Een tikje ongemakkelijk voelt het wel: het Wilhelmus fluiten in het bijzijn van Geert Chatrou (41), wereldkampioen mondfluiten. Toch blijkt het heel aardig te gaan. Ik fluit de melodie, Geert de tweede stem.

Hij is erg enthousiast na de vuurproef. "Je floot heel zuiver", begint hij. "Je bent duidelijk muzikaal. En je hebt een goed gevoel voor ritme."

We zitten schuin tegenover elkaar op de bank in de kamer van zijn tijdelijke woning in Eindhoven. Geert, wereldkampioen mondfluiten in 2004, en ik, redacteur, die bijna nooit fluit. Het voelt wat onwennig. Hoe kan ik nu een goede prestatie neerzetten tegenover zo'n begaafd musicus?

Toegegeven, het Wilhelmus ging aardig. "Je bent alleen te hoog begonnen", houdt Geert mij voor. Dat blijkt even later als de Brabander mijn absolute gehoor test. Of ik even een "a" wil fluiten. Tuurlijk, moet lukken. Helaas, ik blijk er twee tonen onder te zitten en sla nietsvermoedend een "f" aan. "Geeft niks, ik heb ook geen absoluut gehoor", stelt Geert mij gerust.

Na het Wilhelmus legt Geert me uit hoe ik fluiten moet. "Veel mensen gebruiken lucht bij het fluiten, dat tast de zuiverheid en helderheid van de klank aan. Het is de kunst zo veel mogelijk valse lucht te weren."

Volgens Geert kan iedereen fluiten. Vroeger deed hij niets anders. Niet iedereen kon dat waarderen. "Mijn vader werd af en toe wanhopig. Hij was dat gejengel van me helemaal zat."

Aanvankelijk een hobby, liep het fluiten uit de hand nadat een schoonzus hem voor de grap aanmeldde voor het WK in 2004. En met succes. Geert werd wereldkampioen en verdient sindsdien letterlijk en figuurlijk fluitend zijn geld.

Op mijn vraag hoe ik een goede mondfluitist word, heeft Geert geen antwoord. "Het zit niet in ademhalingstechnieken of allerlei oefeningen. Je moet er aanleg voor hebben. Het enige wat ik voorafgaand aan een concert doe is een glas water drinken. Anders worden mijn lippen te snel droog."

Na het Wilhelmus leert Geert me een triller maken, een versiering van twee noten. "Je moet niet met je tong, maar vanuit je keel fluiten", adviseert hij me. Helaas, ik doe het hem niet na. Je bent wereldkampioen of je bent het niet.

Vervolgens beginnen we aan "Eine kleine Nachtmusik" van Mozart. Een stuk boordevol loopjes en versieringen. Voor Geert een eitje. Voor mij duidelijk niet. Toch voel ik dat het al beter gaat.

Op zoek naar een volgend nummer komen we bij de "Badinerie" van Bach uit. Samen zetten we de melodie in, totdat we elkaar na een paar maten vertwijfeld aankijken. Wat blijkt? Ik ben, zonder dat ik dat door had, overgestapt op Mozarts "Turkse mars."

Op een gegeven moment wordt fluiten onmogelijk. Bij de buren gaat een cd met Hollandse havenliedjes aan. Tientallen decibellen kabaal dringen ongevraagd door de dunne wand van Geerts woning.

Wat nu? We besluiten buiten verder te fluiten. Geert haalt uit de schuur de versie van de "Badinerie" op bladmuziek op. Dat scheelt een slok op een borrel.

Fluitend stap ik even later in mijn auto. Het was nou niet wat je noemt een fluitje van een cent, maar het kon slechter.


Journalist bezoekt kunstfluiter Geert Chatrou. Dit is het vierde deel in een serie waarin jongerenredacteuren bizarre diensten of producten uitproberen. Volgende week: een rijdende wekker.