Gids Feline Zwaan stopt de 4x4 ten noorden van het broedgebied. Vanaf hier gaan we te voet verder het natuurgebied in. Het pad is modderig. Ondanks het stevige profiel onder mijn wandelschoenen, lig ik een drie keer bijna op mijn snufferd.
Het natuurgebied is volledig begroeid, maar nergens staan bomen. „Kun je in dit gebied overleven zonder hulp van de buitenwereld”, vraag ik de gids. Ik zoek een manier om me te verontschuldigen voor het vele voedsel dat ik heb meegenomen tijdens mijn ‘survival’. „Jawel hoor”, zegt Zwaan tot mijn teleurstelling. „Tal van planten hier kun je eten. Je kunt vis vangen en de eieren van de broedvogels eten.” Zoet water is volgens haar de belangrijkste uitdaging. „Maar waarschijnlijk kun je kwelwater uit de duinen halen.”

Zeep
Zelf plukt ze geregeld wat zeekraal. Deze plant gedijt uitstekend op de Boschplaat, waar zout en zoet water elkaar afwisselen. Ik proef ook wat, en de smaak valt me niet tegen. „Het is heerlijk in de salade of bij visgerechten”, weet Zwaan. Ook het lamsoor smaakt me goed. „Kan als vervanger voor zout dienen.”

De zeealsem geurt het allerbest. Het plantje verspreidt een frisse zeepgeur. „Mensen leggen dit in de linnenkast om hun beddengoed lekker te laten ruiken”, weet Zwaan. „Het is ook eetbaar, maar ik vind het niet lekker.” Ik kan het niet laten toch te proeven. Tot mijn verdriet smaakt het zoals het ruikt. Naar zeep.

We steken met een grote stap een slenk over, een smalle geul waardoor water uit de Waddenzee het gebied instroomt. „Dat dit gebied regelmatig volstroomt met zout water, maakt dit stuk natuur uniek”, vertelt Zwaan. Het zeewater brengt schelpen en pieren met zich mee. Een traktatie voor de vele broedende vogels. Het hoge gras dat profiteert van het zilte water, zit bomvol insecten. Als toetje voor het gevleugelde leven in de lucht.

We lopen door naar de meeuwenkolonie. De gids heeft er stevig de pas in, want het pad waarop we lopen kan bij vloed veranderen in een sloot. De mannelijke meeuwen zijn niet blij dat we naar hun broedende vrouwtjes komen kijken. Ze krijsen, vliegen over onze hoofden en een van hen laat tien meter voor mijn neus wat op het pad vallen. De poncho die ik draag tegen de regen, wordt zo multifunctioneel.

Bedacht
Een bergeend vliegt over. „Deze vogel broedt zo’n dertien jongen uit. Als ze uit het ei kruipen, moeten ze naar de kust. Een lopend buffet voor roofvogels”, vertelt de gids. Een meeuw broedt gemiddeld drie eieren uit. „Hoe lager de overlevingskans voor een kuiken, hoe meer eieren de moeder legt”, zegt Zwaan. „Wat is dit allemaal mooi bedacht.”

Ik ben het van harte eens met deze opvallende uitspraak van een niet-gelovige gids. Wat bedoelt ze ermee, als ze zegt niet in God te geloven? En als het christendom volgens haar vooral gaat over goed doen voor elkaar? Dat Iemand dit gemaakt en bedacht heeft, daar wil ze toch niet van weten. „Ik hang meer de wetenschappelijke kant aan.”

„We moeten nu echt terug”, zegt Zwaan nadat ik met de verrekijker nog net een lepelaar mocht bewonderen. Wanneer we een uurtje later terugkomen bij de stroom die we op de heenweg nog overstapten, wacht een metersbrede stroom ons op. „Ik zou je schoenen maar uittrekken en naar de overkant waden”, raadt Zwaan aan. „Dan houd je tenminste droge schoenen.”

Met zakdoekjes droog ik mijn onderstel af. „We waren nog net op tijd, we hadden bijna moeten zwemmen”, weet Zwaan. Ik haal opgelucht adem, want ik moet linea recta terug naar de boot die me aan de vaste wal brengt. Als ik mijn schoenen heb aangetrokken, blijken tientallen meters pad inmiddels een sloot te zijn. Gelukkig loopt er een hazenpaadje naast. Nu als een haas naar huis.