In 2009 –vijf jaar geleden– startte het Nibud een speciale campagne voor ouders over financiële opvoeding. „De campagne is in die zin geslaagd dat we veel vragen kregen via het gratis telefoonnummer dat we hadden gelanceerd. Tijdens ouderavonden merken we nog altijd een stuk opvoedingsverlegenheid. Ouders willen het er graag samen over hebben”, aldus Annemarie Koop, persvoorlichter bij het Nibud.

Het internetverkeer richting nibud.nl is sinds de campagne fors toegenomen. Zo is bijvoorbeeld het aantal clicks op alleen al de zakgeldpagina van het instituut sinds 2011 met ruim 20 procent toegenomen tot 275.000 per jaar. Koop: „Mensen zijn op zoek naar antwoorden.”

Om ouders te ondersteunen publiceerde het Nibud dit jaar ”Gids voor financieel opvoeden”. „We hebben het boek zo concreet mogelijk gemaakt, met tips over dilemma’s, columns met praktijkervaringen, tests en checklists over wat kinderen per leeftijd op geldgebied ongeveer horen te weten en te kunnen”, aldus Koop.

Opvoedingsverlegenheid hangt volgens deskundige Sarina Brons-van der Wekken wel af van het type kind. „Sommige kinderen gaan uit zichzelf heel zuinig met hun zakgeld om en sparen voor later of voor iets groots, maar je hebt ook kinderen die veel impulsiever zijn. Belangrijkste is het begeleid verantwoordelijkheid geven voor geldbesteding. Daarbij zal de een meer hulp nodig hebben dan de ander.”

Snoepgeld

Een bekend dilemma voor opvoeders is het gebruik van het zakgeld. Moet er gespaard worden of mag al het geld opgaan aan een paar gympen? En hoeveel zakcenten verdwijnen er in het snoepautomaat?

„Het is raadzaam en absoluut nodig daar goede afspraken over te maken. Als je bijvoorbeeld niet hoeft te sparen, leer je ook geen langetermijnplanning te maken”, aldus Koop. Concrete richtlijnen voor het besteden van zakgeld of het te sparen bedrag geeft Koop niet. „Dat doet het Nibud niet, omdat het verschilt wat kinderen van hun zakgeld moeten bekostigen. Het plannen van uitgaven wordt wel belangrijker naarmate de kinderen ouder worden. Aan een kind van 7 of 8 jaar geef je nog geen kleedgeld. Verantwoordelijkheid kun je het beste opbouwen, zodat ze op hun 18e financieel zelfstandig zijn.”

De grootste valkuil voor pubers is volgens Koop het doen van impulsieve uitgaven. Door de veranderingen in hun hersenen kunnen ze niet zo goed plannen. „Ze geven hun zakgeld uit, terwijl ze nog andere spaardoelen hadden. Daarom is het ook goed om te oefenen met geld uitgeven. En dat gebeurt ook weleens door een miskoop.”

Positieve manier

Belangrijk bij het maken van afspraken over geldbesteding van pubers is het gesprek. „Ga dat op een positieve manier aan”, zegt Brons. „Geef hun respect, luister goed. Kraak iets niet gelijk af, maar stel vragen over een gewenste aankoop. Zoals: denk je dat je hier over een halfjaar nog steeds blij mee bent? Of: zijn er geen andere dingen die je wilt hebben? Geef je ook aan een goed doel? Op die manier laat je jongelui nadenken over de verdeling van hun zakgeld. En als ze thuiskomen met iets wat niet door de beugel kan, zoals games of dvd’s? Daar moet je vooraf duidelijk in zijn. Laat hen het terugbrengen, en als dat niet kan, verdwijnt het in de prullenbak.”

Schrijf afspraken over de verdeling van zakgeld op, geeft Brons als tip. „Dat werkt goed. Zeker als ze een bijbaan krijgen en meer te besteden hebben. Wat denken ze zelf ervan te gaan doen? Hoeveel storten ze op de spaarrekening? Gaat niet alles op aan snoeperijen of een mobiel? Als ze het geld in hun portemonnee of spaarpot voelen branden, kun je afspreken meer op de bank te zetten.”

Brons vindt het kwalijk hoe reclames appelleren aan een vorm van hebzucht. „Tegenwoordig komen er veel prikkels op jongeren af. Zelfs kinderen worden al gezien als klant. De commercie wil het liefst kopers. Om dat te bereiken worden altijd mensen afgebeeld die heel gelukkig kijken. Dat directe behoeftebevrediging geen werkelijk geluk geeft, daarover kun je in gesprek. Leer jongeren zien wat reclame met je doet.”

Naar zelfstandigheid

Een ander opvoedingsvraagstuk is wat kinderen moeten bekostigen van hun eigen geld. Uit onderzoek van het Nibud blijkt dat ouders het wat betreft muziekles en sport eens zijn: dat wordt betaald. Ook kleding wordt voor een groot deel door opvoeders betaald, al dan niet door kleedgeld.

