„Een gedrochtje” noemden de artsen Rik van den Noort, toen hij achttien jaar geleden ter wereld kwam in het ziekenhuis. „Spina bifida”, verklaart Rik dat doktersstempel. „Een paar van mijn ruggenwervels zijn niet dichtgegroeid. Terwijl door het ruggenmerg het centrale zenuwstelsel van een mens loopt. Die telefoonkabel is halverwege kapot. En onmogelijk te repareren. Dus ben ik vanaf mijn heup verlamd.”

Inmiddels zit het rauwe vlees–„een biefstuk”– dat op Riks rug lag bij zijn geboorte, dankzij een chirurgische ingreep ín de rug. Een pompje in Riks hoofd, boven zijn rechteroor, voorkomt dat hij een waterhoofd krijgt. En dus oogt de sportieve Rik allerminst als een gedrocht. Vier dagen in de week werkt hij in het magazijn en de winkel van een landbouwmechanisatiebedrijf. De vijfde dag volgt hij de opleiding tot verkoopspecialist aan het Hoornbeeck in Kampen. Op zaterdag zwemt hij graag. Of gaat hij hengelen aan de Kamperzeedijk. Zijn bovenlichaam traint hij in de sportschool. Armen als staalkabels zijn het gevolg van die sportieve verrichtingen.

Toen Rik een advertentie van Woord en Daad voor het sportevenement Sports for Others zag, ontdekte hij een mooie uitdaging. „Je kunt tijdens dat evenement 20 of 30 kilometer wandelen. Ik wilde voor 30 kilometer per rolstoel gaan, maar mijn omgeving raadde aan met 20 te beginnen.” Deze zaterdag rijdt hij met twee vrouwelijke rolstoelers een zelf uitgezette route in de omgeving van IJsselmuiden. „De route van het evenement bleek niet rolstoeltoegankelijk, dus moest ik creatief zijn.”

Rik twijfelt er niet aan of hij de twintig kilometer zal halen. „We gaan ’s ochtends gewoon vroeg weg en dan zien we wel hoe lang we er over doen.” Speciale voorbereidingen treft hij niet. „De afgelopen tijd ging ik regelmatig met mijn lopende vader trainen. Dan gaan we gelijk op.”

Met de opbrengst van de sponsorloop krijgen Ethiopiërs toegang tot schoon drinkwater. „Daar hebben ze het slechter dan ik”, vindt Rik. Al haast hij zich om te zeggen dat ook die Afrikaanse medemensen niet zielig zijn. „Zielig vind ik zo’n naar woord. Kleinerend. Je bent pas zielig als je echt niks meer kan, maar zolang je iets kan, moet je uit het leven halen wat er wel inzit.”

Rik kan niet lopen, maar verder is hij gewoon Rik, vindt hij. „Alleen omdat ik verlamd ben hoef je me echt niet zielig te vinden. Ik ben heel nuchter en heb er geen moeite mee dat ik niet kan lopen. Niemand kan alles. Ik kan weer dingen die de anderen niet kunnen.” Om dat te illustreren pakt hij zijn telefoon en toont een filmpje. Rik kan de trap in het winkelcentrum op, met rolstoel en al. Op armkracht. 

Jezelf en je eigen onmogelijkheden overwinnen, noemt Rik dat. „Daar word je een rijker mens van. Je zelfvertrouwen groeit. Dan ben je blij dat je mag leven en gezegend bent met alle dingen die je, met Gods hulp, kunt.”