Een halve week later, stromen de cijfers binnen. Tijdens toetsbesprekingen komen de discussievaardigheden van leerlingen ruimschoots aan bod. Als de toets discussievaardigheid – een proefwerk die we voor Nederlands hebben – op dat moment afgenomen zou worden, zou iedereen een tien halen.

Het discussiëren lijkt eigenlijk wel op de politiek. Links en rechts staan tegenover elkaar. Het voordeel van de politiek is dat er over het algemeen compromissen worden gesloten. Maar bij docenten bestaat het woord poldermodel tijdens besprekingen ‘ineens’ niet meer.

Ik haal alle argumenten uit de kast om aan te tonen dat mijn antwoord óók mogelijk is. Maar tevergeefs. „Dit is het antwoord”, en de discussie is beëindigd. Dit toont de ongelijke machtsverhouding tussen docent en leerling haarfijn aan. De docenten hebben de bevoorrechte positie om een antwoord af te wijzen. Het antwoordmodel geeft het enige juiste antwoord. Terwijl ik voor mijn antwoord zevenhonderd argumenten uit de kast moet halen, wat vervolgens met een zinnetje beëindigd kan worden. „Dit zegt het antwoordmodel.”

Ach, en ik weet ook wel, dat het voor docenten lastig is om besluiten te nemen. Tijdens toetsbesprekingen zou ik dolgraag de rol van de leraar overnemen en mijn antwoord goed rekenen. Maar alléén dan, want het idee om de hele dag les te geven aan brutale pubers, dat laat ik graag aan hen over. Misschien is die machtsverhouding toch zo verkeerd niet. Want af en toe een brutale leerling eruit sturen, die handelingsmogelijkheid geef ik ze graag. Nu hopen dat docenten de vaardigheid om open te staan voor verbreding en verdieping in het antwoordmodel ontwikkelen.

Ach, ik vergat het bijna, wat toetsen betreft, is er geen poldermodel mogelijk.