Het Nibud adviseert ouders om hun kinderen vanaf ongeveer 12 jaar kleedgeld te geven. Koop: „Ze krijgen dan de verantwoordelijkheid over een groter geldbedrag. Ze leren de waarde van geld kennen. En willen ze een mooie bontjas? Dat kan dan pas in het najaar – als je spaart.”

Ook Brons is voorstander van het invoeren van kleedgeld om zelfstandigheid te bevorderen. „Wel zijn opnieuw duidelijke afspraken belangrijk. Vraag jongelui hun gekochte kleding altijd eerst te laten zien. Bepaalde snit komt niet in huis en shirts met doodskoppen of sommige teksten kunnen ook niet. En daarnaast: met het budget dat ze krijgen, moeten ze het doen.”

Bijna 80 procent van de ouders betaalt (een deel van) de kosten van een mobiele telefoon. Koop: „De trend is dat jongeren –zeker als ze ouder worden– er steeds vaker zelf voor sparen. Wat ons betreft een goede tendens. Je geeft de kinderen verantwoordelijkheid. Op het moment dat je als ouders steeds bijspringt, leer je niet dat geld schaars is. Op is op.”

Brons: „Ik vind het verstandig als kinderen zelf de kosten dragen van hun mobiel en het gebruik ervan. Dit alles weer binnen grenzen van wat ouders toestaan. Ouders kunnen het zakgeld ophogen, zodat kinderen daarvan hun mobiel kopen. Ze zullen eerder zuinig zijn op hun telefoon en weten dan beter wat hij kost.”

Bijbelse lijn

Bij alle vragen rond financiële opvoeding, geeft de Bijbel goede handvatten. Brons: „Zo is de waarde van matigheid –zelfs een vrucht van de Geest– richtinggevend. Voorkom verspilling. In de opvoeding kun je overbrengen om geen goedkoop schoentje te kopen, maar voor betere kwaliteit te kiezen. De huidige trend van duurzaamheid moeten we als christen zeker nastreven.”

Zet er je hart niet op, is een andere christelijke notie. „Vooral vanuit de Spreuken komt dit naar voren. Het materialisme, het altijd maar beter en mooier willen, is een groot gevaar. Het strijdt met tevredenheid en dankbaarheid.”

Een derde Bijbelse lijn is offervaardigheid ten opzichte van God en de naaste. „Het Oude Testament is doordrongen van het geven van tienden. Alles wat je hebt –ook je geld–, is gekregen. Wat heb je dat je niet hebt ontvangen? Het is daarom goed een deel terug te geven aan de dienst van God en tot hulp van de naaste.” En: „Van het overige mag je genieten.”

”Gids voor financieel opvoeden. Van zakgeld tot zelf verdienen”; Nibud, Utrecht, 2014; ISBN 978 90 8904 067 1; 104 blz.; € 15,95.



 

„Leren dat het leven geld kost”

Financiële opvoeding in drie kernwoorden.
„Noodzakelijk in dagelijks leven, voldoende sparen en van je geld moet je delen met anderen.”

Hoeveel zakgeld?
„Als onze kinderen naar het voortgezet onderwijs gaan, krijgen ze 5 euro per twee weken. Dit geld wordt vooral besteed aan versnaperingen op school. We geven geen kleedgeld.”

Is hun geld vrij besteedbaar?
„Het zakgeld krijgen ze contant en mogen ze vrij besteden, maar wij proberen hun bij te brengen dat ze altijd iets moeten overhouden.

Als er geld binnenkomt met verjaardagen of door een bijbaan, gaat dat naar hun bankrekening. En daar komt het ook niet af. Wij helpen hen daarbij.”

Bekostigt u extra’s, zoals telefoon en sport?
„Zakgeld is puur bedoeld om te wennen aan geld in hun eigen zak. Zolang ze nog thuis wonen en op school zitten, betalen wij als ouders hun extra’s. Vanaf klas 2 van het voortgezet onderwijs krijgen ze een mobiele telefoon met 10 euro beltegoed in de maand. Ze zoeken zelf naar voordeelabonnementen.

Als de kinderen gaan werken –zoals de oudste– gaan ze meer zelf bekostigen en betalen ze een maandelijkse bijdrage, een soort kostgeld. Ze moeten weten en ervaren dat het leven geld kost.”

Waar loopt u tegen aan?
„Het blijft moeilijk. We geven hun allemaal dezelfde opvoeding, maar het lijkt dat de een er beter mee om kan gaan dan de ander. Als het misgaat, leren ze er ook van.”


 

„Wij zijn geen pinautomaat”

Financiële opvoeding in drie kernwoorden.
„Zakgeld is leergeld: zelfstandig en verantwoord omgaan met geld. Zakgeld is financiële bewustwording: waarde van geld gaan inzien. Zakgeld is geen salaris: ze krijgen het en hoeven het niet te verdienen.”

