„Gewone fiets helemaal zo gek nog niet”
Een klassieke fiets is zó vanzelfsprekend dat de waarde ervan wordt onderschat. Toch is het een uitstekend middel om vervoersproblemen op te lossen, vindt de Vlaamse mobiliteitsverbeteraar Kris Peeters.
Hij houdt wel van een beetje prikkelen, vertelde Peeters dinsdag na afloop van zijn toespraak tijdens het congres ”Toekomst van de fiets” van de Fietsersbond in Utrecht. En dat was ook zijn opdracht: geef de aanwezige beleidsmakers, stadsontwikkelaars en verkeersveiligheidsspecialisten maar eens een stevige por. En dus breekt Peeters een lans voor de gewone fiets. Waar de auto met zijn steeds groenere gezicht oprukt, evenals de snelle elektrische fiets (speed pedelec), raakt de klassieke fiets steeds meer uit beeld, vreest Peeters. Zonde, vindt hij. Juist die gewone fiets is volgens hem „absoluut het antwoord” voor vervoer op korte afstanden, bijvoorbeeld in drukke stedelijke gebieden. „Daar heb je geen hoge snelheid nodig. De gewone fiets kost twee keer niks, iedereen kan ’m eenvoudig gebruiken, je hebt er geen nieuwe infrastructuur voor nodig en het is goed voor gezondheid en milieu”, aldus Peeters.
„We kijken te weinig naar deze oplossing omdat ze zo vanzelfsprekend is. Als we alles wat al op fietsafstand te bereiken is, voortaan met de fiets doen in plaats van met de auto, zouden we al een heel eind op weg zijn.” Maar er is meer nodig. „De beste mobiliteit is nabijheid, dus zorg dat wonen, werken en recreëren bij elkaar liggen, op fietsafstand. Dat vraagt een ander ruimtelijk ordeningsbeleid. Bouw bijvoorbeeld geen kantorencomplexen meer bij de op- en afritten van snelwegen.”
Technologieën
In de tussentijd staren we ons te veel blind op nieuwe technologieën, vertelt Peeters. „Nieuw is niet altijd beter. Het wordt ons mooi verkocht, want er zijn mensen die daar een boterham mee verdienen. Maar je moet daardoorheen prikken.”
De keuze voor innovatie en snelheid in het verkeer heeft een hoge prijs, stelt de Vlaming. „Ten opzichte van de fiets verlies je het sociale karakter van elkaar kunnen begroeten in het verkeer of elkaar toevallig zien. In een maatschappij met zelfrijdende auto’s die ons van deur tot deur brengen, hebben we dat niet meer. Elke ontmoeting zal een afspraak zijn, terwijl vaak de onverwachte momenten in je leven het interessantst zijn.”
Volgens Peeters staat de klassieke fiets symbool voor wat veel mensen willen. „Ik ken niemand die voor een ongezonde toekomst, een slecht milieu of het minder ontmoeten van mensen is. Eigenlijk zijn we allemaal voor het tegenovergestelde. De meningen lopen wel meer uiteen als we onze wensen concreet moeten maken. Dat kan leiden tot kortetermijnkeuzes die ons verder van onze doelen brengen.” Hij pleit voor een doordacht debat over mobiliteit. „Wat willen we nu eigenlijk in deze maatschappij? Als we dat weten, weten we ook wat ons te doen staat. En dan moeten we goed bekijken wat de gevolgen kunnen zijn.” Die kunnen onbedoeld negatief zijn, ontdekte hij toen hij laatst verdwaalde in Hamburg. „Ik vroeg in een café de weg. „Je hebt toch een smartphone”, zeiden ze verwijtend, zo van: val ons niet lastig. Ik vond dat heel confronterend, het is het neveneffect van de smartphone die iedereen heeft.”
In diverse workshops konden de aanwezige professionals hun kennis vergroten. Er was een excursie mogelijk naar fietskluizen en tunnels, evenals informatie over de wereld van fietsende schoolkinderen.
Deelfiets
In haar workshop ”De toekomst van de deelfiets” vertelde hoogleraar strategische innovatie Deborah Nas over de trend van het niet langer willen bezitten, maar huren van een fiets om snel van A naar B te komen. Met behulp van een app op de smartphone kan het slot van een gereedstaande fiets dan worden ontgrendeld. „Het principe van de deelfiets kennen we al van het wittefietsenplan uit de jaren zestig en van de OV-fiets. Maar in tegenstelling tot de OV-fiets gaat dit over fietsen die je niet per se op dezelfde plaats hoeft terug te zetten”, aldus Nas. „Dat is nieuw.” En dat vraagt om gemeentelijk beleid. Amsterdam heeft de deelfietsen inmiddels tijdelijk in de ban gedaan nadat overal te pas en te onpas geplaatste fietsen overlast gaven in de openbare ruimte. „Vanaf maart 2019 wordt het daar weer mogelijk. Aanbieders moeten dan wel een vergunning hebben. Daarin staan onder meer voorwaarden over handhaving van het fietsparkeerbeleid.”
