Groot was de euforie toen het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard acht decennia geleden werd bekroond met de geboorte van hun eerste dochter. Prinses Beatrix is, na 33 jaar staatshoofd van het Koninkrijk der Nederlanden te zijn geweest, inmiddels weer prinses. Koningin in ruste, maar nog steeds actief. Woensdag is haar tachtigste verjaardag.
Toen de koninklijke familie in juni 1937 Amsterdam bezocht, liet kroonprinses Juliana bij een aantal programmaonderdelen verstek gaan. Dat leidde tot geruchten, zeker toen bekend werd dat de najaarsreis van het prinselijk paar naar Nederlands-Indië was afgelast. Op 15 juni klonk Juliana’s stem via de radio, live uitgezonden vanuit Paleis Soestdijk: „Nooit had iets mij kunnen weerhouden alle delen van het programma mee te maken, waren het niet –op zichzelf verheugende– gezondheidsredenen geweest, die u zeker wilt verstaan.”
Ja, dat wilde Nederland wel. De blijdschap was groot. Lange tijd had de monarchie gewankeld doordat de koninklijke familie zo klein was. Na het overlijden van koningin Emma en prins Hendrik in 1934 waren alleen koningin Wilhelmina en prinses Juliana nog over. En het lukte maar moeilijk om een levenspartner voor Juliana te vinden.
Haar huwelijk op 7 januari 1937 en de daaropvolgende zwangerschap boden nieuw perspectief. De Staatscourant plaatste op 3 september een mededeling van twee artsen die zeiden met grote „voldoening te hebben kunnen vaststellen dat de zwangerschap geheel normaal verloopt en de gezondheidstoestand van Prinses Juliana in alle opzichten reden tot volkomen tevredenheid geeft.”
Zwaargewond
Juliana liet een wichelroedeloopster de kinderkamer op Soestdijk onderzoeken op straling. Dat gaf geen reden tot bezorgdheid. Die was er wel toen prins Bernhard tijdens een auto-ongeluk ernstig gewond raakte: een gebroken nek, een schedelbasisfractuur, gebroken ribben. Wilhelmina vernam het nieuws het eerst en belde een hofdame die het voorzichtig aan Juliana moest gaan vertellen. De prinses kreeg een ziekenhuisvleugel tot haar beschikking om dicht bij haar man te kunnen zijn.
Bernhard was nog niet geheel hersteld toen Beatrix Wilhelmina Armgard werd geboren, op 31 januari 1938 om 9.47 uur, ruim twee weken later dan ze werd verwacht.
Het volk verkeerde in jubelstemming, en de media probeerden daar in woord en beeld uiting aan te geven. Dat herhaalde zich enkele maanden later, half mei: „Een schreiend prinsesje, naar wier stem heel Nederland ontroerd luisterde, is Donderdag in de St. Jacobskerk te ’s-Gravenhage ten doop gehouden. Men ziet hierboven het oogenblik, waarop Ds. W. L. Welter over Prinses Beatrix met uitgespreide handen de zegen uitsprak.” En nog eens, een paar pagina’s verderop in hetzelfde nummer van het tijdschrift Het Leven: „Schreiend ontving ons Prinsesje de doop, schreiend werd Zij gezegend – en in alle Nederlandsche gezinnen wekte deze kinderstem een diepe, maar blijde ontroering.”
Utrechtse Heuvelrug
Beatrix was de oudste van vier dochters, van wie er twee voor, één tijdens en één na de Tweede Wereldoorlog werd geboren. De Duitse bezetting zorgde ervoor dat ze vijf van haar kinderjaren in ballingschap doorbracht, eerst in Engeland, daarna in Canada.
Terug in Nederland werd Soestdijk opnieuw het woonpaleis van het prinselijk gezin, en dat bleef zo toen Juliana in 1948 de troon besteeg. Beatrix heeft het grootste deel van haar leven op de Utrechtse Heuvelrug gewoond. In 1959 kocht ze Kasteel Drakensteyn bij Lage Vuursche. Ze ging er in 1963 wonen, met haar golden retriever Joris en papegaai Doesjka. Ze bleef er na haar huwelijk in 1966 en keerde er in 2014 terug, na haar troonsafstand. Als vorstin woonde ze in Huis ten Bosch, het Haagse paleis dat momenteel duchtig gerenoveerd wordt.
Dat de jaren op Soestdijk soms moeilijk waren, is stukje bij beetje naar buiten gekomen door publicaties over de spanningen in het huwelijk van Beatrix’ ouders. Vooral haar vader viel daardoor steeds meer van zijn voetstuk.
Scholiere en studente
Beatrix ging in Bilthoven naar school, naar Werkplaats Kindergemeenschap van de pedagoog Kees Boeke. Met als gevolg dat ze net als zusje Irene een grote kennisachterstand opliep die in een privéklasje moest worden bijgespijkerd.
In 1956 werd Beatrix achttien, ze kreeg een schip –voor haar verjaardag– en een auto –voor haar gymnasiumdiploma–, ze werd lid van de Raad van State én studente in Leiden. Ze was toen al vier jaar burgemeester. Van Madurodam.
Nadat ze in 1959 haar kandidaatsexamen rechten behaalde, kon ze op reis voor een bezoek aan Amerika. New York verwelkomde haar in 1959 met een parade. Dat gebeurde op 11 september, een datum die in die stad later een andere betekenis kreeg.
Het werd Claus
Nederland zag uit naar een huwelijk van de kroonprinses en ze werd –volgens een optelsom van dagblad De Tijd– aan „zeventien prinsen, twee kroonprinsen, drie erfprinsen, een graaf, vier hertogen van Duitse afkomst en nog wat vorstelijke figuren” gekoppeld. „Soms mensen die je van je leven nog nooit hebt gezien of die je bij voorkeur niet uit kunt staan”, zei de prinses er zelf van.
Het werd een Duitser, en dat zorgde –krap twee decennia na de Bevrijding– voor veel tumult. „Wij respecteren dat onze verloving niet algemeen wordt toegejuicht”, zei Beatrix. Maar, zei ze heel beslist: „wij menen toch dat we ons eigen leven moeten leiden en zelf moeten bouwen aan een nieuwe toekomst.”
Uiteindelijk kreeg Klaus-Georg Wilhelm Otto Friedrich Gerd von Amsberg –vernederlandst tot Claus George Willem Otto Frederik Geert van Amsberg– een zeer gewaardeerde plaats. Met zijn vrijwel smetteloze blazoen was hij de tegenpool van zijn schoonvader.
Met zoons Willem-Alexander, Friso en Constantijn beleefden ze gouden jaren op Drakensteyn. De troonswisseling van 1980 bracht echter een verhuizing met zich mee, want Beatrix wilde niet zo ver bij de residentie vandaan wonen als haar moeder had gedaan.
Zorgen
De troonswisseling betekende ook een drastische wijziging in regeerstijl. Beatrix is wel getypeerd als majesteit, manager en mantelzorger. Majesteit omdat ze waardigheid en zakelijkheid terugbracht aan het hof. Manager omdat ze haar werk uiterst gedegen deed en omdat haar regeerperiode gestroomlijnd verliep. Mantelzorger vanwege de langdurige gezondheidszorgen van haar man –die aan depressies leed en bij wie later de ziekte van Parkinson en prostaatkanker werd geconstateerd– en daarna van haar ouders. Het deed haar functioneren geen afbreuk. Het volk leefde intens mee toen in 2002 prins Claus overleed, in 2004 prinses Juliana en prins Bernhard en in 2013 prins Friso.
Koningin Beatrix maakte plaats voor haar oudste zoon toen ze 75 was en keerde terug naar het kasteeltje in de bossen bij Lage Vuursche. Maar ze bleef zich inzetten waar ze dat voor de monarchie en haar familie nuttig achtte.