Hoeveel zakgeld?
„Vanaf hun 8e krijgen ze 1 euro per week en vanaf hun 12e 5 euro per week. Bij het ouder worden, wordt dit nog wel aangepast.

Ze krijgen het zakgeld iedere week handje contantje om hun bewust te laten zien wat ze per week hebben en overhouden. Zakgeld overmaken op een bankrekening zou te onzichtbaar zijn.

De kinderen krijgen geen kleedgeld. Zo houd je de toch nog de vinger in de pap wat betreft kledingkeuze en kwaliteit.”

Is hun geld vrij besteedbaar?
„Nee, van hun zakgeld moeten ze de helft sparen. Dit gaat naar hun eigen bankrekening, wat ze ook zelf regelen. Wat overblijft mogen ze vrij besteden.

Wel leren we onze kinderen dat we ook moeten delen van het geld wat we krijgen. Bijvoorbeeld bij een extra collecte in de kerk voor de naaste in nood.”

Bekostigt u extra’s, zoals telefoon en sport?
„Muziekschool, sport, lidmaatschappen, uitjes nemen wij voor onze rekening. Willen ze iets wat wij niet nodig vinden? Dan betalen ze het zelf. Wij zijn geen pinautomaat.

Op dit moment betalen wij nog de telefoon en het abonnement van de kinderen. Zo houden we overzicht over hoe de kinderen hiermee omgaan en kunnen we hen eventueel bijsturen. In de toekomst zal ons beleid daarin vast anders worden, we willen de kinderen laten groeien in hun verantwoordelijkheden.”

Waar loopt u tegen aan?
„Tot op dit moment ervaren wij geen dilemma’s rond de financiële opvoeding. Wij zijn ook heel bewust met dit thema omgegaan door in de omgeving te vragen wat andere ouders hun kinderen geven.”


 

„Rijk zijn niet maatgevend voor geluk”

Financiële opvoeding in drie kernwoorden.
„We proberen mee te geven dat sparen noodzaak is, maar dat rijk zijn absoluut niet maatgevend is om gelukkig te zijn. Ook kopen ze altijd in overleg en laten we hen nadenken voor een aankoop, zodat deze niet na een week weer in de prullenbak belandt.”

Hoeveel zakgeld?
„De jongste kinderen krijgen omgerekend ongeveer 50 eurocent per week in hun spaarpot. Vanaf 12 jaar krijgen ze wekelijks 5 euro in een eigen ‘potje’.”

Is hun geld vrij besteedbaar?
„We stimuleren de kinderen om te sparen, maar hebben daarvoor geen vast bedrag afgesproken. Verder mogen ze het ‘vrij’ besteden, als er maar niet van wordt gerookt. En snoep en lekkers kopen? Met mate.”

Bekostigt u extra’s, zoals telefoon en sport?
„Muziekles wordt door ons betaald, sport is niet aan de orde. Als ze naar de middelbare school gaan, krijgen ze een prepaidtelefoon voor een bepaald bedrag.

Wat hobby’s betreft betalen wij mee tot op bepaalde hoogte. Zo hebben wij de volière bekostigd, maar als onze zoon extra vogels wil, moet hij deze zelf kopen. Hetzelfde geldt voor visspullen: een hengel krijgen ze van ons, maar voor extra’s sparen ze zelf.

Een eigen laptop, spelcomputer of tablet krijgen ze niet en mogen ze ook niet van hun zakgeld kopen. We hebben een computer en een tablet waarop de kinderen beperkt spelletjes kunnen spelen.”

Waar loopt u tegen aan?
„Je wilt graag dat je kinderen een spaarcentje opbouwen. Als ze dan gemotiveerd zijn om te sparen, ben je al snel geneigd om dingen voor hen te betalen.”


Scholierenonderzoek 2013

„De huidige financiële situatie van jongeren is behoorlijk goed”, aldus Koop van het Nibud. Dat blijkt ten minste uit het meest recente onderzoek (mei 2013) van het instituut onder scholieren van 12 tot en met 18 jaar. „Ze hebben meer inkomsten dan uitgaven. Er komt 118 euro per maand binnen en er gaat gemiddeld 92 euro uit.” Bij het onderzoek uit 2011 gaven jongelui nog meer uit (113 euro) dan er binnenkwam (103 euro).

Het aandeel jongeren dat zakgeld krijgt, is 88 procent. Ook bij het eerste scholierenonderzoek in 1984 lag dat al rond dat percentage. Zo’n 42 procent heeft een bijbaantje. Ruim 40 procent van de ouders geeft speciaal kleedgeld. Van de jongeren die geen kleedgeld krijgen, betalen de ouders of een deel (23 procent) of alle (71 procent) kledingaankopen.

Sparen doet eveneens 88 procent van de jongeren. De meeste scholieren sparen een vast bedrag (52 procent); 30 procent spaart alleen een vast bedrag en 22 procent spaart daarnaast wat hij overhoudt. De helft van de sparende scholieren spaart minder dan 20 euro per maand en de helft meer dan 20 euro per maand.