Romeinse gezag in Nederland eindigde met goudschat van Lienden
Wie was de eigenaar van de goudschat die vorig jaar werd aangetroffen in een boomgaard in het Betuwse Lienden? Tijdens opgravingen vonden de onderzoekers geen naam, maar ze kunnen die vraag toch grotendeels beantwoorden.
De Liendense goudschat markeert het einde van het West-Romeinse Rijk in Nederland, zo bleek vanmorgen bij de presentatie van de goudschat in museum Het Valkhof in Nijmegen. „Het is een uniek tijdsdocument”, zei een medewerker van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed daar.
Toen de Vrije Universiteit Amsterdam in de zomer van 2016 een meldpunt opende voor archeologische vondsten door privépersonen, kwam er binnen een maand een melding van een opmerkelijke vondst van 23 gouden Romeinse munten.
Het betrof de vondst op het perceel Den Eng, tussen Lienden en Ommeren. Al in 2012 troffen onderzoekers op precies dezelfde plek acht gouden munten aan. Gouden munten die er in 1905 en rond 1840 werden ontdekt, behoren vrijwel zeker tot dezelfde schatvondst.
Incompleet
In totaal zijn er 42 goudstukken bekend uit vondsten op het perceel. Maar de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed vermoedt dat dit een minimum aantal betreft omdat de schatvondst vrijwel zeker incompleet is. Onbekend blijft hoeveel munten er al eerder zijn gevonden, onder andere in 1840.
In ieder geval is er nu „helemaal niets” meer te vinden, zei Stijn Heeren van de Vrije Universiteit Amsterdam gisteren. Hij wil voorkomen dat goudzoekers afreizen naar Lienden om hun geluk te beproeven. „Dat gaat niets opleveren.”
Archeologen van de Vrije Universiteit en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hebben het 75 vierkante meter grote perceel in de Liendense boomgaard minutieus onderzocht. Meer munten troffen ze dus niet meer aan, ook geen scherven. De munten zijn dus hoogstwaarschijnlijk in een leren buidel of houten kist begraven, die inmiddels is vergaan.
Botten
Wel troffen de archeologen een crematiegraf en onverbrande botresten van drie menselijke individuen aan. De botten stammen uit de middenbronstijd, circa 1800 voor Christus. Het crematiegraf is jonger en stamt waarschijnlijk uit de ijzertijd.
De botresten lagen waarschijnlijk in een grafheuvel uit de middenbronstijd. Dat kan verklaren waarom iemand ruim twee millennia later –in de vijfde eeuw– op deze plaats een muntschat begraaft. Een oude grafheuvel is een herkenbaar punt in het landschap en een ideale plek om een schat te begraven, met de intentie die later weer op te halen. Dat laatste is echter niet meer gebeurd.
Solidi
De Liendense goudschat bevat uitsluitend zogeheten solidi, Romeinse gouden standaardmunten uit de late vierde en vijfde eeuw. De munten dateren uit de tijdsperiode van 375 tot 457. Onder meer de West-Romeinse keizers Valentinianus II, Honorius, Constantijn III, Jovinus, Johannes, Valentinianus III en Majorianus staan erop afgebeeld.
Met solidi kochten de Romeinse keizers in de vierde eeuw de militaire steun van Germaanse groepen, waaronder de Franken. Die leiders konden de munten verdelen onder hun eigen aanhang.
De jongste munt, de zogeheten sluitmunt, is van keizer Majorianus, die regeerde van 457 tot 461. De schat is dus kort na 461 begraven. Het West-Romeinse rijk eindigde in 476 toen de laatste keizer werd afgezet.
Succesvol
Het meest waarschijnlijke scenario is dat Majorianus’ generaal Aegidius militaire steun vroeg van Frankische koningen in zijn strijd tegen de Rijnfranken in ruil voor goudbetalingen. In augustus 461 werd Majorianus echter door zijn bondgenoot, de Germaanse generaal Ricimer, ten val gebracht. Aegidius weigerde echter samen te werken met Ricimer.
Hoe moet de Liendense schat in dat licht worden geduid? Deze is begraven in de tijd dat de Frankische Childerik I (436-481/482) aan de macht kwam. Childeric was generaal in Romeinse dienst. Hij steunde Aegidius en zal daarvoor goud hebben ontvangen om zijn volgelingen te kunnen belonen.
Mogelijk was de eigenaar van de schat van Lienden een volgeling van Childeric. In ieder geval was hij een Frankische leider uit het Nederlandse rivierengebied die rond 460 in het Romeinse militaire netwerk heeft gezeten.