Dian Kiesbrink
Zij werkt nog geen jaar in het onderwijs en is nu in een situatie terecht komen waar geen enkele docent ervaring mee heeft. Op de middelbare school Pieter Zandt in Kampen werkt Dian Kiesbrink (23). Voor de corona-epidemie gaf zij vierentwintig uur per week les. Nu gaat het net even anders. Dian gaat vloggen om te laten zien hoe het ‘nieuwe’ onderwijs in de praktijk werkt.
„Het kost mij als beginnend docent al meer tijd om lessen voor te bereiden. Dat zal nu nog wel iets meer worden. De grote lijnen over hoe we dit gaan aanpakken staan al vast, maar dinsdag overleggen we met de kerndocenten over de precieze invulling. We moeten een manier gaan vinden hoe we contact krijgen met de leerlingen, zodat zij hun vragen kunnen stellen.”
Dian is niet bang dat leerlingen niet naar de lessen zullen kijken of de opdrachten niet maken. „Ik kan controleren of de scholieren het huiswerk gemaakt en ingeleverd hebben. Zo niet, dan zal er een consequentie aan zitten.”
Dorieke Kooistra
Een McDrive op school. Zo werd het fietsenhok voor de grap genoemd door de directeur van de school waar Dorieke Kooistra (24) werkt. De leerkrachten van de basisschool Christelijke Nationale School in Wouterswoude hebben voor elke leerling een pakket gemaakt en die op alfabetische volgorde klaar gelegd in het fietsenhok. Per gezin mocht één gezinslid de vuilniszakken op komen halen. „Ondertussen hadden wij een vergadering, maar we konden alles volgen”, zegt Dorieke. „Soms sjouwde een moeder met zes vuilniszakken. We zagen ouders foto’s maken en mensen met elkaar praten. De meesten minimaal een meter bij elkaar vandaan. We zeiden tegen elkaar: het geeft een saamhorigheidsgevoel; met z’n allen maken we er het beste van.”
Een pakket bestaat uit spullen voor de Bijbelles, rekenen, taal, spelling, schrijven, verkeer en voor de bovenbouw ook geschiedenis en aardrijkskunde. „Er waren ouders die erop zaten te wachten. Die vinden het fijn dat hun kinderen structuur krijgen in de dag doordat ze voor school bezig moeten zijn.” Voor de kleuters zijn de pakketten wat vrijblijvender, voor de oudere kinderen is er de dringende oproep om zoveel mogelijk het programma te volgen dat de docenten gemaakt hebben. „In het rooster kunnen ouders precies zien wat er per week per klas moet gebeuren. We snappen dat het niet hetzelfde gaat als op school, maar als het rooster zo goed mogelijk gevolgd wordt, lopen de kinderen niet heel erg achter als ze weer naar school komen.”
Dat het lesgeven de komende weken er anders uitziet, snapt iedereen, stelt Dorieke. Wat de precieze invulling wordt van de lessen, wacht ze nog af. „Als leerkrachten beantwoorden we elke dag van negen tot twaalf uur mailtjes van ouders en leerlingen die vragen hebben over de lesstof. Op de middagen denken wij als leerkrachten na hoe we de instructies voor de lessen invullen. Sturen we linkjes naar de ouders of gaan we zelf video’s opnemen?”
Arie Rijneveld
Een weekopening. Een overleg. Nog een overleg. En heel veel onzekerheid. „We leven van fase tot fase”, vertelt docent Arie Rijneveld (24). Hij geeft wiskunde aan 4-havo, 4- en 5-vwo op het Gomarus in Gorinchem.
„Maandag heb ik de studiewijzer aangevuld voor de komende drie weken.” Normaal gesproken óók de handleiding waarin de leerlingen kunnen zien welk huiswerk gepland staat. Daarin verandert niks. „Ik verwijs nu naar online uitlegvideo’s. Zonder uitleg zal de lesstof voor lang niet elke leerling duidelijk zijn bij mijn vak. Als leerlingen ergens tegenaan lopen, ze snappen een gedeelte van de stof niet of iets dergelijks, kunnen ze met vragen mailen. Docenten zijn de komende weken in ieder geval vaker online.”
Elke mentor krijgt de taak om wekelijks bij zijn leerlingen te kijken hoe het gaat. Doordat Arie zijn leerlingen niet ziet, denkt hij minder goed te weten hoe het met hen gaat. „Er ligt nu een belangrijke rol voor de ouders. De komende weken zijn we op elkaar aangewezen. We hebben elkaar nodig. Ouders, leerlingen en docenten. Als iedereen zijn best ervoor doet, dan gaat het slagen.”
Anike van de Pol
„Over het verloop van het virus ben ik onzeker, over mijn planning niet. Als de leerlingen weer op school komen, lopen ze als het goed is niet achter. Het is waarschijnlijk wel anders als dat je lesgeeft, dus het is even afwachten hoe ze het gaan doen. Maar ik heb het vertrouwen in mijn klassen dat het goed gaat komen.”
Op de middelbare school Van Lodenstein College in Amersfoort hing maandag een rare sfeer in de gangen. „Ik liep door de lege school en dacht bij mezelf, dit past niet. Een school hoort niet zonder leerlingen”, vertelt Anike van de Pol (21), docente Nederlands in de onderbouw. Maandag was er ‘gewoon’ een weekopening. „Om half tien waren we op school. Zoveel mogelijk collega’s moesten komen. Met elkaar hebben we wat gezongen en uit de Bijbel gelezen en vervolgens kregen we te horen wat het locatiemanagement had besproken.”
De lessen die voorbereid waren, vragen nu om een andere invulling. „Voor onze leerlingen is wat er in leerlingsysteem Magister staat, leidend. „Als ik iets van mijn scholieren gedaan wil krijgen, moet ik het daar plaatsen. De komende tijd volg ik mijn planning en soms wijk ik daar van af. Het moet behapbaar voor de leerlingen blijven. En leuk. Het is af en toe ook lekker als ze niet vanuit hun boek hoeven te werken. Zo moeten ze een keer een spannend verhaal schrijven; en een gedicht maken over hoe ze deze weken thuis ervaren.”
Hoe de komende weken gevuld zijn? Opdrachten controleren en nakijken en heel veel studeren. „Ik ben nog bezig met mijn opleiding, dus ik moet nu ook thuis aan de slag voor school. Ik houd van de afwisseling met school, werk en het contact met de leerlingen. Dat laatste ga ik het meeste missen.”
Anike gaat bloggen om te laten zien hoe het schoolleven van een docent er nu uitziet.