Kerk & religieWekelijkse meditatie

Wekelijkse meditatie: Blijven wandelen in het licht

Johannes schreef zijn evangelie, maar ook een brief. Zijn evangelie moet zondaars brengen tot geloof in de Heere Jezus. Deze brief is gericht aan de gelovigen en heeft een ander doel, namelijk: „opdat gij weet dat gij het eeuwige leven hebt”.

Ds. G.J. Anker, Nieuwerkerk aan den IJssel
18 January 2025 15:53
beeld EPA, GEORGI LICOVSKI
beeld EPA, GEORGI LICOVSKI

Alleen, die gelovigen worden in vertwijfeling gebracht door mensen die hen op een dwaalspoor zetten. Zij meenden dat het Evangelie was voor jonge gelovigen. Eenmaal tot kennis gekomen ging je zien dat Jezus niet echt mens is geweest, maar verschenen is in een gedaante van een engel.

Het is de reden waarom Johannes zijn brief begint met een getuigenis van wat hij zelf gehoord en gezien, zelfs aangeraakt heeft. Het is het Woord des levens, namelijk Christus; Hij was bij de Vader in de hemel en is geopenbaard, zichtbaar als het Kind in de kribbe. Johannes wil hiermee aantonen dat hij niet een theorie of een gedachte verkondigt, maar een Persoon: Jezus Christus, met Wie hij een relatie heeft. Het is zijn Heere en Meester, Die hij werkelijk heeft ontmoet en van Wie hij nu getuigt. In Hem is zijn houvast, zoals de berijming het zingt: „God is mijn licht, mijn heil; wie zou ik vrezen?” Nu, dit getuigenis deelt Johannes met zijn lezers, opdat ze blijven geloven.

In de verzen 5 tot 7 maakt Johannes duidelijk wat het betekent om Jezus te volgen in het leven. Hij doet dit door de woorden ”licht” en ”duister” tegenover elkaar te zetten. Een scherpere tegenstelling is er niet. Het woord ”duisternis” is hier geestelijke duisternis, dat is je vertrouwen niet stellen op Gods beloftewoord. Johannes laat hier zien dat als we wel met woorden zeggen te geloven, te wandelen in het licht, maar het niet laten zien in ons leven, het niet van ons afstraalt, we leugenaars zijn. Hij scherpt het nog verder aan, namelijk als het gaat om het leven in de duisternis, en wij denken dat het wel meevalt met onze zonde. Dan maken we zelfs God tot een leugenaar (vers 10).

Johannes confronteert de hoorder van toen én de lezer van nu, door ze te manen weg te blijven uit de duisternis, daar waar ze voorheen in wandelden. Ze dienen nu, als gelovigen, „te wandelen in het licht met Jezus”. Natuurlijk is het een wandelen dat gepaard gaat met vallen en struikelen, telkens weer. Alleen moeten ze er dan niet bij neer blijven zitten, maar zien op de Heere Jezus Christus. Zijn bloed reinigt ons van alle zonde. Zoals de dichter het uitzingt: „Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort! Zij wand’len, HEER, in ’t licht van ’t Godd’lijk aanschijn voort.”

Johannes wijst er de gelovigen dan ook op dat ze op dezelfde manier in gemeenschap met God kunnen treden als de apostelen en anderen die Jezus persoonlijk hebben gezien en gekend. Wat een troost voor de gelovigen van toen. Tegelijk, wat kan het voor de gelovigen van nu een verlangen zijn, een machtig uitzicht, om eens als één grote gemeente in volle heerlijkheid God te loven, te danken en Hem de eer toe te zingen.

Laten we zo, geleid door de Geest, blijven wandelen in het licht, „opdat gij weet dat gij het eeuwige leven hebt”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer