Staat: Paarlberg niet te ziek om in de cel te zitten
Voormalig zakenman Jan-Dirk Paarlberg is niet te ziek om in de cel te zitten. Volgens voorlopige conclusies van een medisch adviseur kan hem binnen de muren van de penitentiaire inrichting (PI) waar hij verblijft „de medische hulp worden geboden die hij nodig heeft en hij kan specialisten bezoeken”. Dat betoogde de landsadvocaat woensdag in kort geding voor de rechter in Den Haag. De procedure is aangespannen door Paarlberg, die meent dat een verblijf in de cel door zijn hoge bloeddruk levensgevaarlijk voor hem is.
Paarlberg (68) wordt sinds 8 januari in gijzeling gehouden, omdat hij zijn betalingsverplichtingen in het kader van een ontnemingsvordering niet zou nakomen. Hij moet de Staat nog zo’n 15 miljoen euro betalen. Die vordering werd in 2019 definitief. Paarlberg is onherroepelijk veroordeeld voor onder meer het witwassen van miljoenen die Willem Holleeder van de in 2004 geliquideerde vastgoedhandelaar Willem Endstra had afgeperst.
Volgens zijn advocaten leidt zijn huidige gevangenschap tot veel stress, met een gevaarlijk hoge bloeddruk als gevolg. In de thuissituatie is Paarlberg „niet per se een patiënt”, omdat zijn kwalen dan met medicatie zijn te reguleren, betoogden zijn advocaten. In de PI ligt hij in bed en krijgt veel hogere doses medicatie toegediend dan normaal. „Hij is echt patiënt gemaakt.” Volgens zijn eigen behandelend arts is de gezondheidssituatie van Paarlberg „een tijdbom”.
De Staat ziet op dit moment geen reden de gijzeling te beëindigen. Dat oordeel kan veranderen als de medisch adviseur tot de conclusie komt dat Paarlberg wel „detentieongeschikt” blijkt te zijn. De medisch adviseur heeft daarvoor meer informatie nodig. Volgens haar is „nog niet alles gedaan” om de bloeddruk te verlagen, zo liet zij de rechter ter zitting weten.
De landsadvocaat wees erop dat het innen van de miljoenenvordering „moeizaam” verloopt. „Paarlberg verleent nauwelijks medewerking.” Volgens de landsadvocaat is hij „niet betalingsonmachtig maar betalingsonwillig”.
De rechter doet op 12 maart schriftelijk uitspraak in het kort geding.