Nas begrijpt wel dat gemeenten ermee stoeien. In China, waar het gebruik van deelfietsen al helemaal omarmd is door de bevolking, is het al flink uit de hand gelopen. „Regulering is noodzakelijk. Mensen voelen zich minder verantwoordelijk. Deelfietsen liggen er op de meest vreemde plaatsen. Gemeenten halen deze fietsen van de straat. Inmiddels zijn er enorme fietskerkhoven ontstaan.” Wie een fiets niet meer nodig heeft, beëindigt de huur en zet ’m neer. Omdat het er zo veel zijn, lukt het eigenaren niet altijd de fietsen op tijd weer in te zamelen. Nas is enthousiast over de deelfiets, mits gemeenten het in goede banen leiden. „Om het een succes te laten zijn, zullen er eerst veel meer fietsen in moeten komen. Mensen moeten erop kunnen vertrouwen dat er altijd een fiets in de buurt is. Alleen dan gaan mensen hun reservefiets wegdoen. Daarna wordt het vanzelf minder.”
Fan van de fiets
Ook het kabinet is fan van de fiets, bleek tijdens het congres. Tijdens de toekenning van de titel Fietsstad 2018 (zie kader) wees staatssecretaris Van Veldhoven (Infrastructuur) erop dat er 100 miljoen euro op de plank ligt voor het verbeteren van fietsvoorzieningen. „We moeten daarvoor samenwerken. Ik kijk ernaar uit concrete plannen te maken. De fiets hoort bij de Nederlandse cultuur. Er zijn in Nederland 23 miljoen fietsen. Per persoon fietsen we gemiddeld 1000 kilometer per jaar.” De fiets verdient daarom een volwaardige plek in het nadenken over de vraag hoe we ons ook in de toekomst verplaatsen, vindt de staatssecretaris. „Dat is nodig omdat we met name in de stedelijke gebieden het aantal reizigers zien toenemen. Die 100 miljoen is vooral voor de fietsinfrastructuur en stallingen. De urgentie is groot. Laten we kijken hoe we van het geld het meeste zien te maken.” Komend voorjaar moet dat wat betreft staatssecretaris Van Veldhoven duidelijk zijn.
Houten uitgeroepen tot Fietsstad 2018
De gemeente Houten is dinsdag tijdens het congres ”Toekomst van de fiets” van de Fietsersbond uitgeroepen tot Fietsstad 2018. Dat is voor de tweede keer, want de gemeente kreeg die titel ook al in 2008. Volgens de jury heeft de gemeente daar met succes op voortgeborduurd.
Zo’n 45.000 fietsers gaven via een enquête hun mening over fietsen in hun gemeente. Daarnaast gaf een jury onder leiding van Jos van Kleef, directeur van adviesbureau Goudappel Coffeng, een oordeel. De deskundigen keken onder meer naar fietsbeleving, de vraag of er een logisch fietsnetwerk ligt, de kwaliteit van de infrastructuur en veiligheid van rotondes.
Wethouder Van Dalen van de gemeente Houten liet na afloop weten „apetrots” te zijn. „De jury liet weten dat we fietsvoorzieningen hebben voor jong en oud, van 8 tot 80 jaar. Daar ben ik trots op.” De titel zal nu op borden op alle invalswegen verschijnen, verwacht de wethouder. „We gaan een feestje vieren.”
Een voorbeeld van de Houtense aanpak is het nadrukkelijk rekening houden met de fietsbelangen in de uitbreidingswijk Houten-Zuid. Ook kwam er een innovatief fietstransferium bij het station waar fietsers razendsnel kunnen overstappen op de trein. Michaela Schok heeft zojuist gehoord dat haar gemeente in de prijzen is gevallen. Ze pakt haar fiets uit het bekroonde transferium en bevestigt dat het erg handig is. „Ik ben trots op deze titel voor Houten. Je bent in Houten op de fiets vaak sneller dan met de auto. Dat komt doordat je overal tussendoor kunt fietsen.” Tips voor nog meer verfijning heeft ze niet. „Ja, het mag wat groener worden onderweg, maar dat heeft niets met fietsen te maken.”
Directeur Saskia Kluit van de Fietsersbond vindt Houten „een opvallende gemeente waar continu aandacht is voor de fietser. De consequente keuze voor de fiets als volwaardig vervoermiddel leidt tot een gemeente waar fietsen nog meer de norm is geworden. Houten is een voorbeeld voor andere gemeenten.” Naast Houten waren ook Etten-Leur, Veenendaal, Winterswijk en Zoetermeer in de race voor de titel.