij mij blijven hangen. Er is een Schriftgeloof waarmee de protestantse orthodoxie staat of valt. Nu is de uitdrukking ”omdat het in de Bijbel staat” een beetje plat. Misschien kun je beter zeggen: „Wij geloven dat omdat de Heilige Geest het ons zo leert door het Woord.”

Toch is er een dunne scheidslijn tussen orthodoxie en vrijzinnigheid. Een theologie kan inhoudelijk orthodox zijn, maar als het Schriftgezag als basis ontbreekt, is het een vrijzinnige autonome keuze.

Verwarring

Alle orthodoxe protestanten zijn er diep van overtuigd dat zij niets meer en niets minder geloven dan wat de Bijbel leert. Zij willen in alle dingen overeenkomstig de Bijbel leven. Waarom is er dan zoveel verwarring over het gezag van de Bijbel? Dat heeft alles te maken met een relativering van de duidelijkheid en genoegzaamheid ervan.

Je kunt inzake het Schriftgezag drie niveaus onderscheiden. Op het eerste niveau staan de inspiratie en de onfeilbaarheid van de Schrift. Dat was het uitgangspunt van de theologie van de Reformatie. Orthodoxe protestanten geloven dat God zelf tot ons spreekt door de profeten en apostelen in heel de Schrift. De inspiratie beperkt zich niet tot een bepaalde kern, Gods Woord in de Bijbel. Nee, heel de Schrift is door God ingegeven: tota scriptura. Zij geloven ook dat de Schrift onfeilbaar betrouwbaar is, omdat God daarin spreekt.

Discussies tussen vrijzinnige en orthodoxe christenen in de vorige eeuw speelden zich af op dit niveau. De Bijbel is Gods onfeilbare Woord of een menselijk getuigenis over God, waarin Gods Woord zich bevindt. In het wereldwijde evangelicalisme en in ”Bijbelgetrouw” Nederland wordt dit nog steeds volop beleden. Toch is er heel veel verwarring. Hoe kan dat?

Het debat over de Schrift vindt nu plaats op het tweede niveau. De Reformatie sprak ook over de duidelijkheid (claritas of perspicuitas) en de genoegzaamheid (sufficientia) van de Schrift tegenover de claim dat de kerk de Bijbel voor ons uitlegt en gezaghebbende mondelinge tradities bewaart. Die duidelijkheid en genoegzaamheid concentreerden zich op de boodschap van het heil. Sommige Bijbelteksten zijn nu eenmaal niet eenduidig en er zijn naast de Schrift ook andere betrouwbare informatiebronnen. Als het om Christus als de Weg, de Waarheid en het Leven gaat, is de Schrift echter glashelder en meer dan voldoende om ons te leren in Hem te geloven en naar zijn geboden te leven .

Achterdocht

De verwarring over het gezag van de Bijbel wordt veroorzaakt doordat de duidelijkheid en genoegzaamheid van de Schrift steeds meer onder druk komen te staan. De duidelijkheid lijdt onder het besef van het verschil tussen de context van de Bijbelschrijvers en onze context. Daardoor worden er vraagtekens gezet bij dingen die vroeger glashelder waren.

Dat is trouwens niet alleen maar een kwestie van ”nieuwe hermeneutiek”. Het besef dat sommige Bijbelse voorschriften tijdgebonden zijn, is al eeuwenoud. De kanttekeningen van de Statenvertaling relativeren het verbod voor mannen om met een bedekt hoofd te bidden, omdat men moet letten op wat stichtelijk is in verschillende tijden en plaatsen (1 Korinthe 11:4).

Wat echter een uitzondering was –denk aan bepaalde vormen, zoals de heilige kus– is nu een soort uitgangspunt. Vertrouwend gehoorzamen aan de nieuwtestamentische leefregels maakt plaats voor een hermeneutische achterdocht, waarbij Bijbelse voorschriften bij voorbaat al gerelativeerd worden vanwege het verschil in context.

Het gesprek tussen christenen die het onfeilbare gezag van de Schriften aanvaarden, zou dan ook moeten gaan over de helderheid van de Schrift in relatie tot het verschil tussen de context waarin God gesproken heeft door profeten en apostelen en onze context.

Algemene kennis

Daarnaast speelt bij bijna alle heikele kwesties (schepping en evolutie, de verhouding tussen mannen en vrouwen, seksualiteit en gender) de vraag in hoeverre buiten-Bijbelse gegevens een rol mogen spelen bij de uitleg van de Schrift. Bij schepping en evolutie is de natuurwetenschap en bij ethische vragen over seksualiteit en gender is de psychologie in het geding. Hoewel het vrij duidelijk is dat de Bijbel geen ruimte kent voor seksuele intimiteit buiten het huwelijk van één man en één vrouw, denken orthodoxe christenen nu toch anders over homoseksualiteit, als een diepgewortelde gerichtheid, dan honderd jaar geleden.

Het gesprek tussen christenen die het Schriftgezag hoog willen houden, zou dan ook moeten gaan over de genoegzaamheid van de Schrift in relatie tot de vermeerdering van onze kennis van de door God geschapen werkelijkheid. Het maakt dan nogal een verschil of je sceptisch staat tegenover de ”seculiere wetenschap” of, zoals in de neocalvinistische traditie van Herman Bavinck en Abraham Kuyper, die algemene kennis ziet als een vorm van universele openbaring. Dat verschil verklaart de gewijzigde opvatting over homoseksualiteit in vrijgemaakt-gereformeerde kring.

De vraag is echter of je buiten-Bijbelse gegevens zo bepalend kunt laten zijn voor het verstaan van de Schrift, dat daardoor de inhoud van het geloof in de schepping of van de huwelijksethiek wezenlijk verandert. Wat zegt dat feitelijk over het Schriftgezag op het eerste niveau van de onfeilbare inspiratie? Zou een open en eerlijk gesprek over de duidelijkheid en genoegzaamheid van de Schrift ons verder kunnen helpen? Hoe ver strekken die en (vooral) wat zijn de gezonde grenzen van de invloed van het besef van context en van buiten-Bijbelse informatie op onze uitleg van de Bijbel?

Geestelijk karakter

Het grootste probleem ligt echter op het derde niveau. De Reformatie leerde dat de Bijbel geen extern gezag behoeft, zij is in-en-van-zichzelf overtuigend. Laat de Schrift maar los; een ontketende leeuw kan zichzelf wel verdedigen. Deze autopistie van de Schrift kunnen we alleen herkennen en erkennen door het getuigenis (testimonium) van de Heilige Geest, dat vanuit de Schriften resoneert in ons hart. Het Schriftgezag heeft een geestelijk karakter en het functioneert alleen daar waar christenen er onvoorwaardelijk voor buigen.

Wie dat loslaat, passeert de grens naar de vrijzinnigheid. Er blijft niets anders over dan de eigen keuze om (meer of minder orthodox) te geloven en die autonome keuze is een laatste stap op weg naar de secularisatie. Vrijzinnigheid, in welke vorm dan ook, heeft geen kinderen en kleinkinderen. De ”bevrijdende nieuwe inzichten” die door sommigen opgetogen gevierd worden, zijn misschien wel zorgwekkende symptomen van geestelijk verval. Daarover zou een indringend gesprek gevoerd moeten worden.

De auteur is hoogleraar systematische theologie aan de VU en directeur van het Cornelis Graafland Centrum, het theologisch instituut van de Gereformeerde Bond. Dit artikel is een bewerking van zijn lezing op de conferentie ”Bijbel in beweging”, op 25 november in Amsterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer