Ze begonnen naar jongens te kijken toen ze in de brugklas zaten. Tenminste, dat geldt voor de helft van de vier. Janneke en Anne waren in groep 8 al bezig, zeggen ze giechelend.
Anne, lachend: „Nu zorgen we ervoor dat we in de pauze een goede plek hebben, zodat we kunnen zien wie er allemaal de trap af komen. Dan stoten we elkaar aan en zeggen we: Die jongen is ook wel leuk.”
Welke kleding is hip voor jongens?
Joanne: „Laarzen.”
Anne: „En kleurige broeken.”
Joanne: „V-halsjes, laagjes en afzakbroeken.”
Wat vinden jullie belangrijk aan het uiterlijk van jongens?
Janneke: „Het haar.”
Lianne: „Maar lang haar is weer lelijk.”
Anne: „Ik vind de ogen van jongens belangrijk. Die zeggen veel.”
Janneke: „Een jongen moet er verzorgd uitzien. Er moeten geen slapers meer in zijn ogen zitten als hij op school komt. Het is smerig als hij eruitziet alsof hij net uit bed komt stampen.”
Wat vinden jullie belangrijker: uitstraling of kleding?
Janneke: „Karakter. Misschien ziet een jongen er wel leuk uit, maar is-ie dat niet.”
Joanne: „Je moet eerst iemand leren kennen, en dan pas komt het uiterlijk.”
Lianne: „Ik denk dat jongens het uiterlijk van meisjes belangrijker vinden dan andersom.”
Janneke: „Jongens hebben het vaak over „een lekker ding” en „een mooi figuur.””
Anne: „Bij ons in de klas wel tenminste.”
Lianne: „Toch kijken meiden ook altijd eerst hoe jongens eruitzien.”
Janneke: „Dat gaat vaak ongemerkt zo.”
Joanne: „We veroordelen iemand om z’n kleren, maar kennen diegene niet eens. En dat gaat automatisch, zelfs al proberen we om het niet te doen. Maar eigenlijk is kleding helemaal niet zo belangrijk. Vaak zitten we langer in de spiegel te kijken dan dat we Bijbellezen.”
Als je naar de kleding kijkt van jongens, heb je dan ook meteen een vooroordeel klaar?
De meiden knikken beschroomd.
Anne: „Je hebt bijvoorbeeld nerds.”
Janneke: „Die dragen broeken tot onder hun oksels en hebben last van hoog water. En ze hebben een scheiding in hun haar.”
Anne: „Een rond brilletje.”
Janneke: „En wijde kleren.”
Joanne: „Dan heb je ook nog de boeren.”
Janneke: „Die trekken alles aan. Ze denken vast: we gaan straks de koeien melken en tussendoor even naar school.”
Joanne: „Dus dragen ze op school een soort werkkleding.”
Lianne: „Maar sommige boeren zien er echt wel netjes uit hoor.”
Janneke: „En dan zijn er nog de stoere jongens.”
Anne: „Die zijn vaak populair.”
Lianne: „Ze gaan met de mode mee.”
Joanne: „Dat hoeft nog geeneens. Ze zien er gewoon netjes uit.”
Wat draagt de jongen die er volgens jullie heel leuk uitziet?
Joanne: „Een leuk shirt.”
Lianne: „Of een vest met bloes.”
Anne: „Een jasje.”
Janneke: „Een V-halstruitje.”
Anne: „Een bloes in een donkere spijkerbroek met een bruine riem er omheen, dat vind ik mooi.”
Janneke: „Ja, dat eh, dat is echt...” Ze maakt haar zin niet af, loopt naar het raam en doet het open. „Als we het over jongens hebben, krijg ik het helemaal warm”, grapt ze.
Is merkkleding belangrijk?
Janneke: „Merken hoeven niet per se.”
Lianne: „Maar ze mogen wel.”
Anne: „Alleen moet het niet zo zijn dat jongens hun merkkleding staan te showen.”
Worden jongens wel eens gepest om hun kleren?
Joanne: „Bij ons op school wel.”
Anne: „Maar niet in onze klas gelukkig.”
Joanne: „Sommige jongens worden uitgescholden.”
Lianne: „Misschien hebben die thuis niet genoeg geld voor kleding.”
Wat doen jullie als je zoiets zien?
Lianne: „Ik probeer me er niet mee te bemoeien.”
Joanne: „Maar ik ga ook niemand uitjouwen.”
Waar knap je als meisje bij jongens op af?
Janneke, minachtend: „Afzakbroeken. Die staan zo patserig.”
Anne: „Daar gaan die jongens heel breed van lopen.”
Joanne, met een grijns: „Ze moeten wel, anders zakt die broek af.”
Janneke: „Een nat gelhoofd.”
Anne: „Waar je niet eens doorheen kunt aaien.”
Joanne: „Jongens die altijd met hun mobiel zitten te spelen.”
Janneke: „Of die zo’n grote Kiplingtas hebben, of een soldatentas.”
Joanne: „En jongens die hun haar naar voren kammen, zoals Justin Bieber.”
Lianne: „Of haar tot in hun nek hebben.”
Anne: „Of juist superkort haar.”
Bestaat er ook jongenskleding die niet door de beugel kan?
Joanne: „Een te lage V-hals.”
Janneke knikt bevestigend: „Sommige v-halzen komen tot aan hun navel.”
Joanne: „Kleding met doodskoppen kan ook niet.”
Lianne: „Op school mogen jongens geen opdruk van bijvoorbeeld voetballers op hun shirt dragen.”
Janneke: „En ze mogen geen kettingen om.”
Joanne: „Maar dat doen ze wel.”
Anne: „Dat vind ik niet mooi hoor.”
Joanne: „Jongenshaar moet niet te lang zijn, niet zoals dat van een vrouw.”
Janneke: „Ik vind oorbellen en piercings bij jongens nergens op slaan. En ik vind het ook smerig om onderbroeken boven een afzakbroek te zien.”
De meiden nemen even pauze om met de fotograaf buiten het schoolgebouw foto’s te schieten. Als ze terugkomen, is er nog één vraag die de moeite van het beantwoorden waard is.
Is kleding nu echt zo belangrijk?
Lianne: „Nee, eigenlijk niet.”
Joanne: „Al is het goed om er verzorgd uit te zien.”
Janneke: „Maar iedereen gaat daarin steeds verder. We kunnen wel een hele middag winkelen, maar niet eens vijf minuten Bijbel lezen.”
Anne: „Ik denk dat het moeilijk is om kleding minder belangrijk te maken.”
Janneke: „Maar het zou wel prettig zijn. Dan valt niemand meer buiten de boot.”