Wie met Peter Vliem (20) uit Sassenheim over zijn huisdieren in gesprek gaat, raakt niet uitgepraat. Want kennis heeft hij, over salamandersoorten en salamanderverblijven. „Sommige soorten hebben een aquarium met water nodig, andere leven in een paludarium: een bak met een gedeelte water en een stuk land.”
Uitdaging
Maar Peter houdt zijn dieren niet vanwege de verblijven die erbij horen. Het gedrag van de kikkers en salamanders vindt hij veel interessanter. „Aan hoe een kikker zit, zie ik of hij binnen korte tijd zal wegspringen of dat hij voorlopig rustig op mijn hand zit. Bij salamanders is vooral de voortplanting interessant. Sommige soorten leggen om de paar maanden 150 tot 300 eieren. Die moet je snel weghalen, anders eten ze die zelf weer op. Andere salamanders leggen maar één keer per jaar eieren en dan alleen als het weer meewerkt. De tijgersalamander bijvoorbeeld moet drie maanden winterslaap houden in temperaturen rond het vriespunt. Als er daarna een regenbui komt waarbij de luchtdruk en de waterwaardes op een bepaalde manier veranderen, plant hij zich voort. Deze weersverschijnselen komen in Nederland bijna nooit voor. Maar ik zie het als een uitdaging om het voortplanten toch aan te moedigen.”
Hoeveel kikkes en salamanders lopen er boven rond. "Uhm, meer dan 200, maar dat valt wel mee hoor."
Peters amfibieënrijk groeide de afgelopen jaren niet alleen doordat hij het voortplanten stimuleerde, maar ook doordat hij nieuwe salamander- en kikkersoorten kocht. „Op een gegeven moment verhuisde mijn bureaustoel naar de schuur, want onder mijn bureau moesten nieuwe bakken staan. Nu slaap ik in een andere kamer en staan alle aquaria en terraria netjes in stellingkasten.” Hoeveel kikkers en salamanders lopen er boven dan wel niet rond? „Wacht, dan doe ik even mijn oren dicht”, roept Peters moeder. „Uhm, meer dan 200, maar dat valt wel mee hoor”, grijnst Peter. „Ze passen in 55 bakken. En ze eten dode muizen en levende kakkerlakken of krekels.” Dan tegen zijn moeder: „Het is alweer een tijd geleden dat er een krekel ontsnapte, eigenlijk.”
Ondersoorten
Hoog tijd voor een rondleiding in het amfibieënverblijf van huize Vliem. “Danger! Crocodiles”, staat er op een geel gevarenbord op de deur – een knipoog naar de salamanders in de kamer. „Gelukkig geven mijn dieren bijna geen overlast”, vertelt Peter terwijl hij de deur opent. „Het ruikt buiten de kamer niet naar amfibieën en je hoort de kikkers bijna nooit. Alleen de koraalteenboomkikker kan verschrikkelijk tekeergaan in de zomer. Maar die houdt nooit lang aan.”
Overal langs de muur staan keurige stellingkasten met doorzichtige opbergbakken. „Van Ikea en Blokker. In de hoge bakken zit water met soms een eiland van steen. In de lage bakken zit aarde met boomschors. De tijgersalamanders willen zich beschut voelen en de schorsstukken zorgen daarvoor.”
“Kassina maculata”, staat er op een kikkerbak. En “Ambystoma californiense” op het verblijf van een zwart-gele salamander. Peter kent alle Latijnse namen van zijn dieren uit zijn hoofd. „Van veel salamanders bestaat er niet eens een Nederlandse naam. Het zijn ondersoorten van een salamanderfamilie en soms staan die nog nergens beschreven. Salamanders leven een verborgen bestaan en er zijn maar weinig salamanderhobbyisten. We vertellen elkaar als hobbyisten de vindplaatsen van de dieren. De Ambystoma californiense komt natuurlijk uit Californië.”
"Weet je wat zo mooi is? Kijk, zijn feloranje buik."
Slang
Grote padden, kleine kikkers, lange tijgersalamanders, korte vuursalamanders. Peter weet over elk dier te vertellen. De grootste soort is niet meteen de mooiste voor Peter. Voorzichtig pakt hij een heel kleine salamander uit een aquarium. „Deze ziet er van boven saai zwart uit, hè. Maar weet je wat zo mooi is? Kijk, zijn feloranje buik.”
Veel later loopt Peter naar een andere stellingkast. „Deze salamander heb ik voor het laatst bewaard. Dat vind ik mijn meest spectaculaire soort. Het is de aalsalamander en het lijkt net een slang. Hij kan één meter twintig worden.” Met vaardige vingers zoekt Peter de kop van het dier. Vlak daarachter pakt hij hem beet. „Als hij een stuk vinger kan grijpen, scheurt hij die zo van je hand af.”
Tja, dat levert toch nog een vraag op. Want wat is er nou zo aantrekkelijk aan deze huisdieren? Je kunt ze toch niet aaien? „Misschien vind ik dat juist wel zo fijn”, lacht Peter. „Als je een hond hebt, moet je die ook uitlaten als je het even niets vindt. Bij salamanders ben je veel vrijer. Ze hebben wel je zorg, maar niet je aandacht nodig. Als ik een dag geen zin heb in mijn salamanders, dan laat ik ze gewoon voor wat ze zijn.” En dan verontschuldigend: „Nou ja..., ik loop wél dagelijks een controlerondje en eigenlijk wil ik ook iedere dag minstens één dierenfoto maken.” Lachend: „Je bent gek op salamanders of je bent het niet, hè.”
Dit artikel is eerder verschenen in het magazine Terdege, in een serie over jongeren en hun bijzondere huisdieren. Meer lezen over dit thema?
-Anna zou graag nog eens een twee meter lange leguaan aanschaffen.